Globalisering (Domein Wereld)
HFST 1
Begrippen:
Acculturatie: Proces waarbij de ene samenleving cultuurelement overneemt van de andere.
Lingua franca: Een derde taal, die nodig is wanneer verschillende culturele groepen niet
direct in hun eigen taal met elkaar kunnen communiceren.
Natiestaat: staat waarbinnen cultureel gezien een homogene groep mensen woont
VN-ontwikkelingsindex: Voorbeeld van een samengestelde variabele om de mate van
ontwikkeling aan te geven
(gemiddeld inkomen,
levensverwachting,
analfabetisme).
Fase 1: Agrarische
ambachtelijke fase
Fase 2: proletarische fase
Fase 3: Moderne fase
Fase 4: de postindustriële
fase
Soorten diffusie: expansie (lopend vuurtje), relocatie (vb. migratie), contact diffusie (vb.
handel), hiërarchische diffusie (vb. christendom in middeleeuwen via kloosters).
Bezwaren BNP/hoofd als indicatie welvarendheid: andere koopkracht, spreiding
(Lorenzcurve), valuta omrekenen, informele sector, geen goede meetapparatuur in arme
landen, welvaart kan hoog zijn door zelfvoorziening en regionale verschillen.
Zwakke plekken EU: gebrek aan hulpbronnen, hoge arbeidskosten, dure kenniseconomie,
veel sociaaleconomische tegenstellingen, afschaffen van subsidies en veel vergrijzing.
Spanningen in Oost-Azië: Xinjiang (moslimbevolking), grens china/rusland (rivier met
eilandjes die ze beide claimen), Noord en Zuid-Korea (communisme vs kapitalisme),
Koerilen eilanden (Japan claimt ze, sinds WO II van Rusland), Okinawa (Amerikaanse
basissen, bevolking wilt dat niet), China/Taiwan (China ziet Taiwan als opstandige
provincie), Macao (oud portugese kolonie), Paraceleilanden (geclaimd door China, Taiwan
en Vietnam), Spratly eilanden (vanwege aardolie geclaimd door China, Taiwan, Maleisië,
Vietnam en Fillipijnen), grens China/India (China wil niet de waterscheiding) & Tibet (Bezet
door China. Weigert meer autonomie te geven)
, HFST 2
Begrippen:
Backwash Effecten: Economisch en sociaal nadelig effect in een gebied als gevolg van de
ontwikkeling van een ander gebied
Fast world: plaatsen, gebieden of groepen mensen die economisch, sociaal en cultureel
betrokken zijn bij het internationale bedrijfsleven, de moderne communicatiemogelijkheden,
de materiële consumptie, het internationale nieuws en entertainment.
Fragmentarische modernisering: Het in hetzelfde gebied naast elkaar voorkomen van
moderne en traditionele economische activiteiten.
Global governance: politieke activiteiten om problemen op te lossen die betrekking hebben
op een gebied, groter dan een staat, als de staten of lagere overheden zelf geen oplossing
kunnen afdwingen.
Hegemoniale staat: Staat die met economische, financiële, politiek en militaire middelen een
dominerende rol speelt in het wereldsysteem
Hub: fungeert als verzamel- en/of distributiepunt van geld, goederen en informatiestromen
Imperialisme: Proces waarbij landen hun macht in andere delen van de wereld willen
uitbreiden door ze te veroveren.
Spoke: trans sport lijn
Tijd-ruimtecompressie: Proces van afnemende relatieve afstand, als gevolg van
technologische ontwikkeling en nieuwe vormen van infrastructuur. d
Vestigingskolonie: Kolonie waar mensen naartoe migreerden om een nieuw bestaan op te
bouwen.
NIC: 1e gen (Tijgers): Hong Kong, Singapore, Taiwan, Z-Korea
2e gen (Draken): Indonesië, Maleisië, Thailand, Vietnam, Filipijnen, China, India
1e gen
Vanaf +/- 1950: Importsubstitutie: Het door landen zelf gaan produceren van
goederen die voorheen werden ingevoerd.
Voordelen: onafhankelijkheid buitenland, werkgelegenheid, besparing
deviezen
Nadelen: Afzetmarkt klein, importhefng g gebrek concurrentie g
inefciënt, slechte
kwaliteit, hoge prijzen
Vanaf +/- 1960: exportindustrie
Economische samenhang door: handelsrelaties (uitwisseling halffabricaten, eindproducten,
hulpstoffen en energie), conjunctuurschommelingen (schommelingen van economie in
andere landen voelbaar) en vestigingsgedrag van bedrijven (verschil in ligging, hulpbronnen,
politiek en economisch systeem)
Fordisme: massale lopende band productie. Tegenovergestelde = toyotarisering
Cumulatieve causatie/ Theorie van Myrdal: Het centrum breidt zich meer uit ten kosten van
de periferie. De economische ontwikkeling van een gebied versterkt zijn concurrentiepositie
waardoor ze meer ontwikkeling hebben en dus een vicieuze cirkel ontstaat. Hierdoor neemt
werkgelegenheid en welvaart in periferie afneemt.