INLEIDING IN DE SOCIOLOGIE
HOORCOLLEGE 1 - 6 FEBRUARI 2018
ELCHARDUS: H1, H2 EN H3 – BALLANTINE & HAMMACK: H1 EN H4
Conclusies HC1:
‘’Alles is contingent, maar niet arbitrair.’’
‘’Het volstaat niet om de maatschappij te zien als som der individuen.’’
De studie die de rol van de samenleving op de mensen bestudeert. Object: mensen en hun gedrag, in relatie tot
maatschappelijke invloeden hierop. Zoals ook bij de Pedagogische wetenschappen, heel veel meisjes op de opleiding.
Socioloog wijst dan op patronen die in de samenleving terug zijn te vinden. Of op de sociale orde van het samenleven,
over wat passend gedrag of een passende oriëntatie zou zijn voor bijvoorbeeld mannen en vrouwen.
Sociale orde: datgene wat het leven een zekere mate van voorspelbaarheid geeft, en op die manier leefbaar maakt.
Onderwijssociologie
Invloeden uit de maatschappij op het onderwijs (systeem)
Voorbeelden van onderwijs sociologische thema’s:
- Stratificatie in relatie tot onderwijsuitkomsten
Stratificatie: Mensen kun je indelen in groepen waartussen een ongelijkheidsverhouding bestaat.
Manieren om te stratificeren: o.b.v. SES, sekse, etniciteit
- Schooluitval en de oorzaken
- Straffen en belonen in het onderwijs
ELCHARDUS H1
DE SOCIOLOGISCHE VERZUCHTING: OVER DE SOCIALE ORDE EN DEFINITIES VAN DE SOCIOLOGIE
Relatief jonge wetenschap, tot 150 jaar geleden weinig waarnemingen van de samenleving. Toenemende behoefte aan
kennis over die maatschappij, vanwege grote maatschappelijke ontwikkelingen: industrialisatie en modernisering. Het
doel: de samenleving kennen: kennis + inzicht verzamelen. Observeren, waarnemen, meten, interpreteren, adviseren
Definiëring van ‘’De sociologie’’
Veel definities, erg algemeen. Er is een gebrek een consensus
Beter is: alleen een werkdefinitie (Elchardus) “de wetenschap van het samenleven”…EN
- Een belangrijke sociologische les (gaat over het vraagstuk van de sociale orde)
- Taken en houding van een socioloog
- Twee contrasterende visies op de aard van de samenleving.
Belangrijkste les
1. ‘’Alles is contingent’’ = Iets is noch noodzakelijk noch onmogelijk, dus de sociale orde had ook een ander patroon/vorm
kunnen tonen (bijvoorbeeld het verschil tussen hogere onderwijssystemen in de VS en NL). Haast alles wat in de
maatschappij bestaat had ook anders kunnen zijn. Al die dingen waarvan we soms aannemen dat zij natuurlijk zijn en
verbonden met onze diepste eigenheid, hadden zich in de loop van de geschiedenis ook anders kunnen ontwikkelen.
2. ‘’Maar daarmee (nog) niet arbitrair’’ = Niet alle varianten van samenleven even waarschijnlijk. Instellingen en
handelingswijzen zijn niet toevallig geordend. Het is niet dat er geen reden is voor de vorm die bepaalde instellingen
hebben aangenomen. Sociologen bestuderen de keuze en de wijzen waarop mensen effectief tot gemeenschappelijke
opvattingen over het samenleven zijn gekomen.
,Onderzoek van antropoloog George Murdock: 20% van de culturen volgen een monogaam (= 2 partners die zich exclusief
met elkaar verbinden) huwelijksstelsel. In 80% van de gevallen werd gekozen voor polygamie, in dit stelsel verbindt een
persoon van het ene geslacht zich met verschillende personen van het andere geslacht. Polygynie is waarbij 1 man kan
huwen met verschillende vrouwen en polyandrie is als 1 vrouw kan huwen met meerdere mannen. Polyandrie komt
nauwelijks voor.
Besef van contingentie 18e eeuw
Contingentie = opluchting dat niet alles vastligt? Nee, het was een oncomfortabel bewustzijn. Hoe kunnen mensen
ertoe gebracht worden de wet te eerbiedigen, als er bewustzijn ontstaat van contingentie. Het was niet meer als plicht
van god, maar door de mensen zelf zo gegaan. Rousseau zei dat mensen enkel de wet zouden respecteren als deze vanuit
een religie kwam. Hoe kunnen mensen ernaar luisteren als het uiteindelijk allemaal conventies en instructies zijn.
