Inleiding internationaal recht
Woensdag 13 december tentamen 12:45- 15:15
Aflevering 1, blok A
Ieder land heeft een eigen rechtsstelsel. Er is ook een rechtsstelsel dat de
verhoudingen tussen landen inkadert en reguleert. Dit noem je het internationaal
recht.
Aflevering 1, blok B
Internationaal publiekrecht gaat over regels die zien op gemeenschappelijke
overkoepelende belangen die we aan overheden hebben toevertrouwd. Bijvoorbeeld
vrede, veiligheid, milieu en gezondheid.
ƒ de publieke zaak
Ius gentium het recht van de volkeren
Het Europees recht is oorspronkelijk begonnen als een vorm van internationaal recht.
Unieke eigenschappen
1. Directe werking
2. Voorrang
3. Een goed functionerend wetgevend apparaat
4. Direct verkozen parlement
De Europese unie heeft constitutionele/ quasi-federale trekken gekregen. Het
Europese Unierecht is slechts relevant voor 27 landen. Internationaal recht is voor
alle landen belangrijk.
Aflevering 1, blok C
Specifieke kenmerken internationaal publiekrecht
1. ‘’Horizontaal’’ domein: dit betekent op het wereldtoneel zijn het in beginsel
vooral staten die de dienst uitmaken en het met elkaar moeten rooien. Er
bestaat geen wereldregering, of een andere vorm van krachtens centraal
gezag.
2. Landen moeten dus met elkaar zelf toezien op de naleving van
internationale regels: handhaving van internationaal recht kan soms een
probleem zijn, bijvoorbeeld als de regels worden geschonden door een land.
3. Getrouwe naleving van afspraken: behalve dat staten elkaar op de vingers
tikken, is er ook een belangrijke rol voor internationale organisaties. Zij
moeten ook zorgen voor een vorm van controle en zorgen ervoor dat staten
op elkaar kunnen blijven letten. Ze brengen ook onder de aandacht als
bepaalde regels niet goed worden nageleefd.
4. Internationale rechtscolleges: Internationaal Gerechtshof, Internationaal
Strafhof, allerlei tribunalen. Deze afdeling is mogelijk via de rechterlijke
instanties in een bepaald land.
5. ‘’Verticale’’ verhoudingen: als je kijkt naar de internationale organisaties,
dan is het zo dat de meeste daarvan nog altijd zijn ingericht via een
intergouvernementele methode. Ze zijn horizontaal ingericht en ze gaan uit
van volstrekte gelijkheid van alle deelnemende staten. Als je de regels wil
afdwingen dan is dat iets wat aan de deelnemers zelf blijft en beslissingen
gaan via unanimiteit. Er zijn hier en daar ook supranationale organisaties, dit
zijn meer verticale systemen. Bijvoorbeeld de Europese Unie, er is een
effectiever handhaving mechanismen, waarbij bijvoorbeeld de Europese
, Commissie regels kan afdwingen ten opzichte van de lidstaten. Ze streven
naar verdergaande integratie, besluiten kunnen worden genomen zonder dat
iedereen het ermee eens is. Op deze manier kan er indien nodig over het
hoofd van staten heen een besluit genomen worden.
6. Bijzondere rechtsbronnen: Gewoonterecht, verdragen, besluiten van
internationale organisaties en algemene rechtsbeginselen.
Oefententamenvraag hoorcollege 1
Het internationaal recht, zoals we dat in het eerstejaars vak bestuderen, heet voluit
‘internationaal publiekrecht’. Noem drie internationale publieke belangen die door dit
rechtsgebied worden bestreken, en geef voor elk een passend voorbeeld van
internationaalrechtelijke regels of organisaties die aanwezig zijn op die gebieden.
1. Vrede/ veiligheid VN, Handvest (internationaal verdrag dat de belangrijkste
beginselen van de internationale betrekkingen vastlegt)
2. Mondiale volksgezondheid WHO (gespecialiseerde organisatie van de
Verenigde Naties die een sturende en coördinerende rol heeft op het gebied
van gezondheid en welzijn)
3. Milieu en klimaat akkoord van Parijs (doel van het akkoord is om de
opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder 2 graden Celsium)
Lovis Henkin
Hoogleraar Comlubia, Henkin stelde vast dat staten het internationaal recht naleven.
