Oriëntatie op Geschiedenis
samenvatting hoofdstuk 1 t/m 3
Samenvatting H1.1 Jager-
verzamelaars
De aboriginals zijn een voorbeeld van een jager-verzamelaars bestaansvorm. Ze
leven nog precies zoals de mensen in de prehistorie, met een duidelijke man-vrouw
rolverdeling. De man is jager, de vrouw verzamelaar. De man beschermt de vrouw en
de kinderen en moet daarom flexibel en mobiel zijn. Om deze reden draagt de vrouw
bijvoorbeeld alle huisraad.
Het is zinvol om naar de rolverdeling tussen man en vrouw te kijken in de prehistorie,
omdat sommige dingen hiervan nog steeds te herkennen zijn in de huidige
samenleving. Die manier van leven heeft de basis gelegd voor de sociale ordening en
taakverdeling zoals we die nu kennen.
De eerste mensen
Als je alle soorten mensachtigen meetelt, begint de geschiedenis van de mens zo’n
2.5 miljoen jaar geleden. Op dit moment kwamen de eerste mensachtigen voor in
Oost-Afrika. Als je echter kijkt naar de homo sapiens, begint de geschiedenis zo’n
200.000 jaar geleden, ook in Oost-Afrika. Vanuit daar verspreidde de mens zich over
de hele wereld: 120.000 jaar geleden het Midden-Oosten, 60.000 jaar geleden via
Azië en de Indonesische eilanden naar Australië, 45.000 jaar geleden Europa en rond
diezelfde tijd over de Bering Straat naar Amerika.
In de gebieden waar de moderne mens aankwam, woonden al mensachtigen:
neanderthalers. Onderzoek wijst uit dat de moderne mens deze verwanten
waarschijnlijk totaal heeft uitgemoord, maar ze hebben zich ook vermengd met
elkaar. Vanaf 30.000 jaar geleden waren de homo sapiens de enige mensensoort op
aarde.
Je kan de geschiedenis dus bekijken vanaf het ontstaan van de allereerste
mensachtigen in de wereld (2.5 milj. jaar geleden), vanaf de homo sapiens (30.000
jaar geleden), of vanaf het moment dat er geschreven bronnen waren. Prehistorie
betekent voorgeschiedenis, het is de periode die voorafging aan de eigenlijke
geschiedenis (deze gaat in vanaf het moment dat er geschreven bronnen zijn).
Prehistorische tijden
Op grond van opgravingen is de prehistorie ingedeeld in steentijd, bronstijd en
ijzertijd. Brons is 5000 jaar geleden uitgevonden, en hierom is de steentijd erg lang.
Dit bleek niet handig, ook doordat er in die periode grote veranderingen hebben
plaatsgevonden in de landbouw. De steentijd is daarom weer onderverdeeld in drie
tijden:
1. oude steentijd (paleolithicium) = tijd van jager-verzamelaars
2. middensteentijd (mesolithicium) = overgangstijd
3. nieuwe steentijd (neolithicium) = tijd van landbouwers
De verandering die plaatsvond was de ontwikkeling van de landbouw & de
vervanging van de nomadische jager-verzamelaarscultuur door een boerencultuur
met vaste woonplaatsen.
, De eerste landbouwculturen vind je in het Midden-Oosten (10.000 jaar geleden). In
Nederland is dat rond 5300 voor Christus, en in Australië leven bijv nog steeds
aboriginals. Deze verschillen in begin en einde van de oude en nieuwe steentijd
gelden ook voor het eindigen van de prehistorie. In Egypte ontstond het schrift rond
3000 v.C. In Noordwest-Europa is dit pas geïntroduceerd rond het begin van de
christelijke jaartelling.
In de prehistorie zijn geen concrete personen of gebeurtenissen te onderscheiden.
Wel kunnen we uit ongeschreven bronnen opmaken dat er bijvoorbeeld verschillende
typen gereedschap werden gebruikt, dat mensen een nomadisch bestaan leden, dat
diersoorten werden getemd, dat er verschil was in stand en dat er ook onderlinge
strijd was.
De klimaatsverandering (60.000 v.C.)
De prehistorie kende ingrijpende klimaatsveranderingen, die veroorzaakt werden
door natuurlijke omstandigheden. Bekend zijn de ijstijden (de laatste begon 60.000
jaar geleden en eindigde 12.000 jaar geleden). De gevolgen waren enorm,
landschappen veranderden compleet, en de mens pastte zich hier op aan.