- Optimist: verlichtingsdenkers, pro-rationalisering: Habermas volgens het redelijke worden alle mensen het
eens, door het redeneervermogen kon een goede samenleving vormgegeven worden en het arbitraire zal
verdwijnen.
- Kritisch: tegenverlichting, anti-rationalisering (religieus): Luhmann mensen worden het niet eens, de
meerderheid bepaald. Door geen sturing van bovenaf zouden mensen het respect voor anderen verliezen. Het
arbitraire blijft bestaan.
Daarom in 19e eeuw de sociologie die probeerde deze 2 te verzoenen:
Positivistische sociologie: A. Comte, omgaan met contingentie via positivisme
Sociologie Logos = wet van het sociale leven.
3 opeenvolgende stadia: het religieuze, het metafysische (zintuigelijke waarnemingen) en het wetenschappelijk denken
Via de Verlichting opmars wetenschap, individualisatie
Positivisme neemt natuurwetenschappen als voorbeeld: gaan onderzoeken en hypothese toetsen. Kritiek daarop:
1. Veranderlijkheid
2. Context
3. Beïnvloeding
3 bronnen voor de niet-arbitraire contingentie, verklaring van Elchardus
1. De natuur (biologie): natuurlijke aard van de vrouw om te zorgen voor kinderen? Maar bijv. culturele verschillen.
Natuur is een bron van niet-contingente regels, maar we weten niet precies welke regels dat zijn. Daarom wordt
er nu vanuit gegaan dat alles contingent is als soort basishypothese.
2. De geschiedenis: scholenstrijd: vandaag de dag in NL wordt speciaal onderwijs gefinancierd. Dit is een gevolg
van een deal die vroeger is gemaakt, deze beslissing drukt nog steeds door in deze tijd. In VS moet speciaal
onderwijs particulier zijn. Geschiedenis is deel van onze identiteit, je leeft met je verleden.
3. De samenhang (meest populaire bron onder sociologen): hangt af van wat speelt in de samenleving, wat de
richting is van de economie? Kijken bij onderwijs naar vraag en aanbod. De samenhang tussen de economie en
de gezinssamenstelling. Jaren ’50 man aan het werk en vrouw thuis bij kinderen. Nu beide aan het werk en
daarbij meer spanningen, minder kinderen.
1 t/m 3 noemt Elchardus “de legitimerende derde” Maar, alle drie de bronnen toch beperkt in hun verklaringskracht van
het niet arbitraire in de sociale orde.
Tussenstand: sociologie houdt zich dus bezig met de bestudering van:
- Hele samenlevingen, de sociale orde in een samenleving
- Hoe en waarom mensen een sociale orde steunen
- “Alles is contingent maar daarmee nog niet arbitrair…”
- Keuzen volgen deels natuur, geschiedenis en samenhang maar deze zijn niet dwingend
- Doel socioloog: beter begrip en kennis van de sociale orde
, ELCHARDUS H2
DE TAAK EN DE HOUDING VAN DE SOCIOLOOG
Taken van de socioloog
1. De cijferaar: de empirisch-analytische taak. Kan met concrete beleidsvragen, alsook in verband met meer
algemene vragen. Bijv. het jongensprobleem in het onderwijs, is dit een gevolg van feminisering van het
lerarenberoep? Is dit een nieuw verschijnsel?
Daarbij horende onderzoekscyclus:
a. Algemene stelling
b. Verbijzondering van de stelling
c. Hypothese
d. Toetsing en observatie
e. Aanpassing van de theorie
2. De mythejager: het kan dat er weerstand ontstaat tegen nieuwe kennis. Wat gehoord wil horen, zal meer naar
voren komen dan datgene wat niet gehoord wil worden. We geloven liever dat we allemaal uniek en individueel
zijn dan dat we erg voorspelbaar zijn. De socioloog moet kritisch zijn.
3. De levenskunstenaar: diepgaand onderzoek naar het alledaagse leven van mensen. Niet alleen meer inzicht
bieden, maar ook ons begrip voor anderen en onze waardering voor de subtiliteiten van het samenleven
vergroten. Kennis moet voor hen niet alleen dienen om te beheersen en te veranderen. Even belangrijk zijn het
leren begrijpen, waarderen en genieten. Dit kunnen we de praktische taak van de socioloog noemen.
Houding van de socioloog
Belangstelling voor samenhang: sociale verschijnselen in hun totaliteit bekijken.