Intergouvernementeel
De meeste internationale organisaties zijn op deze manier georganiseerd.
Kenmerk is een meer ‘horizontale’ opzet
Dit betekent bijvoorbeeld dat besluiten normaliter alleen bij unanimiteit kunnen
worden genomen
Van bindende wetgeving is zelden sprake. Er kan niks worden opgelegd waar
je je per se aan moet houden.
Als er al sprake is van een rechtscollege, dan geldt een ‘opt-in’- systeem
Supranationaal
Dit soort organisaties is zeldzaam, maar sinds de tweede helft van de 20 e
eeuw wel in opkomst
Kenmerk is een meer ‘verticale’ opzet
Dit betekent o.a. dat besluiten bij meerderheid kunnen worden genomen
Er is sprake van bindende wetgeving die ook effectief kan worden
afgedwongen
Een rechtscollege zal werken op basis van verplichte jurisdictie
Aflevering 2, blok A
De internationale rechtsorde is onduidelijk op het gebied van rechtsbronnen. In het
volkenrecht is er geen centraal gezag, dus geen echte ‘wetgevende macht’.
Positivistische blik kijken naar het geldend recht. Dit betekent dat vooral allerlei
morrelen en filosofische beginselen/benaderingen buiten beschouwing worden
gelaten. Er wordt ook niet gekeken naar wat de concrete politieke belangen zijn of
wat actoren in het internationale recht zouden moeten doen vanuit een of ander
religieus beginsel.
,Hoe ontstaan regels van het internationale recht?
Recht is een abstract concept wat je niet kan zien, aanraken of vastpakken. Het recht
is een van de machtigste scheppingen van de menselijke geest.
1. Staten:
- Internationale regels worden gevormd door staten bijvoorbeeld door middel
van verdragen.
- Staten kunnen ook zorgen voor de vorming van gewoonterecht.
2. Internationale organisaties vormen ook regels van internationaal recht
- VN, WTO, ILO
- Niet-gouvernementele organisaties
- (inter)nationale vakbonden
- Rode Kruis
3. Internationale tribunalen (hebben relatief wat minder gewicht)
- Internationaal Gerechtshof
- Internationaal Strafhof
- Internationaal zeerechttribunaal
Wie zijn er gebonden aan het internationale recht?
Klassieke uitgangspunt = staten alleen gebonden als ze ermee instemmen.
Ius cogens = dwingend recht, algemeen verbindende voorschriften waar niemand
van mag afwijken. Bijvoorbeeld verbod op foltering, genocide en slavernij. Zie
Belgium VS Senegal.
Aflevering 2, blok B
De belangrijkste bronnen van het internationale recht Art. 38 Statuut
Internationaal Gerechtshof: Het Internationaal Gerechtshof is het belangrijkste
internationale rechtscollege verbonden aan de Verenigde Naties. Document wat
maar liefst 75 jaar oud is. Missende rechtsbron besluiten van internationale
organisaties.
1. Gewoonterecht: in de meeste nationale rechtsstelsel is gewoonterecht niet
meer heel belangrijk. Bijvoorbeeld staatsrechtelijk gewoonterecht
(vertrouwensregel). Bij het internationale recht is veel meer gewoonterecht
aanwezig. Wanneer is er sprake van gewoonterecht? Gewoonte of gebruik
(algemene praktijk) = een specifieke manier waarop een staat zich gedurende
een bepaalde tijd gedraagt (usus = gebruik) + overtuiging dat het om recht
gaat, het moet dus bindende kracht hebben (opinio juris =
rechtsovertuiging).