Jagen en verzamelen
De jager-verzamelaars leidden geen gemakkelijk leven. Ze moesten kennis hebben
van het gebied waarin ze rondtrokken, want ze moesten weten waar water was, hoe,
wanneer en welke dieren er waar doorheen trokken en ze moesten kennis hebben
van seizoenen. Ze moesten eetbare planten kennen en weten wanneer die groeiden
en waar en ze moesten vuursteen kunnen vinden voor hun werktuigen. Daarnaast
moesten ze goed en met veel mensen samenwerken om grote prooien te kunnen
vangen met de eenvoudige wapens waarover ze beschikten.
Je kan je afvragen waarom de mens zoveel moeite deed voor het vangen van
voedsel, en niet gewoon al hun eten bij elkaar verzamelden. Een theorie zegt dat
doordat de mens hun eten kookten (dit wordt makkelijker verteerd in je lichaam) en
ze niet alleen planten maar ook vlees aten (voor vlees is een korter
spijsverteringskanaal nodig), werd hun spijsverteringskanaal korter. Hierdoor was er
meer energie over voor de hersenen, die zo konden groeien. De homo sapien heeft 5
keer zoveel hersenvolume als je zou verwachten.
In sommige klimaten werd meer verzameld dan in andere. In tropische en gematigde
streken was het grootste deel van het eten verzameld. In koudere streken werd er
meer gejaagd.
Nomadisch leven en rolpatronen
Tot het einde van de middensteentijd waren menselijke nederzettingen van tijdelijke
aard.
Een groot kamp kan een plaats geweest zijn voor mensen om bijeen te komen voor
rituelen, huwelijksmarkt, handel. De grote van een kamp kan echter bedriegelijk zijn,
en betekenen dat er veel mensen tegelijkertijd verbleven, er mensen herhaaldelijk
terug kwamen, of dat het langdurig gebruikt werd.
Er zijn verschillende vormen van nomadisch leven. Sommigen trokken verder zodra
de bestaansmiddelen in dat gebied uitgeput waren, anderen hadden een soort
permanent basiskamp met kleinere kampjes met een bijzondere functie.
Er was een rolverdeling tussen man en vrouw, die gebaseerd was op het feit dat
mannen gemiddeld meer spierkracht hebben dan vrouwen, en niet belemmerd
worden door zwangerschap o.i.d. Daarnaast zie je in alle primaten dat hoe sterker het
individu, hoe meer zeggenschap en macht die heeft. Als een man een succesvol
jager was, kreeg hij ook meer aanzien, etc.
, Kunst en symbolisch denken
Jager-verzamelaars maakten ook dingen met een symbolische betekenis, zoals
afbeeldingen van vrouwen en jachtwild, en grotschilderingen. Deze kunstuitingen
komen meestal uit het laatste deel van de oude steentijd (maximaal 30.000 jaar oud)
en hadden waarschijnlijk als doel om te zorgen dat er voldoende jachtwild was en dat
vrouwen vruchtbaar waren etc.
Dood en hiernamaals
De vroegste mens liet zijn doden achter, net als dieren. Maar de homo sapiens begon
zijn lijken te begraven, en sommigen eervoller dan anderen. Sommigen kregen
bepaalde dingen mee (sieraden, gebruiksvoorwerpen, kleding) en er werd bij het
grafritueel rode kleurstof gebruikt (wellicht om de dode een meer ‘levende’ aanblik te
geven). Dit alles wijst op een geloof in het hiernamaals. Ook kwam er kannibalisme
voor, waarschijnlijk omdat men geloofde dat je zo de levenskracht van de de
overledene kon toe-eigenen.
De Chauvet-grot
In 1994 ontdekt in de Franse Ardèche. De tekeningen worden geschat op 31.000 jaar,
en daarmee de oudste grotkunst. Hier werden tekeningen gemaakt van allerlei
soorten dieren, ook dieren die niet tot jachtwild behoorden. Er waren talloze
handafdrukken achter gelaten op de muren, en het was waarschijnlijk een plek voor
rituele handelingen.
Hoorcollege oriëntatie op geschiedenis
7 september
De tijd van jagers en boeren (tot 3000 v. Chr.)
Kenmerkende Aspecten:
1. de levenswijze van jager-verzamelaars
2. het ontstaan van landbouwsamenlevingen
3. het ontstaan van steden
Deze tijd kan je op verschillende manieren onderverdelen: