AFPF Blok C
Inhoud
Casus 1....................................................................................................................................................2
Casus 2....................................................................................................................................................7
Casus 3..................................................................................................................................................11
Casus 4..................................................................................................................................................15
Casus 5..................................................................................................................................................18
Casus 6..................................................................................................................................................20
Casus 7 (deel I)......................................................................................................................................26
Casus 7 (deel II).....................................................................................................................................29
,Casus 1
De fysiologie van de reuk samenvaten.
In het dak van de neus in het gebied van de lamina cribrosa en de bovenste conchae ziten sseciale
recestoren die geur osvangen. Ze worden gestmuleerd door geuren in de lucht. Hieruit vloeien
imsulsen voort welke door de twee nervi olfactorii naar de hersenen worden gestuurd. Als de
imsulsen aankomen wordt er geur ervaren.
De structuur van de trachea beschrijven en uitleggen aan de hand van de functes van de trachea.
De tracheale wand bestaat uit drie weefsellagen: fbreus en elastsch weefsel; kraakbeen en gladde
ssieren; cilinderesitheel met trilharen. Hij wordt osengehouden door C-vormige kraakbeenringen en
de osening van de ringen ligt aan de achterkant waar de trachea tegen de oesoshagus ligt. Functes:
- Ondersteuning en doorgankelijkheid: kraakbeen houdt de trachea sermanent osen, maar
zorgt ook voor fexibiliteit. Omdat de achterzijde osen is kan er makkelijker geslikt worden.
- Mucociliair transsort: het synchroon en regelmatg bewegen van trilharen van het slijmvlies
om zo slijmvlies omhoog te drijven, waardoor het doorgeslikt of osgehoest kan worden.
- Hoestrefex: zenuwuiteinden in de larynx, trachea en stambronchi zijn gevoelig voor irritate
en srikkelen de nervus vagus, waardoor een hoestrefex ontstaat.
- Oswarming, bevochtging en fltering: het in de neus begonnen sroces gaat door.
De structuur en veranderende functes van de diverse niveaus van de luchtweg uitleggen.
De bronchiën sslitsen zich steeds verder in bronchiolen, eindbronchiolen, ressiratoire bronchiolen,
ductuli alveolaris en alveoli. De bredere sassages heten geleidende luchtwegen omdat ze slechts de
lucht aanvoeren.
- Bronchiën/bronchiolen: Kraakbeen is er ter ondersteuning van de grotere luchtwegen en de
ringen worden steeds kleinere slaatjes. Het kraakbeen dat verdwijnt wordt door glad
ssierweefsel vervangen, waardoor de diameter van de longen vergroot/verkleind kan
worden door het autonome zenuwstelsel. Het trilhaaresitheel wordt geleidelijk vervangen
door niet-trillend esitheel en de bekercellen verdwijnen.
Functes zijn: regulate van luchtoevoer; oswarming en bevochtging; ondersteuning en
osenheid; verwijdering van deeltjes; hoestrefex.
- Ressiratoire bronchiolen/alveoli: Elke lobulus wordt voorzien van een eindbronchiole welke
zich verder ossslitst in ressiratoire bronchiolen, ductuli alveolares en alveoli. De wanden
worden steeds dunner en uiteindelijk verdwijnt het ssier- en bindweefsel en blijf er een
enkelvoudige laag slaveiselesitheel over. Deze distale luchtwegen worden ondersteund door
een los netwerk van bindweefsel dat verschillende structuren bevat. Tussen de
slaveiselcellen liggen cellen die surfactant afscheiden, wat voorkomt dat de alveoli uitdrogen
en de osservlaktessanning vermindert.
Functes: Externe ressirate; verdediging tegen infecte door beschermende cellen (zie
lymfocyten en slasmacellen) in het longweefsel; oswarming en bevochtging.
De locate en globale anatomie van de longen beschrijven.
Er zijn twee longen, één aan elke kant van de middellijn in de borstholte. De rechterlong is verdeeld
in drie afzonderlijke kwabben: bovenste, middelste en onderste. De linkerlong is kleiner omdat het
hart ruimte links van de middellijn inneemt en dus in twee kwabben is verdeeld. De afscheidingen
tussen de kwabben heten fssuren. De longen zijn kegelvormig en hebben vier vlakken:
- Tos: is rond en loost omhoog tot de nekbasis.
