Latijn – Samenvatting Cultuur – Vita Beata
Hoofdstuk 1 Cicero: Leven, werken en de politiek
Geschiedenis
Geboren op 3 januari 106 v. Chr. als Marcus Tullius Cicero. Was afkomstig van
equites. Verhuist op zijn tiende naar Rome en krijgt les in de retorica, belangrijk
voor politiek, flosofe en rechtsgeleerdheid. Eerste burgeroorlog in de jaren
tachtig tussen Marius en Sulla. Marius dood in 86 v. Chr., aanhangers vechten
door. Einde oorlog in 82 met overwinning van Sulla. Nam met leger Rome in en
liet aanhangers doden of verbannen. Tijdens Cicero, Sulla dictatoriale macht.
Marius was stadsgenoot Cicero, ook eques en familie. Cicero wordt advocaat.
Drie jaar naar Griekenland voor flosofe en retorica. Terug in Rome trouwt hij met
Terentia. Werd quaestor op Sicilië, later aedilis en praetor. Eerste redevoering
t.b.v. Pompeius. In 66 oorlog tegen Mithradates, voorstel Pompeius meer macht.
Cicero dringt hierop aan. Was overtuigd van Pompeius en wilde steun. Probeerde
bij optimates te komen. In 62 v.Chr. was Publius Clodius Pulcher als vrouw
verkleed bij pontifex maximus Caesar thuis. Werd verdacht van een
ontmoeting met de vrouw van Caesar. Cicero ontkrachtte Clodius’ alibi. Van 60-
52: Eerste Triumviraat: Pompeius, Caesar en Crassus. 58 ballingschap, maar
steun van Pompeius. Moest daarom triumviraat steunen. 52 Triumviraat uit
elkaar. 51 Cicero proconsul in huidig Turkije. 49 terug in Italië. Cicero moet
onderhandelen tussen Pompeius en Caesar. Mislukt, Caesar over Rubicon, begin
tweede burgeroorlog tussen Pompeius en Caesar. Cicero probeert te
bemiddelen, mislukt. Pompeius verliest, gaat naar Griekenland. Cicero kiest
Pompeius en gaat mee. Pompeius dood, Cicero terug. Caesar dood. Marcus
Antonius probeert oorlog te voorkomen en Cicero is woordvoerder senaat,
mislukt. Cicero heeft vermoeden dat Antonius in voetsporen van Caesar treedt,
dus spoort volk en senaat aan Antonius onschadelijk te maken. Tweede
triumviraat, proscriptie: iemand wordt vogelvrij verklaard en bezittingen
ingenomen. Zo ook Cicero, sterft. Derde burgeroorlog tussen Octavianus en
Antonius. Antonius: Egypte, Cleopatra, verliest slag bij Actium in 31 v.Chr.,
zelfmoord. Begin keizertijd. Octavianus: Augustus, Princeps civitatis, imperator.
Literaire werken
1. Orationes: redevoeringen, 58, vooral bekend tegen Catilina (deed in 63
via een samenzwering een greep naar de macht) en Marcus Antonius.
2. Retorica: welsprekendheid, 6, ideale redenaar
3. Filosofsche werken:
1. De republica (55-50 v.Chr.): Over de staat
2. De Legibus (55-50): Over de wetten
3. Tusculanae dispulationes (46-44): Gesprekken in Tusculum
4. De officiis (46-44): Over de plichten
5. De fnibus bonorum et malorum (46-44): Over het hoogste goed en
ergste kwaad
4. Epistulae: Meer dan 900 brieven, verdeeld onder: ad familiares, ad
atticum, ad quintum, ad fratrem en ad brutum.
,Jaartallen
63 v.Chr.: Cicero consul. Wordt zo homo novus.
58 v.Chr.: Ballingschap door wraak Publius Clodius in Noord-Griekenland
57 v.Chr.: Mocht o.a. dankzij Pompeius terugkeren naar Rome, gerehabiliteerd
en fnancieel schadeloos gesteld.
52 v.Chr.: Einde eerste triumviraat, Cicero kiest Pompeius omdat hij meende dat
de republikeinse zaak en het voortbestaan van de overheersende positie van de
senaat gebaat waren bij Pompeius.
