Aantekeningen Nieuwe Tijd II
Hoorcollege 8-11-2023: De Wetenschappelijke Revolutie
Wat is de wetenschappelijke revolutie?
o Standaard narratief.
o Kritiek:
- Terminologie: “wetenschap” versus natuurfilosofie.
- “Moderniteit”: presentisme en positivisme.
Term “wetenschap” is een vrij nieuwe term. Wetenschappen in de middeleeuwen, sciensia,
was een breder concept, ook ambacht viel daaronder. In de tweede helft van de 19 e eeuw
kwam het gebruik van de term “wetenschap” met ons beeld ervan op. Anachronisme:
Hedendaagse aannames worden geprojecteerd op het verleden.
Modernisme: Breuk met het verleden. Presentisme: Ook hedendaagse aannames op het
verleden projecteren, gekoppeld aan het positivisme: het wordt steeds beter. MAAR:
Wetenschappers bouwden op elkaar voort.
Herbert Butterfield “The Origins of Modern Science”, 1300-1800 (1949).
Inhoud:
1. Standaard narratief: revolutie in astronomie
2. Nieuwe perspectieven:
- Wat is wetenschap?
- Wie doet wetenschap, en waar?
Aristotelisch wereldbeeld
o Geocentrisch (Aristoteles en Ptolemaeus).
o Hemellichamen draaien om de aarde, aarde staat stil.
o Circulaire loopbanen van hemellichamen, uniforme snelheid.
o Perfecte kosmos: Buiten de aarde bestaan de elementen niet.
o Matcht met het Bijbels verhaal: God in het centrum, schept de perfecte wereld.
o Problemen: Geen perfecte banen om de aarde heen.
Ptolemaeus: Geen uniforme snelheid, berekent de snelheid van de planeten.
- MAAR: Wereldbeeld werd niet aangepast.
Autoriteit van de klassieken.
Matcht met de Bijbel.
Nicolaas Copernicus (1473-1543):
o Poolse priester.
, o Studeerde wiskunde, astronomie, natuurfilosofie, recht en geneeskunde. Onderdeel
vakkenpakket, je koos niet.
o De revolutionibus orbium coelestium (1543).
- Heliocentrisch hypothese: Zon in het centrum van de kosmos.
- Conservatieve in plaats van progressie benadering. Zoeken naar een klassieke
auteur die dat ook heeft gezien.
- Verzoent zijn eigen wereldbeeld met die van Aristoteles.
- Reactie kerk: Het is een hypothese.
- Pas gepubliceerd in het jaar van zijn dood, angst voor de kerk.
o Weinig impact in de tijd zelf. Traditie belangrijk.
o Simon Steven verspreidde het werk.
Tycho Brahe (1546-1601)
o Observatorium: Uraniberg.
o Gefinancierd door Praagse koning.
o Compromis: Alle planeten draaien om de zon, maar de zon om de aarde.
Johannes Kepler (1571-1630)
1. Zon = centrum, maar de banen van planeten zijn ellipsen.
2. Geen uniforme snelheid in loopbanen.
3. Snelheid van loopbaan afhankelijk van afstand tot de zon.
Voor het eerst bewijs voor het heliocentrisch systeem.
Galileo Galilei (1564-1642)
o Laat zijn eigen telescoop bouwen.
o Sidereus nuncius (1610)
- Maan is geen perfecte bol.
- Vier manen draaien om Jupiter.
o Bevestigde Copernicus’ hypothese en maakt het een publiek debat.
o Waarnemingen zijn genoeg om te bewijzen dat het waar is.
o Kerk van Rome niet blij, boek op zwarte lijst.
o Mensen om hem heen (patroni) verdedigde hem. Paus zei dat het een hypothese was.
Galileo eigenwijs, krijgt huisarrest.
Oude ideeën verworpen op basis van eigen waarnemingen.
Isaac Newton (1643-1727)
o Principia: Philosophiae Naturalis Principia Mathematica (1687).
, o Universele wetten van beweging en zwaartekracht:
- Hemellichamen trekken elkaar aan in de lege ruimte.
- Afhankelijk van de grootte van de objecten.
Standaard narratief is geen lineair verhaal.
Wetenschappers in hun eigen tijd al beroemd.
o Fans/studenten namen Galilei in de gedachte. Lof aan hem in hun eigen bron.
o Een student liet een plakkaat van Galilei op zijn huis maken. In zijn testament: Geld
voor een monument voor Galilei, wilde bij hem in het graf (niet uitgevoerd).
o Mensen wilde een stukje van de roem van Galilei.
- Middelvinger van Galilei gejat uit het graf toen hij verplaatst werd. Relieken.
Nieuwe wetenschappelijke methode
o Niet langer gebaseerd op de autoriteit (Bijbel en klassieken).
o Observatie, onderzoek en wiskundige redeneren.
o Inductie en deductie.
Francis Bacon (1561-1626)
o Novum Organum (1620).
o Empirische observatie en falsificatie om algemene theorieën te ontwikkelen.
Inductie.
o Verwierp de middeleeuwse vorm van redeneren (speculeren).
o Empirisme.
o Voorbijgaan aan de klassieken. Nieuwe kennis, uit de bestaande kennis breken,
voorbij bestaande grenzen.
o Formule studie van teksten blijft belangrijk, maar worden naast huidige visies gelegd.
Geen autoriteit meer.
o Zintuigelijk onderzoek.
José de Acosta (1540-1600)
o Jezuïet.
o Missionaris naar de Amerika’s.
o Schrijft over deze reis en zijn ervaringen.
o Conclusie: Veel van wat klassieke auteurs hadden gezegd, klopt niet. Bijvoorbeeld:
Niemand zou op de evenaar kunnen leven.
, René Descartes (1596-1650)
o Aard van materie: deeltjes. Theorie van “corpuscules”.
o Ratio (deductie) om theorieën te ontwikkelen, zintuigen zijn niet te vertrouwen.
Twijfel.
o Cartesiaans dualisme: “Cogito ergo sum”.
o Ratio gegeven door god.
Nieuwe perspectieven: Wat is wetenschap?
o Alchemie en de levensduur van oude ideeën (negeren wat er niet bij hoort).
o Wie doet wetenschap en waar? Groep mensen in de publieke ruimte.
o Vrouwen en wetenschap.
Alchemie: populair.
o Hermes Trismegistus
- “Hermetische geschriften”.
- Mythische Egyptische wijsgeer.
- Oude wijsheid.
o Goddelijke krachten in minelaren, planten, planeten en natuurlijke objecten: Hoe
gebruik je die?
o Alchemistische processen: Chemische processen.
o Metaal in goud veranderen, ziektes genezen en het leven verlengen. Soort steen der
wijzen.
Paracelsus (ca. 1492-1541)
o Gebruiken van minelaren om ziektes te genezen, zoals kwik.
o Zoektocht naar de steen der wijzen.
o “Moderne” methode: Waarnemingen, experimenteren en deze weer te verfijnen.
Uitvinding glazen beker.
Meeste eerdergenoemde wetenschappers bestudeerden ook alchemie. Geen scherpe revolutie,
maar een combinatie van andere zaken.
Wie en waar wetenschap?
o Rijke geleerden onder patronages.