2. Verdragen: internationale regels tussen staten, ze zijn bijvoorbeeld
gecodificeerd in het verdrag van Wenen. Er zijn regels van gewoonterecht die
later zijn gecodificeerd, hier kunnen wel verschillen zijn ontstaan. Er zijn meer
dan 200.000 verdragen in werking. Nederland is ongeveer deel van 7000
verdragen. Jaarlijks sluit Nederland ongeveer 100 verdragen. Verdragen zijn
prettig omdat bepalingen duidelijk zijn opgeschreven en dit dient de
rechtszekerheid ook vanwege de transparantie.
3. Besluiten van internationale rechtsbeginselen: Denk bijvoorbeeld aan
resoluties van de VN-veiligheidsrecht of de gezondheidsorganisatie
(international health regulations) of conventies van de international labour
organization.
, 4. Algemene rechtsbeginselen: bijvoorbeeld als een staat het recht schendt
die staat ook verplicht is om die schending ongedaan te maken of daarvoor
boete te doen (schadevergoeding). Consequenties aanvaarden dat je het
recht hebt geschonden. Proportionaliteit (oorlogvoering) = je mag geen
onnodige schade aanrichten met je gebruikte wapens en tactieken.
5. Internationale tribunalen (is geen belangrijke rechtsbron maar een
subsidiaire rechtsbron, ze dragen wel bij, maar in mindere mate)
Bijzondere rechtsbetrekkingen pagina 137 boek
1. Regionaal gewoonterecht: als een bepaalde praktijk en rechtsovertuiging
niet wereldwijd maar slechts in een bepaalde regio worden gevolgd, kan
regionaal gewoonterecht ontstaan.
2. Persistent objectors: een staat kan zich onttrekken aan de vorming van een
regel van algemeen gewoonterecht door, gedurende de periode waarin deze
regel zich ontwikkelt, regelmatig te kennen te geven dat hij deze regel niet als
gewoonterecht aanvaardt. Deze staat wordt dan aangeduid als een ‘persistent
objector’. Als de nieuwe regel eenmaal tot stand is gekomen, kan deze niet
aan de protesterende staat worden tegengeworpen. Dit beginsel maakt het
mogelijk om theoretisch de vorming van gewoonterecht te baseren op de wil
van staten.
3. Bilaterale rechtsbetrekkingen: in de periode dat de stand van
gewoonterecht onzeker is, kan de inhoud onbepaald blijven en dan kunnen
staten onderling aanvaarde regels afstemmen. Het is onduidelijk of deze
praktijk na de vorming van gewoonterecht nog bestaat.
Let op! Niet alle landen zijn lid bij het Verdragenverdrag. Aangezien de belangrijkste
bepalingen van het Verdragenverdrag ook tot het gewoonterecht behoren, zijn deze
toch voor alle staten verbindend! In Nederland kan de rechter in beginsel zowel
gewoonterecht als verdragsrecht toepassen, maar alleen verdragsrecht kan een
formele wet opzijzetten. Dit komt door onze normenhiërarchie.
Besluiten van internationale organisaties
Besluiten van internationale organisaties vallen uiteen in bindende en niet-bindende
besluiten (aanbevelingen). Of een organisatie bevoegd is om bindende besluiten te
nemen wordt in beginsel bij het verdrag waarmee zij tot stand komen bepaald, het
verdrag dient dan uitdrukkelijk in deze bevoegdheid te voorzien. Niet-bindende
besluiten kunnen daarnaast relevant zijn voor de vorming van gewoonterecht
Totstandkoming
De procedure voor totstandkoming van deze besluiten is vastgelegd in
oprichtingsverdragen van internationale organisaties of het is ontwikkeld in de
praktijk van de organisatie. Er zijn globaal drie typen van besluitvorming te
onderscheiden:
1. Unanimiteit: instemming van alle leden van de organisatie vereist.
2. Consensus: na onderhandleingen wordt vastgesteld dat alle leden met een
besluit kunnen leven en zich niet verzetten, maar ook niet uitdrukkelijk
instemmen.
3. Meerderheid van stemmen: dit kan bij enkelvoudige meerderheid (51-49) of
gekwalificeerde meerderheid (minimaal 65% bijvoorbeeld)