48 v.Chr.: Pompeius verslagen en vermoord. Cicero terug naar Italië. Profteert
van clementia (vergevingsgezindheid) van Caesar.
44 v.Chr.: Dood Caesar, einde dictatuur. Cicero heeft twijfels bij de
moordenaars.
43 v.Chr.: Begin tweede triumviraat: Octavianus, Antonius en Lepidus. Cicero
vermoord door soldaten Marcus Antonius.
Begrippen
Equites = ridderstand, rijke Romeinen, een-na-hoogste rang na nobiles,
nauwelijks inspraak.
Curus honorum = loopbaan van (ere)-ambten, elke ambt kende een
minimumleeftijd en moest een jaar lang vervuld worden.
Suo anno = Op de minimumleeftijd, Cicero bekleedde elke ambt suo anno.
Homo novus = man die als eerste van zijn familie als eques de hoogste ambt
bereikt.
Optimates = senaatsgeoriënteerde, behoudende nobilis
Populares = revolutionaire plannen direct aan de volksvergadering.
Hoofdstuk 2 Geen angst voor de dood
In 45 v.Chr. schreef Cicero de Tusculanae Disputationes. Gesprekken waarin
Cicero steeds één van zijn gasten een stelling laat poneren, waarna hij hem
probeert te weerleggen. Basisgedachte: mens streeft naar geluk, kan alleen door
gemoedsrust verkregen worden. De gesprekken sluiten aan bij Cicero’s
persoonlijke leed: scheiding van vrouw en dood van dochter. Opgedragen aan
Brutus, stoïcijn en vriend van Cicero, een van de moordenaars van Caesar.
Bestaat uit vijf boeken:
Boek 1: angst voor de dood en het leren verachten ervan
Boek 2: pijn
Boek 3: verdriet
Boek 4: ander verstoringen van de gemoedsrust en ‘chaos’ in de ziel
Boek 5: deugd alleen is voldoende om gelukkig te leven
De dood is geen malum (Cicero, Tusculanae disputationes boek 1, 96-104)
De dood is geen malum, maar een bonum, omdat hij de mensen van leed verlost.
Ziel blijft na de dood voortbestaan. Gaat niet om lengte leven, maar wijze
waarop. In deze stukken opsomming van mannen uit Griekse geschiedenis die
niet bang waren voor de dood.
Tekst 2A: De dood van Theramenes
Quodsi expectando et desiderando
pendemus animis, cruciamur, Tricolon met climax + asyndeton
, angimur, pro Eufemisme voor de dood, alliteratie
di immortales, quam illud iter Anafoor + asyndeton, quo -> illud iter
iucundum Anafoor
esse debet, quo confecto nulla reliqua
cura,
nulla sollicitudo futura sit! Quam me Qui -> vir clarus
delectat Theramenes! Quam elato
animo
est! Etsi enim femus, cum legimus,
tamen non miserabiliter vir clarus
emoritur: qui cum coniectus in Qui -> pulchro Critiae
carcerem triginta iussu
tyrannorum venenum ut sitiens
obduxisset,
reliquum sic e poculo eiecit, ut id
resonaret, Cui -> ei
quo sonitu reddito adridens 'popino' Quae -> mortem eam
inquit
'hoc pulchro Critiae', qui in eum fuerat
taeterrimus. Graeci enim in conviviis
solent nominare, cui poculum tradituri
sint.
Lusit vir egregius extremo spiritu, cum
iam
praecordiis conceptam mortem
contineret,
vereque ei, cui venenum praebiberat,
mortem eam est auguratus, quae
brevi
consecuta est.
De dood zal zeer aangenaam zijn, want dan zijn er geen zorgen meer.
Theramenes was een van de Dertig Tyrannen, antidemocratische Atheners, maar
bestreed de wreedheid van zijn collega’s. Critias veroordeelde hem ter dood. In
de gevangenis sterft hij daarentegen niet ellendig. Hij drinkt het gif gulzig op en
brengt een toost uit aan de mooie Critias volgens de Griekse traditie degene te
noemen aan wie de beker overhandigt wordt. Zo voorspelt hij Critias’ dood. Hij
maakte grapjes tot zijn dood en is daarom een voorbeeld.
