White-‐Collar
Crime:
An
Opportunity
Perspective
–
Michael
L.
Bensen
&
Sally
S.
Simpson
(2018)
J.T.
Rakké
Hoofdstuk
1:
Wat
is
witteboordencriminaliteit?
Iedereen
kan
het
slachtoffer
worden
van
frauduleuze
praktijken
omdat
we
soms
simpelweg
een
expert
moeten
vertrouwen.
Denk
bijvoorbeeld
aan
het
kopen
van
een
huis
met
behulp
van
een
financieel
adviseur
of
een
bezoek
aan
de
dokter.
We
gaan
ervan
uit
dat
zij
eerlijk
tegen
ons
zijn,
maar
de
financieel
adviseur
kan
een
slechte
lening
aanbieden
en
een
dokter
kan
je
onnodig
doorverwijzen
waardoor
de
medische
kosten
enorm
oplopen.
Beiden
voorbeelden
illustreren
voorbeelden
van
vormen
van
fraude.
In
beide
gevallen
gebruikt
een
professional
namelijk
zijn
of
haar
kennis
en
expertise
om
gebruik
te
maken
van
iemand.
Dit
laat
zien
dat
in
elk
beroep
fraude
voor
kan
komen.
Fraude
is
een
van
de
meest
voorkomende
vormen
van
witteboordencriminaliteit,
maar
er
bestaan
nog
veel
meer
vormen
zoals
het
schenden
van
de
milieuwetten,
uitbuiting
van
werknemers,
schending
van
veiligheidsregels
etc.
In
tegenstelling
tot
de
gegeven
voorbeelden
is
er
bij
deze
vormen
geen
sprake
van
direct
contact
tussen
de
dader
en
het
slachtoffer.
Ondanks
dat
de
term
vrij
nieuw
klinkt,
bestaat
witteboordencriminaliteit
al
eeuwen.
De
geschiedenis
van
witteboordencriminaliteit
Al
in
de
tijd
van
de
Grieken
bestonden
er
vormen
van
witteboordencriminaliteit.
Het
stelen
van
overheidsgelden
voor
eigen
gewin
was
toen
reeds
strafbaar
gesteld.
Ook
in
de
middeleeuwen
was
het
al
verboden
om
grote
partijen
van
bijvoorbeeld
vlees
op
te
kopen
om
vervolgens
te
verkopen
met
monopolie
prijzen.
In
de
jaren
’20
sprak
Edward
Ross
zich
al
uit
over
machtige
ondernemers
die
hun
werknemers
uitbuitte
om
zo
hun
winsten
te
maximaliseren
terwijl
ze
zich
voordeden
als
respectabele
burgers.
Definitie
van
witteboordencriminaliteit
Sutherland
heeft
meerdere
betekenissen
gegeven
aan
zijn
term
witteboordencriminaliteit,
maar
zijn
meest
bekende
luidt:
“as
a
crime
committed
by
a
person
of
respectability
and
high
social
status
in
the
course
of
its
occupation”.
Hij
vulde
deze
later
aan
met
het
stellen
dat
het
om
een
“person
with
high
socio-‐economic
status
who
violates
the
laws
designed
to
regulate
his
occupational
activities’’
moet
gaan.
Kortom,
zowel
de
status
van
de
actor
als
zijn
beroepsmatige
uitoefening
van
de
handeling
bepalen
of
een
illegale
handeling
witteboordencriminaliteit
is
of
niet.
De
definitie
van
Sutherland
kreeg
veel
kritiek.
Twee
punten
van
kritiek
waren:
1. Een
eerste
punt
van
kritiek
was
het
feit
dat
Sutherland
handelingen
als
‘crimineel’
aanduidde
terwijl
ze
niet
in
het
Wetboek
van
Strafrecht
stonden,
maar
bijvoorbeeld
in
het
bestuursrecht
of
civielrecht.
Volgens
Sutherland
kon
dit
wel
omdat
het
vaak
over
zeer
gelijkende
criminele
daden
gaat;
2. Een
tweede
punt
van
kritiek
was
dat
de
sociale
status
van
de
dader
kenmerkend
moest
zijn
voor
witteboordencriminaliteit.
Sutherland
betrok
deze
‘respectabele’
en
hoge
status
juist
om
de
aandacht
te
leggen
op
criminaliteit
van
ondernemingen.
