Week 1 – omgevingsrecht, inleiding en Wabo
Omgevingsrecht is (1) de regulering van (2) menselijke actviteiten die gevolgen hebben voor (3) de
fysieke leefomgeving:
1. Regulering door de overheid: ruimtelijke ordening van de actviteiten en bescherming van de
leefkwaliteit.
a. Milieu: Wet milieubeheer, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,
Actviteitenbesluit, Besluit externe veiligheid inrichtngen.
b. Soortenbescherming: Wet natuurbescherming.
2. Actviteiten: wonen, werken, recreate, vervoer, gebruik natuurlijke hulpbronnen, industrille
actviteiten met uitstoot van verontreinigende stofen, hinder of veiligheidsrisicoss
veroorzakend.
a. Bouwen: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Woningwet, Bouwbesluit.
3. Fysieke leefomgeving omvat o.a.: bouwwerken, infrastructuur, water, bodem, lucht,
landschapen, natuur, cultureel erfgoed.
a. Situering van ruimtegebruik: Wet ruimtelijke ordening, Besluit ruimtelijke ordening.
Omgevingsrecht = het recht dat betrekking heef op de ordening en bescherming van de fysieke
leefomgeving van de mens. Dit beslaat alle volgende gebieden:
- Ruimtelijk ordeningsrecht = de kwaliteit van leefomgeving reguleren vaak door middel van
een bestemmingsplan, waarin wordt aangegeven waarvoor welke gronden bestemd zijn.
- Milieurecht = Bedrijfsactviteiten waarbij het milieu verontreinigt wordt, evenals de kwaliteit
van het water.
- Natuurbeschermingsrecht = De schadelijke gevolgen voor de natuur door bedrijfs- of
woonbestemming beperken en beschermen.
- Waterrecht = reguleert de gebieden waar water is.
De fysieke leefomgeving heef verschillende functes, wanneer één of meer van die functes wordt
aangetast of bedreigd, is sprake van een omgevingsprobleem.
Aan het omgevingsrecht liggen beginselen/uitgangspunten ten grondslag. Deze beginselen,
geschreven of ongeschreven, liggen ten grondslag aan het omgevingsbeleid en vinden hun weerslag
in de uitvoering en in de jurisprudente. De belangrijkste beginselen:
- Beginsel van voorzorg: Dit houdt in dat men niet moet wachten met het nemen van
maatregelen ter bescherming van het milieu en de natuur tot de gevolgen van bepaalde
handelingen volstrekt duidelijk zijn. Ook wanneer het nog niet volkomen zeker is, moeten
preventeve maatregelen worden genomen.
- Beginsel van prevente: Dit houdt in dat, wanneer maatregelen worden genomen, deze in de
eerste plaats gericht moeten zijn op het voorkomen van verontreiniging van het milieu of de
natuur en niet op het herstellen of ongedaan maken naderhand.
- Beginsel van bestrijding van de bron: Milieubeschermende maatregelen kunnen het beste
worden gericht tegen de bron van de verontreiniging.
- Beginsel de vervuiler betaalt: de vervuiler is verantwoordelijk voor de kosten die gemoeid
zijn met het voorkomen en beperken van de door hem veroorzaakte verontreiniging.
- Stand-stllbeginsel: In de gevallen waarin de feitelijk bestaande omgevingskwaliteit beter is
dan de omgevingskwaliteit die wordt voorgeschreven, de bestaande omgevingskwaliteit als
norm gaat gelden.
, - ALARA-beginsel: as low as reasonable achievable – indien bepaalde gevolgen niet kunnen
worden voorkomen, dan moeten regels worden opgesteld die de grootste mogelijke
bescherming bieden, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
Onderdelen van het omgevingsrecht zijn:
- Ruimtelijke ordening – wet wro en Bro: regels over de wijze waarop verschillende plannen
voor de verdeling van de ruimte moeten worden vastgesteld.
