Ontwikkelingspsychologie samenvattingen boek deeltentamen 1 (H1, 2, 3,
4, 5, 6, 7, 9, 13)
Hoofdstuk 1 – ontwikkelingspsychologie: thema’s en contexten
Ontwikkelingspsychologie: proberen te identificeren en beschrijven
van veranderingen en de processen die onderliggend zijn aan de
verandering bloot te leggen. Dit alles om te begrijpen hoe en
waarom ze gebeuren in het cognitief denken van het individu,
emotionele en sociale capaciteiten en gedrag.
1. Het beschrijven van veranderingen in het geobserveerde gedrag
van een kind.
2. Blootleggen van de processen die onderliggend zijn aan
veranderingen.
Origines van gedrag: de invloeden van overerving en omgeving
Empirisme= het idee dat ontwikkeling allereerst bepaald wordt door
invloed van de omgeving. Nativisme= het idee dat ontwikkeling
allereerst bepaald wordt door geërfde factoren (bv. Genen).
Samenwerken van zowel invloed genen als omgeving (nature vs
nurture)
Het beschrijven van ontwikkelingsverandering: continuïteit vs
discontinuïteit
Beschrijven van patronen van ontwikkelingsverandering: 2 basis
patronen:
1) continue ontwikkeling: patroon van ontwikkeling waarbij
vaardigheden geleidelijk veranderen op een soepele manier. Een
nieuwe gebeurtenis bouwt voort op eerdere. Het gaat op een
cumulatieve of kwantitatieve manier, zonder onderbrekende
perioden, van de ene naar de andere periode. (Zie a).
2) discontinue ontwikkeling: patroon van ontwikkeling waarbij
veranderingen opeens gebeuren, wat resulteert in kwalitatief
verschillende perioden. (Zie b).
(Zie c in bovenstaand plaatje), bv. Siegler’s overlappende golven
model, suggestie dat ontwikkeling vooral continue gebeurt, maar
, vaak kunnen er ook specifieke kwalitatieve veranderingen
voorkomen.
Kritieke en sensitieve perioden
Kritieke periode= periode van ontwikkeling (leeftijd) waarbij
specifieke ervaringen kritiek zijn voor de ontwikkeling, om die op een
bepaalde manier te laten verlopen.
Sensitieve periode= periode van ontwikkeling (leeftijd) waarbij
bepaalde ervaring belangrijk is voor typische ontwikkeling. Als deze
ervaringen niet gebeuren tijdens de sensitieve periode, kan het zijn
dat typische ontwikkeling alsnog voorkomt.
Domein-algemeen of domein-specifieke ontwikkeling
Domein-algemene ontwikkeling= het idee dat ontwikkelingen een
impact kunnen hebben op andere vermogens. Piaget was een
voorstander van dit idee.
Domein-specifieke ontwikkeling= het idee dat ontwikkeling van
verschillende vaardigheden onafhankelijk gebeurt (gescheiden) en
weinig impact heeft op vaardigheden in andere domeinen.
Locus van ontwikkelingsverandering
Levels van verklaringen= de manier waarop men psychologische
vermogens (en de ontwikkeling ervan) beschrijft. Dat kan biologisch,
sociaal of emotioneel zijn.
Veel ontwikkelingspsychologen hebben een interactionistische kijk
aangenomen, waarbij wordt gekeken naar de rol van het individu en
de contextuele factoren.
Onderzoek close-up: Engelse en Roemeense adoptieproject, significantie
van een vroege deprivatie (=tekort aan iets)
Project ERA, Roemeense geadopteerde kinderen die opgroeien in de
UK. De kinderen hadden allemaal met deprivatie te maken gehad.
Kinderen die voordat ze 6 maanden werden waren geadopteerd
weken niet af van de ‘normale’ Engelse kinderen, maar na de 6
maanden, en vooral nadat een kind 2 jaar was wanneer het werd
geadopteerd, verging het slechter. Hun cognitieve uitkomsten waren
veel lager, alhoewel dat rond de leeftijd van 11 wel een minder groot
, verschil werd. Dit laat het belang zien van durende deprivatie tijdens
de vroege jaren. Cultuur beïnvloedt ook ontwikkeling, ook door
verschillende contextuele factoren.
Het ecologische perspectief
Ecologisch perspectief= benadrukt het belang van niet alleen het
begrijpen van relaties tussen organismen en verschillende
omgevingssystemen, maar ook de relaties tussen zulke systemen.
Bronfenbrenner, bepleiter ecologisch perspectief, theoretisch frame
die de lagen van contextuele en omgevingssystemen beschrijft, die
impact hebben op kinderontwikkeling.
Microsysteem, is de omgeving waarin een kind leeft en interacteert
met de mensen en de instituties die het dichtstbij zijn.
Mesosysteem, gaat om inter relaties tussen de componenten van
het microsysteem (ouders interacteren met leraren en het
schoolsysteem, familie en vrienden houden contact met een
religieuze institutie).
Exosysteem, bestaat uit instellingen die het leven van een kind
raken en groots indirect beïnvloeden (bv het werk van een ouder).
Macrosysteem, representatie van ideologische en institutionele
patronen van een bepaalde (sub)cultuur.
Deze 4 systemen veranderen met de tijd, een proces dat
Bronfenbrenner refereert als het chronosysteem.
Het levensspanne perspectief
Levensspanne
perspectief= kijk op
ontwikkeling als een
proces die doorgaat door
de levenscirkel, van
jeugd tot volwassenheid
en naar een oude
leeftijd.
Heeft ook betrekking tot
historische factoren die
psychologische
ontwikkeling kunnen
beïnvloeden. Fenomeen
heet age cohert effect:
age cohert= mensen
geboren in dezelfde
generatie. Bv mensen die
in een bepaalde
historische periode zijn
geboren.
, Hoofdstuk 2- theorieën in ontwikkelingspsychologie
De rol van theorieën in ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingstheorieën doen 2 belangrijke dingen: 1. Helpen van
organiseren en integreren van bestaande informatie in
samenhangende, interessante en plausibele verslagen van hoe
kinderen ontwikkelen. 2. Het genereren van toetsbare hypotheses en
voorspellingen over kindergedrag.
Origines van gedachten over menselijke ontwikkeling
Locke, Berkeley en Hume dachten dat als een baby geboren wordt,
ze als een Tabula Rasa worden geboren, dat is met een schone lei.
Rationalistische filosofen (Leibniz, Descartes) dachten dat de geest
een soort orde oplegt op de omgeving, om het te begrijpen.
James: empiristisch standpunt. Ook hij denkt: baby wordt geboren
met schone lei.
Behaviorisme en maturationism in de vroege 20ste eeuw - Behaviorisme
Watson, Thorndike, Skinner, Pavlov. Behaviorisme= nadruk op de rol
van leren in menselijk gedrag en het proberen te beschrijven van
gedrag in zulke termen.