Begeleiden van kinderen en
jongeren
Handelingsplan Finn
Bron: Nationale beeldbank
Voorletters en naam: Helena
Studentnummer:
Datum: 26 Februari 2018
Naam Opleiding: NCOI HBO Kinderpsychologie
Naam module: Begeleiden van kinderen en jongeren
Naam docent: Sjaak Baart
, Voorwoord
Mijn naam is Helena. Ik ben vanaf mei 2012 werkzaam als leerkracht. Sinds februari 2017 ben ik gestart met
de opleiding Kinderpsychologie bij de NCOI te Utrecht.
Voor u ligt mijn eindopdracht van de module “Begeleiden van kinderen en jongeren”. Ter afsluiting van de
module heb ik op basis van een casus vanuit mijn werksituatie een handelingsplan geschreven. De plancyclus,
zoals deze beschreven staat in het boek: De plancyclus voor het sociaal agogisch werk van Britt Fontaine, heb
ik in deze eindopdracht als leidraad gebruikt.
Mijn docent van de NCOI, Sjaak Baart, wil ik bedanken. Hij wist de theorie en de praktijk op een goede manier
aan elkaar te koppelen. Hij stond steeds voor mij klaar om mijn vragen te beantwoorden, zodat ik verder kon
met het uitwerken van de eindopdracht. Ook mijn collega S. wil ik bedanken. Zij heeft mij steeds ondersteund
bij de uitwerking van de opdracht. Ik heb met haar op effectieve wijze kunnen sparren over de invulling van het
handelingsplan.
Tot slot wil ik mijn man en kinderen bedanken. Hun motiverende woorden hebben mij geholpen deze
eindopdracht tot een goed einde te brengen.
Ik wens u veel leesplezier toe.
, Samenvatting
Voor deze eindopdracht voor de module “Begeleiden van kinderen en jongeren” is een handelingsplan voor
Finn opgesteld. Als basismethodiek is de plancyclus voor sociaal agogisch werk gehanteerd.
Probleemdefinitie
Finn vertoont dagelijks, binnen diverse contexten (school, thuis, oppas), oppositioneel en explosief gedrag.
Betrokkenen maken zich ernstig zorgen over het welbevinden van Finn, de omgang met leeftijdsgenoten, zijn
emotieregulatie, het reguleren van aandacht en gedrag, zijn blokkades/frustraties tijdens werksituaties, zijn
grote wil om alles goed te doen, zijn bewegingsonrust, het zich niet begrepen voelen en de verstoorde rust
binnen de thuis- en schoolsituatie. Nader onderzoek is nodig om meer zicht te krijgen op de oorzaak van de
ontstane problematiek om vervolgens op zoek te gaan naar passende handelingsadviezen.
Onderzochte hypothesen en conclusies
Op basis van de probleemdefinitie zijn onderstaande hypothesen onderzocht en zijn er conclusies getrokken:
Hypothese 1 (aangenomen): Finn laat dit gedrag zien, omdat er sprake is van ADHD.
Conclusie: Er zijn voldoende aanwijzingen om de volgende DSM-5 classificatie toe te kennen: 314.000
ADHD: Aandachtsdeficiëntie- hyperactiviteitsstoornis, gecombineerde type.
Hypothese 2 (aangenomen): Finn laat dit gedrag zien, omdat zijn intelligentieprofiel disharmonisch is
opgebouwd.
Conclusie: De uitslag van de WISC III NL laat zien dat het intelligentieniveau zeer disharmonisch is
opgebouwd. Finn is veel sterker in het verbaal beantwoorden van gestelde vragen als in het praktisch
handelend oplossen van problemen (VIQ 117, PIQ 88, TIQ 103). De beschrijvende observatie heeft
waardevolle informatie opgeleverd voor de manier waarop Finn reageert op verschillende soorten taken.
Hypothese 3 (aangenomen): Finn laat dit gedrag zien, omdat zijn welbevinden slecht is en hij zich
onvoldoende competent voelt.
Conclusie: Uit de intake met ouders, de CBCL, de CBS-K, de participerende observaties en gesprekken
blijkt dat er zorgen zijn rondom Finns welbevinden. Finn voelt zich minder competent t.a.v. de schoolse
vaardigheden, het sociaal aanvaard zijn, zijn gedragshouding en gevoel van eigenwaarde. Hij is voldoende
tevreden over zijn sportieve vaardigheden en fysieke verschijning.
Hypothese 4 (aangenomen): Finn laat dit gedrag zien, omdat hij onvoldoende in staat is om zijn aandacht
te reguleren.
Conclusie: De uitslag van Tea-ch geeft aan dat Finn op moeilijk lerend/laaggemiddeld niveau scoort op de
onderdelen: selectieve aandacht, volgehouden aandacht, aandachtscontrole/switchen en responsinhibitie.
Vanuit de participerende observatie en time sampling wordt zichtbaar dat er sprake is van aanhoudende
bewegingsonrust, storend gedrag naar medeleerlingen/leerkracht en weinig taakgericht gedrag.
Hypothese 5 (aangenomen): Finn laat dit gedrag zien, omdat zijn sociaal inzicht onvoldoende is ontwikkeld.
Conclusie: De TOMtest meet drie stadia waarlangs de theory-of-mind zich bevindt. Finn presteert goed op
niveau 1 (voorlopers van TOM). Finn kan emoties herkennen en doen alsof. Op niveau 2 (eerste
manifestatie van TOM) kan Finn wel emoties herkennen, maar niet altijd precies aangeven waarom iemand
die emotie heeft. Hij vindt het moeilijk te snappen dat iemand anders over een situatie kan denken dan
hijzelf. Het hoogste niveau van TOM (het denken over denken) heeft Finn nog niet bereikt.
Hypothese 6 (aangenomen, maar wordt in dit handelingsplan niet verder onderzocht; is bevestigd door de
speltherapeut): Finn laat dit gedrag zien, omdat zijn sociaal netwerk klein is.
Handelingsdoelen
Op basis van bovenstaande gegevens zijn handelingsdoelen opgesteld:
1. ADHD: Finn, zijn ouders en leerkracht hebben zicht op de mogelijkheden en beperkingen van Finn
voortkomend vanuit zijn ADHDproblematiek.
2. Emotieregulatie: Finn, zijn ouders en leerkracht hebben inzicht in het ontstaan van boosheid/uitbarstingen,
weten hoe te handelen in deze situatie en signaleren dat het aantal uitbarstingen verminderd.
3. Intelligentie: De leerkracht heeft zicht op de sterke en minder sterke punten vanuit het intelligentieprofiel
en biedt een passend lesaanbod aan.
4. Welbevinden: Finn zit lekker in zijn vel en toont een ontspannen houding.
5. Competentie: Finn heeft vertrouwen in zijn eigen kunnen ten aanzien van de uitvoering van de schoolse
taken en de sociale vaardigheden.
6. Aandachtsregulatie: Finn kan zijn aandacht gedurende 10 minuten richten op zijn taak.
7. Sociaal inzicht: Finn krijgt inzicht in sociale interacties en ervaart positieve contactmomenten met
klasgenoten.
Werkplan Er is een concreet werkplan opgesteld waarin beschreven staat wie, wat, waar en wanneer gaat
doen t.a.v. bovenstaande doelen en tussendoelen. Tevens is beschreven welke middelen er nodig zijn om de
doelen uit te voeren en door wie en wanneer de evaluatie plaatsvindt.