Tekst 2B: De dood is een diepe slaap
Quis hanc maximi animi aequitatem Chiasme: acc–gen– gen-acc; maximi
in ipsa morte laudaret, si mortem animi -> Theramenes; retorische
malum iudicaret? Vadit enim in vraag
eundem carcerem atque in eundem Tricolon + Anafoor
paucis post annis scyphum Socrates, Metonymia; hyperbaton
eodem scelere iudicum quo Quo -> eodem scelere
tyrannorum Theramenes. Quae est Ellips: waardoor Theramenes (naar de
igitur eius oratio, qua facit eum Plato gevangenis ging); qua -> oratio
usum apud iudices iam morte Multatum -> Socrates
multatum? 'Magna me' inquit 'spes
tenet, iudices, bene mihi evenire,
quod mittar ad mortem. Necesse est Parallelisme: Twee argumenten: de
enim sit alterum de duobus, ut aut dood neemt waarnemingen weg, of is
sensus omnino omnes mors auferat een verhuizing. Beide op dezelfde
, aut in alium quendam locum ex his manier uitgewerkt -> parallellie.
locis migretur. Quam ob rem, sive Non numquam = niet nooit = soms
sensus extinguitur morsque ei somno Retorische vraag: je kunt geen
similis est, qui non numquam etiam dagen vinden (leven) beter dan de
sine visis somniorum placatissimam nacht (dood).
quietem adfert, di boni, quid lucri est Metafoor: dagen = leven, nacht =
emori! Aut quam multi dies dood
reperiri possunt, qui tali nocti Qui -> dies; cui -> tali nocti
anteponantur! Cui si similis est Ellips: wie (is) gelukkiger dan ik?
perpetuitas omnis consequentis Retorische vraag
temporis, quis me beatior?
Socrates is net als Theramenes oneerlijk ter dood veroordeeld. Hij ziet de dood
niet als iets negatiefs: óf het is een diepe slaap óf het is een verhuizing naar
elders. Als de dood alle waarnemingen weg neemt en gelijk zou zijn aan een
slaap zonder dromen, dan zou het fantastisch en rustig zijn. De dood zou dan ook
te verkiezen zijn boven het leven.
Tekst 2C: De dood is een verhuizing naar elders
Sin vera sunt, quae dicuntur, Vergelijking: beeld = verhuizing,
migrationem esse mortem in eas oras, afgebeelde= dood, tertium
quas ei, qui e vita excesserunt comparationis = excesserunt
incolunt, id multo iam beatius est. Quas -> eas oras; qui -> ei
Tene, cum ab is, qui se iudicum Qui -> is
numero haberi volunt, evaseris, ad Qui -> eos
eos venire, qui vere iudices Asyndeton
appellentur, Minoem, Rhadamanthum, Retorische vraag
Aeacum, Triptolemum, convenireque Qui -> eos
eos, qui iuste et cum fde vixerint – Metafoor: beeld = deze reis,
haec peregrinatio mediocris vobis afgebeeld = dood (wordt niet
videri potest? Ut vero conloqui cum genoemd -> metafoor)
Orpheo, Musaeo, Homero, Hesiodo Asyndeton: dichters/musici
liceat, quanti tandem aestimatis? Retorische vraag
Equidem saepe emori, si feri posset, Quae -> ea
vellem, ut ea, quae dico, mihi liceret
invisere. Quanta delectatione Anafoor + tricolon
autem adfcerer, cum Palamedem, Retorische vraag
cum Aiacem, cum alios iudicio iniquo
circumventos convenirem! Temptarem Qui -> summi regis; regis ->
etiam summi regis, qui maximas Agamemnon
copias duxit ad Troiam, et Ulixi
Sisyphique prudentiam, nec ob eam
rem, cum haec exquirerem, sicut hic Hic -> Athene
faciebam, capite damnarer.
