Logopedie bij NAH werkcollege
Wat is hier aan de hand? Lees onderstaande casuïstiek en benoem van welke
NPFS er mogelijk sprake is.
1) Tijdens een spelobservatie van de logopedist valt op dat Ron (8 jaar, LH-
beschadiging door een hersentrauma) ‘raar’ speelt. De aanvankelijke lichte
hemiparese van zijn rechter arm/hand is nagenoeg verdwenen, hij speelt
met beide handen maar bv. bij ‘Hamertje Tik’ boort hij het hamertje door
het bord, met puzzelstukjes bouwt hij steeds een toren, autootjes legt hij
consequent op de zijkant.
a. Apraxie, want de handelingen worden verkeerd uitgevoerd. Hij
herkent het voorwerp nog wel (dus geen agnosie), maar hij weet
niet wat hij ermee moet doen
2) Dhr. W. heeft een milde Wernicke afasie maar blijkbaar ook nog andere
problemen. In het verzorgingshuis waar hij woont kon hij al een paar keer
zijn kamer niet terugvinden terwijl hij er al voor zijn C.V.A. woonde. Bij het
verlaten van de therapiekamer was het de logopedist ook al opgevallen
dat Dhr. linksaf de gang opliep (uit de logopediekamer komend) terwijl hij
rechtsaf moest gaan. Dhr. W. heeft overigens nooit moeite om de
logopediekamer te vinden en is altijd keurig op tijd. Hij heeft ook beslist
geen geheugenproblemen.
Hij maakt ‘door zijn jargon heen’ duidelijk dat hij niet snapt hoe zoiets
steeds voor kan komen, dat hij de verkeerde kant oploopt. Dat was hem
laatst bij een wandeling buiten ook al eens overkomen.
a. Neglect, hij is zich niet bewust van het feit dat hij ook een andere
kant op kan lopen.
3) Dhr. G. is in logopedische behandeling vanwege een lichte Broca-afasie. Bij
de oefening een situatieplaat te beschrijven valt steeds op dat hij bv. wel
afzonderlijk een jongen kan herkennen en benoemen alsook een moeder
en een gebroken ruit echter niet de samenhang.
a. Er is sprake van een simultane agnosie, omdat je een voorwerp wel
individueel kunt benoemen en herkennen, maar niet meer wanneer
er meer voorwerpen bij komen
4) Tijdens de groepstherapie afasie wordt altijd kofe/thee gedronken. Dhr.
Jansen is vandaag aan de beurt om alles in te schenken. Het wordt een
grote puinhoop; eerst weet hij niet hoe hij zal beginnen, vervolgens pakt
hij de kan kofe en giet kofe in het melkkannetje, ziet dat dat niet goed is
en doet een deel van betrefende inhoud in een kopje. De rest giet hij in
de suikerpot waarna hij verzucht “nee, nee, kan niet”
a. Motorische apraxie, omdat de handelingsuitvoering verstoord is
b. Handelingsschema is totaal verstoord
5) Bij de eerste ontmoeting met Mw. G. (61 jaar, verdenking hersentumor
links occipitaal) op de afdeling neurologie gaf Mw. een hand met links. Op
de vraag of ze haar rechter arm/hand niet kon bewegen, keek ze de
logopedist verbaasd aan maar bewoog de rechter arm niet. Toen de
logopedist haar rechter hand vastpakte, keek ze ernaar waarna ze haar
rechter arm normaal bewoog. Na het korte kennismakingsgesprek ‘vergat’
ze weer haar rechter arm en gaf weer met links een hand.
a. Somato-agnosie, ze herkend haar rechterhand niet meer als de hare
b. Geen neglect, dan ben je je niet meer bewust dat die hele kant
uberhaupt bestaat.
, Logopedie bij NAH werkcollege
6) Mw. S. kan op verzoek van de logopedist niet haar naam schrijven terwijl
ze die wel kan zeggen. Bij haar pogingen valt op dat ze veel zoekt naar de
juiste vorm van de letter. Zelfs een tekening maken van een huis lukt haar
niet, ze zet een aantal horizontale, verticale strepen.
a. Motorische apraxie, omdat de uitvoering van de handeling gestoord
is
b. Visoconstructief
c. Agrafie, kon niet lezen maar wel schrijven
7) Na zijn C.V.A. heeft Dhr. A. naast zijn anomische afasie opvallend veel
problemen met getallen, althans hij geeft aan dat hij bv. niet eens meer
kan uitrekenen wat hij van de Belastingdienst terug krijgt terwijl hij wel
een goed begrip heeft van de ‘waarde’ van geschreven bedragen. Hij kan
ook gewoon tellen of cijfers (gedicteerd) opschrijven. Tot zijn schaamte
geeft hij aan dat hij voorheen voor bekenden elk jaar hielp het
aangifteformulier van de Belastingdienst in te vullen.
a. Acalculie, mogelijk niet meer kunnen rekenen, weet wel of een
bedrag veel of weinig is , maar puur de cijfers herkennen lukt niet.
8) Dhr. S. (45 jaar, status na hersenvliesontsteking) is ingestuurd door de
neuroloog voor logopedisch onderzoek. Op de verwijzing staat ‘bijzondere
afasie, zeer slecht begrip’.
In het gesprek valt meteen op dat Dhr. S. inderdaad zeer slecht begrijpt
maar volkomen normaal spreekt. Hij kijkt ook erg naar het mondbeeld van
de logopedist om te begrijpen wat die zegt. Dhr. geeft zelf aan dat hij alles
wel kan horen maar niet begrijpt wat er gezegd wordt. Een
screeningsaudiogram bevestigt dat hij slechts zeer licht gehoorverlies
heeft b.z. Ook het schrijven en (begrijpend) lezen blijken geen problemen
op te leveren.
a. Auditieve agnosie/Akoestische agnosie, ook wel verbale doofheid
genoemd. De geluiden worden nog wel gehoord maar meneer S
begrijpt niet wat er gezegd wordt, de woorden die worden gezegd
worden niet herkend door de cliënt
b. Als training bij deze mensen: geluiden laten horen en de cliënt
vragen of het bijvoorbeeld gaat om een hond of een paard