Historische ontwikkeling van het publiekrecht
Hoorcollege 1
17e eeuw 🡪 emancipatie straf- en staatsrecht los van privaatrecht, ook in het onderwijs.
Publiekrecht ontwikkeld zich zelfstandig (los van privaatrecht)
Er ontstaan steeds meer grote staten in Europa en daarom behoefte aan kennis van het
staatsrecht en het beginsel van het strafrecht.
18e eeuw 🡪 “het begin van de rechtsstaat”, Franse revolutie vooral belangrijk. ontstaan van
systemen van trias politica in bijna alle Europese staten. Overal zie je dit terugkomen, de
machtenscheiding. Belang van legaliteitbeginsel wordt benadrukt, zowel en staats- en
strafrecht. Bevoegdheden die op wetten moeten berusten (bij het staatsrecht)
Ontstaan van allerlei vrijheidsrechten die in de wet moeten worden vastgelegd. Spreken,
denken en geloven. En beginsel van rechtsbescherming.
Gevolg van deze veranderingen 18e eeuw, einde 18e eeuw: hele strikte scheiding tussen
publiek en privaatrecht. Publiekrechtelijke bevoegdheden mogen zich niet langer in
privaatrechtelijke handen bevinden. Publiekrecht krijgt de overhand boven privaatrecht.
19e eeuw 🡪 “eeuw van de democratie”
Het ontstaan van parlementaire stelsels, stelsels van volksvertegenwoordiging in bijna alle
Europese landen. Gekoppeld aan het idee van ministeriële verantwoordelijkheid.
“eeuw van de grondwet” bijna alle Europese landen krijgen een uitgewerkte grondwet 🡪 1848
NL grondwet.
“eeuw van ontstaan van politieke rechten” actief en passief kiesrecht.
“eeuw waarin politiek en bestuur gescheiden werden” dus “eeuw begin van het bestuursrecht”
🡪 heeft consequenties voor de rechtsbescherming.
1e helft 20e eeuw 🡪 “eeuw van sociale rechtsstaat” ookwel verzorgingsstaat, betekent grote
groei en bloei van het bestuursrecht met ook de opkomst van de beginselen van behoorlijk
bestuur. Ook sociale rechten: recht van onderwijs, armoedebestrijding, huisvesting. Nederland
loopt de achterstand op de andere Europese landen in.
Periode na WO2 tot nu 🡪 “periode infiltratie van het privaatrecht door het publiekrecht”
publiekrecht dringt door in privaatrecht, ten koste van contractvrijheid, en vrijheid van
ondernemers. Zie je onder andere in boetes en toezicht.
Legaliteitsbeginsel
Hét centrale beginsel in het publiekrecht. Draait om de vraag: staat de keizer/koning boven de
wet, of is de keizer/koning gebonden aan de wet? = centrale vraag achter het
legaliteitsbeginsel.
Onderscheiding romeinen tot 18e eeuw en 18e eeuw tot nu. 1e periode: vorst staat boven de
wet. Daarna (na 18e eeuw) een omslag: de vorst is gebonden aan wetten. Vorst/staat ook
gebonden aan wet, beginselen en mensenrechten. Zelfs als de staat privaatrechtelijk handelt is
gebonden de wet, beginselen en mensenrechten.
,Volgende stap: sommige grondrechten gelden ook tussen burgers en bedrijven onderling, niet
alleen tussen burgers en de overheid. 🡪 = constitutionering van het privaatrecht (= dat
grondrechten ook tussen burger en bedrijven ook gaan gelden).
Hoorcollege 2
“Codificatie”
introductie
zowel de romeinen als de grieken maakten onderscheid tussen geschreven en ongeschreven
recht. de behoefte aan geschreven recht kwam voort uit behoefte aan rechtszekerheid.
het begrip codificatie komt uit de tijd van de verlichting (18e eeuw)
CODIFICATIE = geschreven recht, waaraan de overheid een aan haar gezag ontleende,
uitsluitende gelding toekent; deze exclusiviteit maakt de rechtsoptekening tot een volledige.
Wat is het?
Recht door mensen gemaakt
3 kenmerken (vereisten voor codificatie):
1. Omvangrijke op schrift gestelde wet
2. Een overheid die gezag uitoefent over haar onderdanen.
3. Wet moet exclusieve gelding hebben
🡪 tentamenvraag!!
Uitgewerkt:
1. Omvangrijke op schrift gestelde wet
een ongeschreven codificatie is niet mogelijk.
elke codificatie is een daad van wetgeving, maar niet elke wetgevingsactiviteit is een
codificatie.
Wet is een wet in materiële zin. 🡪 algemeen verbindende regeling, wet komt tot stand vanuit
het perspectief van het algemeen belang, gebaseerd op art. 50 en 67 Gw.
Én vanuit de trias,
Tentamenvraag:
“Past het verlenen van toestemming voor het huwelijk van Willem Alexander en maxima
binnen de ideale leer van de trias politica?”
Beantwoorden:
- Wat voor overheidsactiviteit is het verlenen van toestemming?
= besturen
- In ideale trias, wetgeven door wetgever, rechtspreken door rechter, besturen door
bestuur. art. 28 Gw verlenen toestemming huwelijk gebeurt bij wet, dus door de
wetgever.