- Waterkwaliteit en kwantteit
- Natuur/biologische diversiteit
- Milieu (lucht, water, externe veiligheid, geluidhinder, klimaat e.d.)
Het omgevingsrecht is een complex rechtsgebied dat tal van verschillende wetgeving beslaat. Een
belangrijke vraag is dan ook hoe al die verschillende weten zich tot elkaar verhouden. De
complexiteit van het omgevingsrecht zit hem in:
- de vele verschillende, soms tegenstrijdige, belangen die door de overheid afgewogen
moeten worden.
- Veel verschillende wetgeving: ieder belang of milieuprobleem heef een eigen wet.
Daarnaast bestaat er gelaagde regelgeving (incl. Europees Recht).
- Veel verschillende bestuursorganen: Op zowel Europees als natonaal niveau. Waarbij
natonaal weer is onderverdeelt in provinciaal en gemeentelijk niveau waterschap.
- Er zijn veel verschillende procedures: onthefngen, vergunningen, andere
toestemmingsbesluiten en daarnaast is er nog geschillenbeslechtng.
Maar tussen de omgevingsproblemen is er wel samenhang. Daarom doen de volgende trends zich
voor in het omgevingsrecht: Integrate (Wabo en omgevingswet), decentralisate, deregulering en
Europeanisering. De integrate in de Wabo is wel enkel procedurele integrate en geen inhoudelijke
integrate. Dit betekent dat er geen integrale toetsing plaatsvindt en er aparte toetsingskaders zijn
zoals genoemd in de Wabo (art. 2.10 t/m 2.20). Wel moeten de vergunningsvoorschrifen afgestemd
zijn met de andere weten. Met de invoering van de wet Algemene bepalingen omgevingsrecht
(Wabo) is de zogenoemde omgevingsvergunning geïntroduceerd. Het idee van de Wabo is dat bij de
vergunningverlening de toelaatbaarheid van een project, dat uit een of meer van deze
vergunningplichtge actviteiten bestaat, in zijn geheel wordt beoordeeld. Als gevolg daarvan hoef
niet voor elk van de actviteiten afzonderlijk een vergunning te worden aangevraagd en vervolgens
de daarop van toepassing zijnde totstandkomings- en rechtsbeschermingsprocedure te worden
doorlopen. De omgevingsvergunning heef betrekking op tal van aspecten van een project in de
fysieke leefomgeving, zoals het bouwen, verrichten van milieubelastende actviteiten door bedrijven,
het kappen van bomen, etc. Het moet het vergunningstelsel als de handhaving van actviteiten die
van invloed zijn op de fysieke leefomgeving vergemakkelijken. Het begrip ‘fysieke leefomgevings
vloeit voort uit artkel 2.1 en 2.2 Wabo.
De Wabo: Deze wet bevat een regeling voor een vergunningstelsel voor een groot aantal,
uiteenlopende actviteiten die gevolgen kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving; het stelsel
voor de omgevingsvergunning, welke vele (niet alle) aspecten van een project regelt. Indien een
omgevingsvergunning verleend is, is daarvoor een afweging gemaakt en zijn op grond daarvan
eventueel beperkingen en voorwaarden aan de vergunning verbonden.
Voordeel van de Wabo en de omgevingsvergunning is dat er één vergunningsaanvraag is die moet
worden ingediend bij één bevoegd gezag, gevolgd door één procedure die leidt tot één besluit.
Hierdoor worden de administrateve lasten beperkt en wordt deregulering vermindert. Ook wordt
, hiermee voorkomen dat er tegenstrijdige regels worden gesteld in verschillende vergunningen. In het
kader van één omgevingsvergunning moeten alle betrokken aspecten worden afgewogen en één
besluit volgen.
De belangrijkste uitvoeringsregelingen van de Wabo zijn het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de
Ministerille regeling omgevingsrecht (Mor). De Bor bevat regels omtrent de aanwijzing van
omgevingsvergunningverplichtge en omgevingsvergunningvrije actviteiten, het bevoegd gezag, de
aanvraag, de inhoud, het advies, de verklaring van geen bedenkingen en de handhaving. In de Mor
staan bepalingen inzake de indieningsvereisten en kwaliteitseisen van de handhaving.