Als de dood een verhuizing naar elders zou zijn, zou dat nog beter zijn dan een
diepe slaap. In plaats van door hen, die zichzelf tot rechters rekenen, een jury
van 500 Atheense burgers, veroordeeld te worden, ontmoet je echte rechters:
Minos (koning van Kreta), Rhadamanthys (broer van Minos, vermaard als
wetgever en bewonderd om zijn rechtvaardigheid), Aecus (koning van het eiland
Aegina, grootvader Achilles) en Triptolemus (stichter van de Mysteriën van
Eleusis en verbreider van de landbouw). Je zou kunnen spreken met Orpheus,
Musaeus, Homerus en Hesiodus (dichters en musici). Je kan Palamedes, Ajax en
anderen bedrogen door een vijandig oordeel ontmoeten. Socrates vond zijn straf
(de dood) niet erg, maar het was bedoeld om hem pijn te doen en dat was erg. In
, de onderwereld mag hij wel iedereen gewoon vragen stellen en wordt hij niet ter
dood veroordeeld.
Tekst 2D: De goden zorgen voor de goede mensen
Ne vos quidem, iudices i, qui me Qui -> iudices i
absolvistis, mortem timueritis. Nec Antithese (tegenstelling) +
enim cuiquam bono mali quicquam iuxtapositie (bewust naast elkaar
evenire potest nec vivo nec mortuo, tegenstelling, contrast)
nec umquam eius res a dis Anafoor
inmortalibus neglegentur, nec mihi Hoc -> doodstraf
ipsi hoc accidit fortuito. Nec vero ego Fortuito: niet toevallig -> goden;
is, a quibus accusatus aut a quibus quibus-> is
condemnatus sum, habeo quod
suscenseam, nisi quod mihi nocere se
crediderunt.' Et haec quidem hoc
modo; nihil autem melius extremo: Parallellie: pvnw, fnale bz, pvnw,
'Sed tempus est' inquit 'iam hinc fnale bz
abire, me, ut moriar, vos, ut vitam Adversatief asyndeton: tegenstelling
agatis. Utrum autem sit melius, di zonder voegwoord; utrum -> moriar +
inmortales sciunt, hominem quidem vitam agatis
scire arbitror neminem.' Autorisatieargument: Als zelfs
Socrates de dood niet als een malum
zag, is dat het niet
Socrates adviseert de rechters die hem vrijspraken, de dood niet te vrezen. Want
iets slecht kan niet overkomen aan een goed iemand én de goden behartigen de
zaken van een goed persoon. Socrates is niet kwaad op hen die hem veroordeeld
hebben, want de dood is geen kwaad, behalve dat ze geloofden dat ze hem
schade aan deden. Alleen de goden weten of de dood of het leven beter is.
Niemand kan dit weten. Dit past weer bij Socrates’ standpunt dat de mens niets
weet.
Tekst 2E: De dood kan geen malum zijn
Ne ego haud paulo hunc animum Litotes: niet weinig = heel veel
malim quam eorum omnium fortunas, Qui -> eorum omnium; hoc = Socrates
qui de hoc iudicaverunt. Etsi, quod
praeter deos negat
scire quemquam, id scit ipse utrum sit
melius —nam dixit ante—, sed suum Chiasme: bz – hz met tenere – hz met
illud, nihil ut adfrmet, tenet ad tenere – bz; nihil ut – ut nihil
extremum; nos autem teneamus, ut Quod -> malum
nihil censeamus esse malum, quod sit
a natura datum omnibus, Syllogisme
intellegamusque, si mors malum sit, Adversatief asyndeton
esse sempiternum malum. Nam vitae
miserae mors fnis esse videtur;
mors si est misera, fnis esse nullus
potest.
In tekst 2B zegt Socrates dat hij weet dat de dood goed is. In het einde van tekst
2D zegt hij daarentegen toch dat niemand, behalve de goden, kan weten of leven
of de dood beter is. Zo houdt hij vast aan zijn principe om niets te bevestigen.
Cicero neemt daarentegen wel aan dat de dood geen malum kan zijn. Volgens
Cicero is alles dat door de natuur is gegeven, dus ook de dood, goed. Hij legt dit
uit aan de hand van een syllogisme: