Hoofdstuk 1: Mensen in groepen
Groepsdynamica De sociale psychologie en de groepsdynamiek,
een deelgebied van de sociale psychologie,
bieden wetenschappelijke inzichten in het
gedrag van mensen in groepen.
Sociale psychologie Is de wetenschap die zich bezighoudt met de
manier waarop de gedragingen, gevoelens,
wensen en opvattingen van mensen worden
beïnvloed door de sociale omstandigheden
waarin ze verkeren.
Collectief In 1895 –≥ Le Bon, de opvatting dat het lijkt alsof
mensen zich in een groep als collectief gaan
gedragen. Het lijkt alsof ze bewogen worden
door een gemeenschappelijke wens of gedachte
(collective mind) en daardoor de controle
verliezen.
Individualistische / groepsgerichte / Kan de groep haar leden beïnvloeden of zijn het
interactionele benadering groepsleden die elkaar beïnvloeden?
•Individualistische benadering:
Verklaring gedrag -≥ Hun opvattingen, motieven
en persoonskenmerken. Groepen zijn slechts een
optelsom van individuele gedragingen van de
leden.
•Groepsgerichte benadering:
De groep heeft een eigen identiteit, gedrag
wordt daardoor beïnvloed.
•Interactionele benadering:
Gedrag van de groepsleden zowel bepaald door
hun persoons eigenschappen als door de
kenmerken van de groep waarvan ze deel
uitmaken.
Kenmerken van een groep •Interactie, er moet sprake zijn van een
regelmatige interactie tussen 2 of meer
personen.
•Identiteit, de personen die regelmatig met
elkaar omgaan moeten het gevoel hebben een
groep te zijn.
•Doelen, de personen die met elkaar omgaan
hebben gemeenschappelijke doelen.
•Afhankelijkheid, de personen hebben elkaar
nodig om gemeenschappelijke doelen te
bereiken.
Soorten groepen: obv functie / formeel & •Formeel, als de leden zijn aangesteld
informeel / reëel & virtueel (groepsopdracht)
•Informeel, zijn spontaan en zonder druk van
buiten af tot stand gekomen (vriend)
•Reëel, groepsleden die in elkaars nabijheid zijn,
die face to face communiceren.
•Virtueel, communicatie uitsluitend via
, elektronische weg.
Vijf structurele kenmerken van groepen Vast patroon in een groep -≥ structuur
(identiteit)
•Communication Patronen: verbale
communicatie -≥ dominant, bescheiden en
teruggetrokken.
•Status en invloed: wie heeft de meeste invloed?
•Rollen: de rollen in een groep
•Normen: hoe ga je met elkaar om?
•Affectieve relaties: de manier hoe de groep met
elkaar omgaat laat zien of er affectieve relaties
zijn -≥ zijn die er, dan is het een hechte
groep/sterke groepscohesie
Groepsdynamisch onderzoek Groepsdynamica bestudeerd:
-Hoe ontwikkelt een verzameling mensen zich
tot een groep?
-Wat is het eigene aan de groep en welke
kenmerken bepalen dat eigene?
-Hoe beïnvloeden de groepsleden elkaar?
-Hoe functioneren groepsleden en hoe kan dat
functioneren verbeterd worden?
Observatie: participerend & buitenstaander/ •Observatie onderzoek, gedrag bestuderen door
ongestructureerd & gestructureerd er naar te kijken.
•Participerende observatie, onderzoeker die het
groepsproces observeert en meedoet -≥ goed op
de hoogte wat er in de groep speelt.
•Observeren als buitenstaander, de observator is
geen groepslid, neemt geen deel aan het
groepsproces.
•Ongestructureerde observatie, niet van te
voren vaststellen welke gedragingen je wilt
bekijken. Alles opschrijven in een dagboek.
•Gestructureerde observatie, de doelen waar
naar gekeken moeten worden zijn duidelijk.
Observatiesysteem IPA van Bates Bates, wilde in taak en overleggroepen nagaan
hoeveel tijd er besteed werd aan taakgerichte
bijdragen van de groepsleden en hoeveel tijd aan
bijdragen die gericht zijn op het vormgeven van
de onderlinge relaties, de sociale emotionele
bijdragen. Interacties Proces Analysis (IPA)
Surveyonderzoek Vastgesteld worden in welke mate de
groepsleden in een team gericht zijn op eigen
gewin en zich individualistisch opstellen of zich
juist willen inspannen voor het gezamenlijk
resultaat.
Correlatieonderzoek: positieve & negatieve Hier wordt vastgesteld hoe sterk de samenhang
samenhang is tussen verschijnselen.
•Positieve samenhang, als er met de toename
van het ene verschijnsel ook het andere
, verschijnsel toeneemt -≥ bijvoorbeeld als het
succes van de groep toeneemt, dan neemt ook
de groepscohesie toe.
•Negatieve samenhang, als de toename van het
ene verschijnsel gepaard gaat met een afname
van het andere verschijnsel. -≥ bijvoorbeeld hoe
groter de groep hoe geringer de groepscohesie.
Experimenteel onderzoek Wetenschappelijk vaststellen wat de oorzaken
zijn van een bepaald verschijnsel. Meten
groepsgedrag onder wisselende
omstandigheden.
Hoofdstuk 2: Functies van groepen en groepsontwikkeling:
Verklaringen waarom mensen in groepen leven: •Evolutionaire verklaring, onze voorouders
Evolutionair & biologisch / psychologisch / leefde in een gevaarlijke omgeving.
cultureel / cognitief •Psychologische verklaring, bevredigen van
biologische behoeftes: ergens bij horen,
informatie, sociale steun, identiteit.
•Culturele verklaring, zo horen we dat te doen,
leven in een groep onderdeel van cultuur.
•Cognitieve verklaring, mensen nodig om een
doel te bereiken (voetbal)
Sociaal-emotionele determinanten van Waarom ga je om met die mensen?
groepsvorming Interpersoonlijke attractie: leuke, lieve meiden.
1. Fysieke aantrekkelijkheid
2. Gelijkenis
3. Status
4. Vriendelijkheid
Taakgerichte determinanten van groepsvorming •Groepsdoelen, een groep vormen wegens
aantrekkelijke groepsactiviteiten.
•Eigen doelen, lid worden van PvdA als eigen
opstapje om ooit eigen partij te hebben.
•Kosten en baten, kosten -≥ tijd en energie in de
groep steken, baten -≥ de doelen.
Vijf fasen van groepsontwikkeling •Oriëntatiefase, onzekerheid, spanning in
formele groepen, wie is de leider (formele
groepen), in informele groepen -≥
noodgedwongen oriëntatie.
•Conflictfase, door de openheid gaan er
tegenstellingen ontstaan dit leidt tot conflict.
•Stabiliteitsfase, de tegenstellingen bespreken
en oplossingen.
•Prestatiefase, overeenstemming over hoe de
groep moet zijn is rond, uitvoerend werk.
•Beëindigingsfase, als de taak rond is, gaat de
groep uit elkaar
Lineair & cyclisch proces •Lineair proces, de groep komt pas in de
volgende fase als de fase daarvoor is beëindigd.
•Cyclisch proces, men gaat van tijd tot tijd
terugspringen naar een voorgaande fase.