, - Conclusie: de activiteit is besturen, maar dit gebeurt door de regering en
Staten-Generaal (de wetgever) dus dit past niet in de ideale leer van de trias politica.
2. een overheid, die gezag uitoefent over haar onderdanen
codificatie is niet denkbaar in een samenleving die (nog) geen overheid kent. stel er is wel een
overheid maar er wordt geen gezag uitgeoefend, dan heeft codificatie ook geen waarde.
bij een overheid kan je denken aan een wereldlijke instantie of bijv. een kerkelijke overheid.
de onderdanen moeten het gezag van de overheid dus aanvaarden, wil er een codificatie
werkzaam zijn. maar: niet elke onderdaan zal dit gezag aanvaarden: waarom moet de
minderheid gebonden zijn aan de wil van de meerderheid?
oplossing → sociaal contract (jean-jacques rousseau) hij zag de onderworpenheid van het
individu aan de gemeenschap gelegen in een stilzwijgend contract met dat de onderdanen
sloten met elkaar, waardoor de individuele wil zich vrijwillig plaatste onder de wil van de
gemeenschap.
“men verliest door het sociaal contract de natuurlijke vrijheid, maar wint de burgerlijke
vrijheid”
Particulieren niet bevoegd tot wetgeving
Wel bevoegd: regering, Staten-Generaal, koning
3. Wet moet exclusieve gelding hebben
het overheidsgezag verleent aan de bundeling van op schrift gesteld recht volledigheid en dit
maakt haar tot een codificatie. het kenmerk volledigheid behoeft nadere uitleg:
geschreven rechtsregels moeten namelijk evenals iedere gesproken of geschreven tekst
worden uitgelegd (geïnterpreteerd): pas door uitleg verkrijgt een tekst betekenis of zin.
met exclusieve geld wordt Ookwel bedoeld: formele volledigheid
Wet/wetboek moet de enige bron van recht zijn op een bepaald rechtsgebied.
Tegenover formele volledigheid staat materiële volledigheid
Materiële volledigheid = het wetboek zou een antwoord bevatten op alle mogelijke juridische
problemen.
Rechtspraak levert geen algemeen verbindende regels op. Rechter heeft geen rechtsvormende
taken. Rechter beslist in concrete gevallen. Legaliteitsbeginsel verhindert dat de rechter recht
kan vormen.
Vaak is wetgeving niet formeel volledig.
in conlusie:
in een gecodificeerde samenleving bestat een officiële, met gezag beklede tekstschrijver - de
wetgever - en een officiële, met gezag beklede tekstuitlegger - de rechter.
, uitelggen van de wettekst
woorden van montesqieu: “er is helemaal nog geen sprake van vrijheid indien de
rechtsprekende macht niet gescheiden is van de wetgevende en van de uitvoerende macht.”
- de uitspraken van rechter moeten nooit iets anders weergeven dan de precieze
wettekst.
- de uitlegger heeft het laatste woord, hij bepaalt met behulp van zijn kennis en inzicht
de inhoud van de rechtsregel.
- de codificator heeft dus een beperkte rol: het is het gezag van de overheid en niet de
kwaliteit van de inhoud, die de tekst een codificatie maakt.
- iedere tekst heeft uitleg nodig, en het is de uitlegger (de rechter) die betekenis (zin)
aan een wet geeft; hij bepaalt de inhoud ervan. manieren van uileggen:
a. de Authentieke interpretatie = de wetgever heeft geeft zelf een gezaghebbende
uitleg. keizer jusitnianus deed dit. je komt er niet ver mee want: de
interpretatieve wetten moeten ook weer worden uitgelegd.
b. grammaticale interpretatie = welke betekenis de woorden in het dagelijks
spraakgebruik hebben
c. wetshistorische interpretaite = achterhalen wat de wetgever destijds met de
betreffende tekst heeft bedoeld
d. rechtshistorische interpretatie = zoekt naar de herkomst van een bepaalde regel
en kan teruggaan naar bijvoorbeeld het romeinse recht.
e. systematische interpretatie = kijkt of en hoe een regel past in het stelsel van de
wet, hoe verhoudt hij zich met andere regels .
f. analogie = een regel die krachtens haar bewoording en bedoelding niet op het
te beslissen geval van toepassing is, wordt toch toegepast omdat het niet
geregelde geval erop lijkt.
g. teleologische interpretatie = houdt het doel van een regeling in het oog en de
uitlegging aan dat doel ondergeschikt maakt.
- men is in beginsel vrij om te interpreteren, de betekenis van de tekst komt van degene
die de tekst leest, deze vrijheid zorgt voor geen leemten in de codificatie, en daarom is
deze volledig.
- de rechter mag in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid van de wet beoordelen
- de rechter mag niet weigeren om recht te spreken, deze wettelijke uitleggingsplicht
maar de wet is volledig.
die vrijheid van de rechter om te interpreteren, vooral de vergaande interpretatiemethoden,
zijn vooral van toepassing in het privaatrecht.
Waarom maken we codificatie?
Motieven:
1. Staatsbelang, de staat heeft belang bij codificatie.
Interne functie staatsbelang: wetboek bedoelt om eenheid te creëren onder het volk.
Saamhorigheid creëren.