De gifteconomie steunt op drie principes:
1. Men is verplicht te geven
2. Men is verplicht de gift te aanvaarden
3. Men is verplicht op middellange termijn een geschenk terug te geven
Het systeem van het uitwisselen van geschenken en uitnodigingen is schijnbaar vrijwillig, maar heeft toch een sociaal
verplichtend karakter: wil men erbij horen en vrienden behouden, dan moet men de (ongeschreven) regels van de
gifteconomie respecteren.
Volgens sociologen volstaan 3 eenvoudige regels om het cadeau-kopen gedrag te beschrijven
- Een geschenk is een blijk van waardering
- Wie krijgt, moet ook iets teruggeven (reciprociteit)
- Wat wordt gegeven, moet gelijkwaardig zijn aan of beter dan wat werd gekregen (proportionaliteit)
Totaal sociaal verschijnsel, het gaat om de diepere samenhang tussen de vorm die instellingen aannemen en naar de
logica die hen verbindt.
Afstandelijke betrokkenheid: aan de rand van de samenleving opstellen. De socioloog is betrokken bij de samenleving
waarin hij of zij leeft, maar kan tegelijkertijd voldoende afstand nemen om deze waar te nemen. Volgens Max Weber
moest socioloog meepraten in politiek op basis van onderbouwde inzichten.
Empirische gezind: verplichting om stellingen en opvattingen steeds weer aan de werkelijkheid te toetsen, voortdurend
in dialoog te zetten met de werkelijkheid en ook steeds weer bereid te zijn alles, tot en met de fundamenten van de eigen
benaderingswijze, ter discussie te stellen.
Respectvol: het gaat niet om de beoordeling van de ander in termen van eigen geloof, maar om het antwoord geven op
de vraag: hoe komt het dat die overtuigingen voor de betrokkenen geloofwaardig zijn. Inleven is de situatie van
studieobjecten.
, ELCHARDUS H3
DE ONTDEKKING VAN DE SAMENLEVING 1: DE INDIVIDUALISTISCHE VARIANT
2 visies op de aard van de samenleving
1. Individualisme: het individu en zijn intrinsieke motivatie en natuurlijke neigingen vormen een startpunt voor de
verklaring van de sociale orde
2. Collectivisme: de samenleving of sociale groepen vormen een startpunt voor de verklaring van de sociale orde
Voorgeschiedenis: Verlichting en Tegen-Verlichting
Individualistische variant in de sociologie (visie 1)
De eerste van 2 visies op samenleven, die allebei verschillende visies op causaliteit verdedigen
Visie 1: ‘’Het sociale’’, de samenleving begint bij het individu, ons handelen is bepaald door universele menselijke natuur.
Die natuur zorgt voor ware, intrinsieke motivaties. De sociologie wil deze blootleggen om zo de sociale orde te begrijpen.
Verlichting: de menselijke natuur
Mensen zijn drager van universele natuur. Lichte variatie resteert door (tanende) traditie of religie. Wat is die gedeelde
natuur van ons? de redelijkheid, het verstand…de ratio. Het is beste die natuur te volgen bij het leven en bij het inrichten
van de samenleving. Maar wat houdt die redelijkheid in?
Kenmerken voor verlichtingdenkers:
1. Veel aandacht voor het individu
2. Overtuiging dat individuen overal dezelfde zijn omdat zij een gemeenschappelijke natuur hebben, die hun
handelen sterk beïnvloedt
3. Rede en rationaliteit zijn onderdeel van de menselijke natuur
4. Variaties in menselijk gedrag dienen toegeschreven te worden aan traditie, bijgeloof, etc.
5. Mensen zijn er om zelf, op basis van rede, regels en instellingen te scheppen
De individuele variant: het utilitarisme (19e eeuw)
Hoofdkenmerk redelijkheid: Maximaliseren van nut. Nut=plezier minus pijn. Mensen streven hun eigenbelang (passies)
na. Vermijden van pijn + plezier zoeken = Volledig rationeel. Met zoveel mogelijke reden en zo weinig mogelijk pijn. Nut
maximalisatie= vergroot welzijn van alle mensen.
Dus het eerste pad naar het sociale: vertrekkend van universele menselijke natuur
- De samenleving is de optelsom van de individuele leden
- Het sociale leer je kennen door de bestudering van het motieven voor individuele handelen in meervoud
- Die handelingen zijn gestoeld op rationele overwegingen
- Rationeel= op basis van verstand en logica, met zo min mogelijk middelen je doelen en passies verwezenlijken
- Mensen handelen uit eigenbelang & dragen “en passant” ook bij aan (welzijn) v. gemeenschap
Kritiek 19e eeuw op utilitarisme en individuele variant
- Opvatting over ‘menselijke natuur’ berust op aannames, onderzoek=lastig, analyseer liever waarneembaar
gedrag
- Maar ook dat mensbeeld betwijfeld: gedrag systematisch meten = natuur?
- Bovendien handelen van mens is niet altijd redelijk, omdat: Rationeel handelen soms onaangename effecten
voor mensen kent! Welzijn van allen dus niet gewaarborgd.
Uitgaande van Het handelen van mensen in
het individu een groep heeft andere
gevolgen dan het individuele
Het sociale
Natuur is niet
Uitgaande van hetzelfde als cultuur
de natuur
,Kritiek op de individuele variant: ontstaan van ‘’perverse effecten’’
Soms heeft het handelen van mensen samen een onbedoeld én ongewenst effect ‘’perverse effecten’’:
- Self-Denying Prophecy: bijv. Pabo doen omdat er nu meer verdiend wordt en er nu een tekort is, maar daardoor
is er een groter instroom en over een poosje is er geen tekort meer en ook geen hoger loon.
- Mattheus effect: bijv. leesvaardigheid, bij slecht kunnen lezen, het lezen zelf gaan vermijden waardoor het
niveau nog lager wordt.
Bovendien: soms benadeel je met ogenschijnlijke rationeel gedrag jezelf = irrationeel
Collectieve actie dilemma
-Rationele keuze theorie-
Straatveegactie schoolplein Ik doe niet mee Ik doe wel mee
Actie lukt Mooi: ik hoef niks te doen, krijg toch Oké: ik heb een schoon plein en dat
een schoon plein (gratis, zonder een wilde ik, kost wel moeite.
centje pijn).
Positief Neutraal
Actie mislukt Oké: het heeft mij niks gekost. Alles voor niets: veel inzet en werving
maar toch vies schoolplein.
Neutraal Negatief
Problemen bij collectieve actie:
- Wie rationeel handelt, rijdt graag zwart of blijft passief.
- Puzzel: Waarom is er (irrationele) collectieve actie...? Omdat…dit een ‘goed gevoel geeft’
- Rationele keuze theorie: preferenties als verklaring = Dat als je je eigenbelang nastreeft, en niet het doelbelang.
Je niet spontaan zal inzetten voor een collectief goed. Eigen kosten en baten afwegen om tot een conclusie te
komen. Bij vrijwilligerswerk heb je er toch ook zelf weer wat aan. Altijd een reden om iets te doen. Mensen zijn
rationele egoïsten, handelen uit eigen belang.
- MAAR: preferenties worden dan een soort dogma, een geloofstelling die niet getoetst kan worden
Solidariteit = een gevoel van samenhorigheid dat mensen ertoe aanzet om iets te doen voor anderen
Dwang en inspelen op persoonlijke belangen om toch solidair te zijn. Als je iets doet vanuit je ratio, dan zal je niet snel
iets uit solidariteit voor een ander doen. Voorbeeld: als je gaat staken uit solidariteit naar je collega’s toe. Verplicht stellen
om iets voor sportvereniging te doen. Hoger tillen: naar landelijk niveau: staat kan ook dingen verplichten:
basisverzekering.
Conclusie: individuele variant van de sociologie
(1) Menselijke handelen bepaald door menselijke natuur (2) Rationele keuze theorie: mens volgt eigenbelang, ratio (3)
Maar dit heeft soms perverse – onbedoelde – effecten (4) Meedoen aan collectieve actie lijkt irrationeel (5) Preferenties
of “goed gevoel”: ontoetsbaar (6) Toch op collectief niveau actie! (7) Deze visie kent dus haar beperkingen.
Dus: het volstaat niet om de maatschappij te zien als som de individuen. Dat is te simplistisch gedacht.
Doen we er niet beter aan te vertrekken vanuit ‘het sociale’, de collectivistische variant?
, BALLANTINE & HAMMACK H1
SOCIOLOGY OF EDUCATION: A UNIQUE PERSPECTIVE FOR UNDERSTANDING SCHOOLS
Sociologie en onderwijs
Processes = zorgt voor structuren in de maatschappij, leren over wat van je verwacht wordt
Stratification = vaststellen of mensen passen in sociale structuren
Change = altijd aanwezig proces, wat ervoor zorgt dat organisaties zich moeten aanpassen
Learning = formeel en informeel
Scholen in de VS in het begin van de 21e eeuw
- In 1960 groei van onderwijs, nu een tegenslag
- Meer kinderen die onderwijs genieten, die in armoede leven. O.a. door groeiende groep van
minderheidsgroepen waarin een relatief groot deel in armoede leeft en alleenstaande ouders die het ook vaker
minder ruim hebben.