- Basis: is hol en halvemaanvormig en ligt os het thoracale osservlak van het diafragma.
- Costaal osservlak: breed buitenosservlak dat direct tegen de costale kraakbeenderen,
ribben en tussenribssieren aanligt.
, - Mediaal osservlak: ligt tegenover de andere aan de overkant van de ruimte tussen de
longen, het mediastnum. Zijn beiden hol en nemen een driehoekig gebied in, de hilus
(longsoort) heet.
De functes van de lleura beschrijven.
Een gesloten zak van sereus membraan die een kleine hoeveelheid sereus vocht bevat. De long
wordt in de zak gedrukt en zo omgeven door twee lagen: één die aan de long vastzit en één aan de
wand van de borstholte. De sleura visceralis of sulmonalis bekleedt de long en bedekt elke kwab,
inclusief de fssuren tussen de kwabben. De sleura sarietalis bekleedt de binnenwand van de
borstwand en het thoracale osservlak van het diafragma. Deze laag blijf los van aangrenzende
structuren in het mediastnum en gaat rond de randen van de hilus over in de sleura viscerales. De
sleuraholte is een sotentële ruimte en bevat geen lucht. Omdat de sleurale vloeistof de twee sleura
samenhoudt, blijf de long uitgezet.
De lulmonale bloedtoevoer beschrijven.
De truncus sulmonalis sslitst zich in een linker en rechter arteria sulmonalis die gedeoxygeneerd
bloed naar de longen voeren. In de longen sslitst iedere longslagader zich in vele takjes, die
uiteindelijk eindigen in een dicht netwerk van casillairen rond de alveoli. Hier vindt uitwisseling van
gassen slaats. De longcasillairen verenigen zich in een netwerk van sulmonaire venulen, die os hun
beurt twee longvenen vormen en geoxygeneerd bloed van elke long naar de linkeratria voeren.
De mechanische gebeurtenissen beschrijven en vergelijken die llaatsvinden tjdens inslirate en
exlirate.
- Inssirate: door gelijktjdige aanssanning van de externe tussenribssieren en het diafragma
wordt de borstkast vergroot. De ribbenkast wordt naar buiten getrokken, waardoor ook het
longweefsel wordt uitgetrokken samen met de ribben en naar beneden samen met het
diafragma. Dit verwijdt de longen en binnenin de alveoli den luchtwegen daalt de druk,
waardoor er lucht in de longen stroomt in een soging de luchtdruk en de alveolaire luchtdruk
te stabiliseren. Dit sroces is actef, omdat de ssieren energie nodig hebben om aan te
ssannen. In rust duurt inssirate ongeveer twee seconden.
- Exsirate: ontssanning van de externe tussenribssieren en het diafragma resulteert in een
neerwaartse en inwaartse beweging van de ribbenkast en het elastsch terugveren van de
longen. De druk in de longen stjgt en de lucht wordt uit de luchtwegen geduwd. Na de
exsirate bevate de longen nog lucht en worden door de intacte sleura beschermd tegen
inklassen. Dit sroces is sassief. In rust duurt exsirate ongeveer drie seconden. Na exsirate
volgt een sauze voordat de volgende cyclus begint.
Een definite geven van de termen comllianten elastciteit en luchtwegweerstand.
- Comsliante: de uitzetbaarheid van de longen; de inssanning die nodig is om de alveoli os te
blazen. Comsliant is gunstg, een geringe comsliante is ongunstg.
- Elastciteit: het vermogen van de long om na elke ademhaling weer zijn oorssronkelijke vorm
aan te nemen.
- Luchtwegweerstand: als deze toeneemt, bijvoorbeeld tjdens bronchoconstricte, is er meer
ademinssanning nodig om de longen te vullen.
De voornaamste longvolumes en longcalaciteiten beschrijven.
TV Teugvolume; hoeveelheid lucht die de longen in en uit stroomt tjdens elke cyclus.
IRV Inssiratoir reservevolume; extra hoeveelheid lucht die tjdens maximale inssirate door de
longen geïnhaleerd kan worden bovenos het normale TV.
IC Inssiratoire longcasaciteit; hoeveelheid lucht die met maximale inssanning ingeademd kan
worden. Bestaat uit het TV slus het IRV.
FRC Functonele residuale casaciteit; hoeveelheid lucht die aan het eind van rustge exsirate
, achterblijf in de luchtwegen en alveoli. Voorkomt het dichtklassen van de alveoli.
ER Exsiratoir reservevolume; grootste hoeveelheid lucht die tjdens maximale exsirate de
V longen uitgedreven kan worden.
RV Residuaal volume; hoeveelheid lucht die in de longen achterblijf na gedwongen exsirate.
VC Vitale longcasaciteit; maximale hoeveelheid lucht die in en uit de longen kan stromen.
Bestaat uit ademvolume slus IRV en ERV.
TLC Totale longcasaciteit; maximale hoeveelheid lucht die de longen kunnen bevaten.
- Alveolaire ventlate is de hoeveelheid lucht die ser minuut in en uit de alveoli stroomt.
De lrocessen van interne en externe reslirate uitleggenn gebruikmakend van het concelt van
diffusie van gassen.
- Interne ressirate: de gasuitwisseling door difusie os basis van drukverschillen tussen bloed
in de haarvaten en de lichaamscellen. Hierbij difundeert O₂ vanuit de bloedbaan via de
casillaire wand naar de weefsels en difundeert CO₂ vanuit de weefsels naar de
extracellulaire vloeistof en vervolgens naar het veneuze uiteinde van het haarvat.
- Externe ressirate: de gasuitwisseling van gassen door difusie over de alveolaire casillaire
membranen, tussen de alveoli en het bloed in de longcasillairen. Zowel O₂ als CO₂
difundeert hier langs zijn concentrategradiënt naar de alveoli totdat er evenwicht is bereikt.
Efectef ademhalen wil dus zeggen: ventlate (aanvoer van lucht); difusie (gasuitwisseling); serfusie
(doorstroming door alveoli) en distribute (verdeling over het weefsel).
Het translort van zuurstof en koolstofdioxide in het bloed uitleggen.
- Zuurstof: wordt door het bloed vervoerd als oxyhemoglobine, een chemische verbinding met
hemoglobine, of osgelost in het slasma. Oxyhemoglobine is onstabiel en onder besaalde
omstandigheden (lage sH, lage O2-concentrate of verhoogde temseratuur) ontbindt het
snel, waardoor zuurstof vrijkomt. Acteve weefsels geven CO2 en warmte af om afgife van
zuurstof te veroorzaken, zodat de weefsels de zuurstof kunnen gebruiken.
- Koolstofdioxide: is één van de afvalstofen van de stofwisseling. Het wordt uitgescheiden
door longen en getranssorteerd os drie manieren: als waterstofcarbonaat in slasma, als
carbaminohemoglobine (losse verbinding met hemoglobine door erytrocyten) of osgelost in
het slasma. De concentrate van kooldioxide moet nauwkeurig bestuurd worden omdat een
teveel of een gebrek tot verstoring van het zuur-base-evenwicht kan leiden.
De belangrijkste regulatemechanismen van de ademhaling samenvaten.
- Het ademhalingscentrum: groes zenuwen in verlengde merg die het ademhalingssatroon
regelt. Inssiratoire neuronen in dit centrum besalen de snelheid en de dieste van de
ademhaling. De actviteit van het ademritmecentrum wordt geregeld door de zenuwen in de
sons.
- Chemorecestoren: reageren os veranderingen in de druk van O₂ en CO₂ in het bloed en het
CSV. Centrale chemorecestoren stmuleren het ademhalingscentrum zodat de ventlate van
de longen toeneemt en de arteriële sCO₂ afneemt. De serifere chemorecestoren reageren
os veranderingen van de CO₂- en O₂-concentrate van het bloed, maar zijn veel gevoeliger
voor koolstofdioxide dan zuurstof. Een lichte stjging van CO₂ resulteert gelijk in een
onmiddellijke toename in snelheid en dieste van de ademhaling. Deze chemorecestoren
ondersteunen ook de regulate van de bloeddruk.
- Lichaamsoefening en ademhaling: bij lichaamsoefeningen wordt de ademhaling sneller en
dieser om te voldoen aan de hogere zuurstofvereisten van de ssieren die worden gebruikt
en koolstofdioxide sroduceren. De intensievere ademhaling gaat door nadat de lichaams-
oefeningen zijn gestost om zo voldoende zuurstof te leveren en het tekort aan te vullen.
- Ook factoren zoals ssreken, zingen, emotonele uitngen, drugs, slaas en
lichaamstemseratuur beïnvloeden de ademhaling.