De omgevingsvergunning ziet op projecten, die kunnen bestaan uit één of meer actviteiten, die
plaatsgebonden zijn en op de een of andere manier invloed hebben op het fysieke milieu. Het begrip
fysieke leefomgeving moet daarbij wel ruim worden uitgelegd: milieu, natuur, landschappelijke en
cultuurhistorische waarden vallen er onder.
Er zijn veel vergunningen geïntegreerd in de omgevingsvergunning. Maar er bestaan ook
enkele die dat niet zijn. Deze kunnen wel aanhaken bij de omgevingsvergunning. De toestemming uit
die bijzondere wet blijf dan noodzakelijk maar een afzonderlijke vergunning niet, in plaats daarvan
haakt de actviteit aan bij de omgevingsvergunning.
Per project is er één bevoegd gezag verantwoordelijk voor de vergunningverlening (2.4 Wabo). Dit
ligt in beginsel bij het College van B&W, maar kan ook bij de Gedeputeerde Staten of Minister liggen.
De gevallen waarin de GS of Minister bevoegd is zijn uitgewerkt in h3 Bor. Daarnaast kan de Minister
bepalen dat hij bevoegd is, ongeacht de regels, op grond van art. 2.4 lid 4 Wabo. Daarvoor moet het
wel geboden zijn in het algemeen belang. Het uitgangspunt bij het bevoegd gezag is: ‘eens bevoegd
altjd bevoegds. ritzondering daarop is dat indien het project zodanig wijzigt dat als gevolg daarvan
een hoger BO bevoegd wordt. Zie de capaciteitenlijst in bijlage 1 Bor.
Bij de te nemen beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning kunnen ook andere
bestuursorganen betrokken zijn dan het bevoegd gezag. Die betrokkenheid kan bestaan uit het geven
van advies of het afgeven van een verklaring van geen bedenkingen.
Advies: een adviseur is een persoon of college dat krachtens wetelijk voorschrif is belast
met het adviseren over door een BO te nemen besluiten en niet werkzaam is onder de
verantwoordelijkheid van dat BO (3:5 Awb). Op deze wijze kunnen deskundigheid en andere
belangen mee worden genomen in de besluitvorming (art. 2.26 Wabo jo. H6 Bor). Maar er is geen
verplichtng tot het uitgeven van een advies. Het ontbreken van een advies staat niet aan de weg aan
het nemen van een besluit aldus 3:6 lid 2 Awb. Maar indien advies wordt uitgebracht, dan moet met
dat advies rekening worden gehouden. Afwijken is alleen mogelijk indien dat gemotveerd gebeurd.
In het geval van waterkwaliteitsbeheer kent de Wabo een bindend adviesrecht. De
waterkwaliteitsbeheerder heef hierdoor bindende zeggenschap ten aanzien van aspecten van de
omgevingsvergunning die direct verband houden met het beheer van de waterkwaliteit.
Verklaring van geen bedenkingen (vvgb): voor sommige gevallen is bepaald dat een
omgevingsvergunning niet mag worden verleend dan nadat een aangewezen BO heef verklaard
daartegen geen bedenkingen te hebben. Het gaat daarbij om gevallen waarin een afzonderlijke
toestemming van het aangewezen BO wenselijk wordt geacht gelet op de specifeke deskundigheid
van dat BO (art. 2.27 Wabo/6.5-6.9 Bor). De vvgb is bindend en zonder de vvgb kan de
omgevingsvergunning niet worden verleend.
Deelvergunningen verlenen vrijheid aan de vergunningaanvrager: ‘duidelijk omschrijven van
projecten en actviteitens. Maar onlosmakelijke actviteiten moeten in één omgevingsvergunning.
Daar is sprake van indien met één feitelijke handeling meerdere actviteiten in de zin van de Wabo