- Meer neiging naar white-collars werk (kantoorbanen) en minder naar blue-collars werk (handwerkzaamheden)
- Verwachting dat technologie een steeds grotere rol gaat spelen, kan zorgen voor meer verschillen tussen sociaal-
economische groepen
- Invloed van politieke overtuiging en onderwijssystemen zijn kwetsbaar voor druk uit het system en daarbuiten
De open-systeem benadering
3 INPUT 1ORGANISATIE
ORGANISATIE: 4 OUTPUT
structuur en processen
2 OMGEVING
5 FEEDBACK LOOP
1. De organisatie zelf: in dit geval een school. Dynamisch:
a. Programma
b. Proces
c. Doelen
d. Structuren
2. De omgeving, die interacteert met de school:
a. Politiek
b. Economisch
c. etc.
3. De input, wij als studenten zijn input van de RUG, evenals leraren en materiaal.
4. De output, dat wat de school aflevert: de kennis die de leerlingen hebben opgedaan, onderzoeken die daaruit
voortvloeien en technologie
5. Proces van feedback, constante aanpassing van organisatie naar de vraag en aanbod van het milieu als een
resultaat van de nieuwe informatie die het ontvangt.
, BALLANTINE & HAMMACK H4
EQUALITY OF EDUCATIONAL OPPORTUNITY: A LOOK AT GENDER DIFFERENCES AND INEQUALITIES
Gender socialisatie thuis en op (basis)school
Primaire (biologie) en secundaire (omgeving) socialisatie.
- Vanaf de geboorte wordt een kind al aan gendersocialisatie blootgesteld. Ouders reageren anders op jongen en
meisjes, en speelgoed ook vaak gericht op geslacht.
- Schoolboeken volgen ook vaak traditionele rollen bij het afbeelden van situaties.
- Symbolic annihilation: onderrepresentatie van sociale groepen in literatuur en media
- Hidden curriculum: ongeschreven regels zijn voor jongens vaak moeilijker, worden vaker aangesproken op
gedrag, meisjes vaker rustig.
- Meisjes wordt geleerd correct maar veilig te antwoorden, jongens worden meer aangemoedigd creatief en
kritisch te denken
- Contamination rituals: spelen met kinderen van eigen gender, en de ander niet betrekken. Meisjes prikken
eerder deze grens door over het algemeen
Gender verschillen in secundair onderwijs
- Jongens beter in wiskundige en natuurkundige kennis, meisjes beter in schrijven en lezen
- Jongens hogere score AP (Advanced Placement) en SAT (gestandaardiseerde toelatingstest voor hogescholen en
universiteiten in de Verenigde Staten) meisjes hoger GPA (een schoolcijfer waarbij de gemiddelde
tentamencijfers worden gewogen naar studiepunten). Het ziet er niet naar uit dat dit komt door biologische
factoren, waarschijnlijk een product van socialisatie en de sociale organisatie van school
- Meisjes meer beoordeelt op uiterlijk, jongens meer op prestaties.
- Guy code: er wordt van een jongen verwacht dat hij stoer, niet emotioneel en zonder zwakheden is
- Stereotype threat: door de stress die komt door aan de verwachtingen te voldoen, worden de prestaties minder.
Dit is vooral bij meisjes zo, jongens kunnen beter tegen die stress
- Jongens meer kans om uiteindelijk in het hoogste onderwijs terecht te komen
Gender verschillen in het hoger onderwijs
- Meisjes in de meerderheid bij collegestudenten
- Socialisatie nog niet echt doorgewerkt in grotere economische context: jongens minder snel naar traditionele
vrouwen banen
- Vrouwen meer geneigd tot het halen van hoge diploma’s, maar verdienen nog wel minder en krijgen nog wel
meer te maken met vormen van seksisme in hun nadeel
- Mannen meer sector voor werk als kostwinner, vrouwen meer in banen voor balans werk en gezin
- Door menstruatie missen in sommige landen meisjes veel school
Inspanningen om genderongelijkheid in het onderwijs te bestrijden
- Single-sex onderwijs: vrouwen en mannen apart onderwijs, maar kan het verschil ook juist weer vergroten
- Title IX: controleren dat universiteiten een adequaat beleid hebben en procedures om te gaan met seksuele
overtredingen