De
theorieën
in
zijn
tijd
waren
volgens
hem
bevooroordeeld
per
maatschappelijke
klasse
en
incompleet
omdat
ze
criminaliteit
uit
de
hogere
klasse
negeerden.
Ondanks
dat
Sutherland
het
bij
het
juiste
eind
had
met
betrekking
tot
de
bekrompenheid
van
de
huidige
theorieën,
zorgde
de
betrekking
van
sociale
status
in
de
definitie
voor
problemen
voor
onderzoek
en
analyse.
Als
sociale
status
een
bepalend
element
wordt,
kan
het
niet
worden
gebruikt
om
criminaliteit
te
voorspellen
of
uit
te
leggen.
Met
andere
woorden,
sociale
status
kan
niet
worden
gebruikt
als
een
verklarende
variabele,
omdat
het
niet
is
toegestaan
om
onafhankelijk
van
de
misdaad
te
variëren.
Hierdoor
kunnen
onderzoekers
niet
verklaren
hoe
de
sociale
status
invloed
heeft
op
de
ernst
van
het
gepleegde
delict.
Kortom,
de
auteurs
stellen
dat
de
betrekking
van
‘sociale
status’
in
de
definitie
zorgt
voor
problemen
bij
het
doen
van
onderzoek.
Eenzelfde
delict
kan
dan
namelijk
gepleegd
worden
door
zowel
een
hoge
baas,
als
een
lagere
werknemer
in
het
bedrijf,
maar
volgens
de
definitie
van
Sutherland
maakt
de
een
zich
dan
wel
schuldig
aan
witteboordencriminaliteit,
maar
de
ander
niet.
1
,White-‐Collar
Crime:
An
Opportunity
Perspective
–
Michael
L.
Bensen
&
Sally
S.
Simpson
(2018)
J.T.
Rakké
Er
bestaan
twee
benaderingen
met
betrekking
tot
witteboordencriminaliteit:
1. Offender
based:
Sutherland
hing
deze
benadering
aan.
Deze
benadering
benadrukt
een
essentieel
element
van
witteboordencriminaliteit
namelijk
een
hoge
sociale
status,
macht
en
respect
voor
de
actor;
2. Offense
based:
legt
de
nadruk
op
de
aard
van
de
illegale
handeling.
Ederlhertz
definieerde
in
deze
benadering
witteboordencriminaliteit
als:
“an
illegal
act
or
series
of
illegal
acts
committed
by
non-‐
phisical
means
and
by
concealment
or
guile
to
obtain
money
or
property,
to
avoid
the
payment
or
loss
of
money
or
property,
or
to
obtain
business
or
personal
advantage”.
Hier
gaat
het
dus
specifiek
om
de
manier
waarop
de
overtreding
is
begaan,
met
name
op
een
niet-‐fysieke
manier
waarbij
corruptie
en
bedrog
centraal
staan.
De
offense
based
benadering
is
populair
bij
onderzoekers
omdat
er
niet
gesproken
wordt
over
een
sociale
status
of
een
sociale
locatie
van
de
handeling.
Kritiek
op
het
aanhangen
van
deze
benadering
is
echter
dat
wanneer
je
alleen
focust
op
de
daad,
ook
kleine
misstappen
van
gewone
mensen
of
kleine
bedrijven
als
witteboordencriminaliteit
kunnen
worden
aangemerkt.
De
zogenaamde
witteboorden
blijken
dan
uiteindelijk
gewoon
blauwe
boorden
te
zijn.
In
de
praktijk
worden
zo
de
criminele
activiteiten
van
de
grote
machten
gemist
omdat
zij
makkelijk
buiten
het
strafrechtelijk
proces
kunnen
blijven.
De
offender-‐based
en
offense-‐based
benadering
zijn
niet
tegenstrijdig
en
sluiten
elkaar
niet
uit.
Ze
benadrukken
simpelweg
verschillende
aspecten
van
een
fenomeen
met
betrekking
tot
de
kenmerken
of
sociale
posities
van
personen
en
de
soorten
overtredingen
die
zij
plegen.
Meten
van
witteboordencriminaliteit
Het
meten
van
witteboordencriminaliteit
heeft
te
maken
met
zowel
conceptuele
als
praktische
uitdagingen:
• Conceptueel:
hierbij
wordt
een
offender-‐based
of
een
offense-‐based
benadering
gebruikt.
