Running head: EINDOPDRACHT GESPREKSVAARDIGHEDEN
Eindopdracht
Universiteit van Amsterdam
Professionele Vaardigheden I – Gespreksvaardigheden
-Naam- (-Studentnummer-)
Werkgroep -…-
Docente: -Naam docent-
Aantal woorden: 1472
Datum: 25-01-2018
, EINDOPDRACHT GESPREKSVAARDIGHEDEN
Gespreksvoorbereiding
Onderwerp en theoretisch kader
Het onderwerp dat ik tijdens het gesprek zal bespreken, is opvoeding in relatie tot onderwijs.
Dit zal opgebroken worden in de onderwerpen ‘opvoeding’ en ‘onderwijs’.
Bij het onderwerp ‘opvoeden’, zal ik de volgende definitie hanteren: Opvoeden houdt
in dat ouders hun kind begeleiden bij de ontwikkeling met als doel dat hun kind kan
uitgroeien tot een zelfstandig participerend lid van de maatschappij (Nederlands
Jeugdinstituut, z.j.). Ik ben geïnteresseerd in hoe mijn gesprekspartner zijn opvoeding heeft
ervaren en nog steeds ervaart. Baumrind (1991) onderscheidde vier opvoedingsstijlen die over
het algemeen een ander effect hebben op een kind: autoritair, autoritatief, permissief en
verwaarlozend. Deze opvoedingsstijlen worden grofweg bepaald aan de hand van de
hoeveelheid warmte en controle ouders tonen naar hun kind. Verder gelden er een aantal
belangrijke principes die de ontwikkeling van een kind positief zouden beïnvloeden (Sanders,
1999). Het eerste principe is een veilige en stimulerende omgeving, waarin een kind
ongestoord kan ontdekken. Het tweede principe is positieve ondersteuning, zoals
complimenten en aanmoediging. Het derde principe is aansprekende discipline, wat zorgt
voor een duidelijke en voorspelbare omgeving. Het vierde belangrijke principe is realistische
verwachtingen van ouders. Het vijfde en laatste principe is goed voor jezelf zorgen als ouder.
Wat betreft de schoolperiode van mijn gesprekspartner, zal ik het hebben over de
basisschool en de middelbare school. Ik ben geïnteresseerd in hoe hij deze periode heeft
ervaren. Uit onderzoek (Fernandez-Alonso, Alvarez-Diaz, Woitschach, Suarez-Alvarez, &
Cuesta, 2017) blijkt dat kinderen met ouders die meer van een afstandje of meer indirect
betrokken zijn met hun school, over het algemeen hogere resultaten behalen dan kinderen met
ouders die direct en controlerend betrokken zijn met school.