Bij
een
offense-‐based
benadering
zal
het
aantal
cases
namelijk
veel
hoger
uitvallen.
Alle
daden
met
betrekking
tot
fraude
en
bedrog
worden
namelijk
meegeteld,
ongeacht
de
eventuele
status
van
de
dader.
Wanneer
gebruik
gemaakt
wordt
van
een
offender-‐based
benadering
zal
het
aantal
zaken
veel
lager
zijn,
omdat
het
alleen
om
daders
met
een
hoge
sociale
status
gaat.
Daarnaast
moet
men
in
ogenschouw
nemen
dat
zowel
een
organisatie
als
een
persoon
verantwoordelijk
gehouden
kunnen
worden
voor
het
plegen
van
witteboordencriminaliteit.
Hierdoor
kunnen
ook
telproblemen
ontstaan;
• Praktisch:
er
is
geen
centrale
organisatie
die
witteboordencriminaliteit
bijhoudt.
Deze
verantwoordelijkheid
ligt
bij
verschillende
actoren
zoals
de
belastingdienst,
milieu
instanties
etc.
Daarnaast
valt
witteboordencriminaliteit
binnen
zowel
het
strafrecht,
bestuursrecht
als
het
burgerlijkrecht.
Volgens
Sutherland
zouden
al
deze
vormen
gebruikt
moeten
worden
voor
de
aanpak
van
witteboordencriminaliteit,
maar
dit
maakt
vergelijking
met
bijvoorbeeld
straatcriminaliteit
extreem
lastig,
al
dan
niet
onmogelijk.
Conclusie
In
uitoefening
van
hun
beroep
plegen
mensen
met
een
hoge
sociale
status
elke
dag
zware
misdaden
volgens
Sutherland.
Ondanks
dat
ze
vaak
niet
gepakt
of
veroordeeld
worden
is
het
van
belang
deze
klasse
niet
te
negeren.
In
de
komende
hoofstukken
zal
blijken
dat
veel
criminaliteit
niet
past
binnen
de
witteboordencriminaliteit
zoals
Sutherland
het
heeft
gedefinieerd.
Dit
betekent
niet
dat
deze
definitie
niet
klopt,
maar
er
zijn
ook
kleinere
ondernemingen
die
aan
alle
criteria
voldoen,
op
de
hoge
sociale
status
na.
Ook
personen
binnen
deze
bedrijven
kunnen
echter
als
witteboordencrimineel
worden
aangeduid.
Hoofdstuk
2
Wie
is
de
witteboordencrimineel?
De
witteboordencrimineel
is
een
gerespecteerd
persoon
met
een
hoge
sociale
status
die
zijn
of
haar
positie
gebruikt
om
zich
in
te
laten
met
illegaal
gedrag.
Sutherland
verwees
met
deze
definitie
naar
bedrijfsmanagers
2
, White-‐Collar
Crime:
An
Opportunity
Perspective
–
Michael
L.
Bensen
&
Sally
S.
Simpson
(2018)
J.T.
Rakké
en
bestuurders.
Door
deze
posities
krijgen
zij
unieke
kansen
om
criminaliteit
te
plegen.
Als
we
deze
definitie
niet
gebruiken,
maar
de
benadering
van
Edelhertz
aanhouden
(a
property
crime
committed
by
nonphysical
means
and
by
concealment
or
deception)
en
we
ons
vervolgens
afvragen
wie
de
witteboordencrimineel
is,
zal
er
een
ander
beeld
ontstaan.
In
een
serie
onderzoeken
van
de
universiteit
van
Yale
wordt
de
focus
gelegd
op
witteboordencriminelen
in
het
juridische
systeem.
Hieruit
bleek
dat
veel
van
deze
daders
duidelijk
witteboordencriminelen
zijn,
maar
veel
van
hen
ook
duidelijk
niet.
De
sociale
en
demografische
kenmerken
van
witteboordencriminelen
Het
stereotype
beeld
van
witteboordencriminelen
is
dat
ze
rijk
zijn,
blank
en
machtig.
Ten
tijde
van
het
plegen
van
hun
delicten
hadden
ze
hoge
bestuurlijke
posities.
Denk
bijvoorbeeld
aan
Berey
Madoff
(Ponzi
scheme)
en
Andrew
Fastow
(Enron).
Over
het
algemeen
zijn
de
witteboordencriminelen
inderdaad
wat
ouder
(40),
blank
en
mannelijk.
Dit
stereotype
hoeft
niet
altijd
te
kloppen.
Twee
belangrijke
aspecten
van
witteboordencriminaliteit
zijn
dat
men
goed
geschoold
is
en
een
stabiele
werkplek
heeft.
Opvallend
is
dat
uit
onderzoek
blijkt
dat
veel
witteboordencriminelen
niet
hoog
opgeleid
zijn.
Daarnaast
is
de
werkplek
ook
niet
altijd
stabiel.
In
het
onderzoek
stelden
ze
dat
een
stabiel
werkzaam
leven
en
5
jaar
lang
onafgebroken
werk
vooraf
ging
aan
het
plegen
van
criminaliteit.
Slechts
minder
dan
60%
voldeed
aan
deze
eis.
Kortom,
over
het
algemeen
behoren
de
daders
niet
tot
de
sociale
elite
en
hebben
ze
geen
hoge
sociale
status.
Witteboorden
daders
in
de
huidige
tijd
De
Yale
studie
die
hierboven
genoemd
wordt
is
gebaseerd
op
data
uit
1970.
Sinds
die
tijd
is
er
veel
veranderd,
zoals
de
opkomst
van
vrouwen
en
gekleurden
in
het
bedrijfsleven.
Om
de
huidige
stand
van
zaken
te
bekijken
is
op
basis
van
gegevens
van
de
U.S.
Senticing
Commission
(USSC)
een
vergelijkend
onderzoek
gedaan.
Hieruit
is
een
verandering
te
zien
in:
• Etniciteit:
blanken
zijn
nog
steeds
oververtegenwoordigd,
maar
wel
in
mindere
mate
dan
voor
de
eeuwwisseling;
• Leeftijd:
is
over
het
algemeen
stabiel
gebleven
op
een
leeftijd
van
53
jaar
oud;
• Geslacht:
er
zijn
steeds
meer
vrouwen
te
vinden
binnen
de
witteboordencriminaliteit.
Criminele
carrières
van
witteboordencriminelen
Over
het
algemeen
zijn
personen
die
worden
gepakt
voor
het
plegen
van
witteboordencriminaliteit
‘first
offenders’.
Toch
blijkt
uit
onderzoek
dat
40%
van
de
daders
reeds
eerder
in
contact
is
gekomen
met
politie
en
justitie.
Daarnaast
wordt
een
groot
verschil
gevonden
in
vormen
van
witteboordencriminaliteit.
Bij
een
aantal
vormen
zijn
de
daders
veel
meer
ervaren
met
criminaliteit
dan
bij
andere
vormen.
Antitrust
offenders,
bank
embezzlers
en
omkopers
hebben
meer
ervaring
met
criminaliteit
dan
personen
die
valse
facturen
opmaken
en
lening-‐
en
creditcard
fraude
plegen.
De
carrières
van
witteboordencriminelen
beginnen
vaak
rond
de
leeftijd
van
35
en
houden
relatief
lang
stand
(14
jaar).
Ter
aanvulling
van
deze
informatie
bestudeerden
Weisburd
en
Warning
(2001)
de
algemene
vorm
van
de
criminele
carrière.
Zij
stelden
drie
patronen
vast:
1. Low
rate:
70%
van
de
Yale
studie
viel
binnen
deze
categorie.
Deze
personen
pleegden
vrij
weinig
delicten
en
alleen
onder
bepaalde
omstandigheden.
Weisburd
en
Warning
deelden
ze
op
in
twee
categorieën:
• Crisis
responders:
plegen
criminaliteit
vanuit
wanhoop;
• Opportunity
takers:
plegen
criminaliteit
omdat
ze
kansen
zien
die
hun
in
staat
stelt
zichzelf
op
een
illegale
manier
financieel
te
verrijken.
2. Medium
rate:
25%
van
de
Yale
studie
viel
binnen
deze
categorie.
Ook
deze
groep
pleegde
relatief
weinig
delicten.
Bestaat
ook
uit
één
categorie:
• Opportunity
seekers:
personen
die
actief
op
zoek
zijn
naar
kansen
en
situaties
om
misbruik
te
maken
van
anderen
om
zo
geld
te
verdienen.
3