1.1
Kenmerken organisatie
- samenwerking door mensen
- synergie: het resultaat van het totale samenwerkingsverband is groter dan de
optelling van de individuele prestaties
- gemeenschappelijk doel
- bedoeling de organisatie voort te laten bestaan (interne hoofddoelstelling)
- externe hoofddoelstelling is het voorzien in een maatschappelijke behoefte
Betekenis organisatie
- functioneel: doelen op het effectief op elkaar afstemmen van activiteiten (organisatie feest
door aantal mensen)
- institutioneel: doelen op organisatie als instituut met bepaalde naam en locatie
- instrumenteel: doelen op manier waarop men de zaak geregeld heeft in een organisatie
(manier waarop men taken verdeeld heeft, afdelingen)
Processen in een organisatie
- primair proces: alles wat bijdraagt aan het behalen van de doelstelling van de organisatie
- secundair proces: processen die het primaire proces ondersteunen (personeelsbeleid,
onderhoud machines, juridische afdeling)
- bestuurlijk proces: processen die sturing geven aan de organisatie (strategische plannen,
evaluaties, businessplan)
- hoger management
Bedrijf: organisatie die een product of dienst maakt en verkoopt
Onderneming: bedrijf dat winst wil maken
Rechtsvormen voor organisaties voor
- natuurlijke personen
- eenmanszaak
- maatschap
- vennootschap onder firma (vof)
- commanditaire vennootschap (cv)
- rechtspersonen (instanties waarbij de organisatie als geheel een rechtsvorm krijgt)
- naamloze vennootschap (nv)
- besloten vennootschap (bv)
- coöperatieve vereniging (cv)
1.2
Transformatieproces
- input, throughput, output
Omgevingsinvloeden Stoner en Freeman
- interne belanghebbenden: de partijen die een direct belang bij de organisatie hebben
- werknemers
- aandeelhouders
- raad van bestuur
- management / directie
- externe belanghebbenden: partijen die geen onderdeel van de organisatie zijn, maar er wel
een duidelijk belang bij hebben
- klanten
- leveranciers
- concurrenten
- overheden
- pressiegroepen
- media
, - vakbonden
- banken
- indirecte omgeving: de algemene omgevingsvariabelen die van invloed zijn op de
organisatie, de zogeheten DESTEMP-variabelen
- demografische variabelen (omvang, groei en samenstelling bevolking → vergrijzing)
- economische variabelen (besteedbaar inkomen voor producten of diensten,
loonkosten, conjunctuur/inflatie en bereidheid investeerders om geld te lenen)
- sociale variabelen (percentage tweeverdieners, mogelijkheden van en de
gedachten over kinderopvang, arbeidsmoraal, sociale zorg van staat)
- technologische variabelen (hoe er wordt geproduceerd en wat is de stand van de
techniek is)
- ecologische variabelen (hoe het land of de regio waar de organisatie zich bevindt
met het milieu omgaat, moet de organisatie hierin een rol spelen → wetgeving/eisen
overheid)
- markt- en bedrijfstakvariabelen (omvang van de markt waarop de organisatie actief
is, hevigheid van de concurrentie en stand van zaken in de bedrijfstak → sprake
van veel toetreden of juist veel vertrek van organisaties)
- politieke variabelen (overheid die zich actief bemoeit met economie en
marktverhoudingen of kiezen politieke bestuurders voor liberale terughoudendheid,
creëren politieke machthebbers kansen voor organisaties door middel van subsidies
of werpen ze juist drempels op → wetgeving)
→ door deze omgevingsinvloeden moet de organisatie:
- zich bewust zijn van de omgeving en deze kennen
- keuzes maken ten aanzien van de omgeving
- proberen de omgeving naar haar hand te zetten en te beïnvloeden
MVO: maatschappelijk verantwoord ondernemen (duurzaam ondernemen of maatschappelijk
ondernemen): vorm van ondernemen gericht op economische prestaties (profit), met respect voor
de sociale kant (people), binnen de ecologische randvoorwaarden (planet) → 3P/PPP- benadering
- balans tussen people, planet en profit
- balans leidt tot betere resultaten voor zowel het bedrijf als de samenleving
- duurzame ontwikkeling: sprake van een ideaal evenwicht tussen ecologische, economische
en sociale belangen → alle ontwikkelingen die bijdragen aan een gezonde aarde met
welvarende bewoners en goed functionerende ecosystemen
- Cradle to Cradle (C2C): nieuwe kijk op duurzaam ontwerpen waarbij er dusdanig
ontworpen wordt zodat een product als het niet meer gebruikt wordt of gebruikt kan
worden, als grondstof kan dienen voor een ander product
- gebruik van schonere grondstoffen
- product zuiniger in gebruik
- vooraf geoptimaliseerd voor recycling
Verdeling arbeid (nodig bij organisatie met meer dan één persoon)
- horizontaal: arbeid splitsen in delen van hetzelfde niveau (hetzelfde werk)
- verticaal: niveauverschillen aanbrengen waarbij sprake is van hiërarchisch verschil met
hogergeplaatsten
- meer macht
- beter betaald
- meer invloed op organisatie
- meer vrijheid
- grotere verantwoordelijkheid
- gerichtheid op lange termijn van organisatie
→ zorgt voor piramidevormige organisatie
, 1.3
Management: het richten op de planning, organisatie leiding en beheersing van een organisatie
waarbij menselijke en materiële middelen toegewezen worden om de organisatiedoelen te
bereiken
Drie managementniveaus (piramide → hiërarchisch)
- topmanagement: formuleert de overall-doelen (strategische doelen) van de organisatie,
bepaalt de koers, stuurt het middenmanagement aan en draagt de
eindverantwoordelijkheid
- middenmanagement: vertaalt de strategische doelen in tactische doelen, heeft een
specifieker aandachtsterrein of beperkter blik dan het topmanagement, brengt de relevante
informatie en signalen uit de lagere delen van de organisatie naar boven
- operationeel management: staat net boven het uitvoerende personeel, plant en verdeelt het
werk, geeft orders en informatie aan het uitvoerende personeel, werkt plannen van het
middenmanagement verder uit, brengt ze ten uitvoer en informeert ze over gevoelens,
zorgen, wensen en waardering die leven onder het uitvoerend personeel
Managementvaardigheden
- conceptuele vaardigheden: op creatieve wijze zelfstandig ideeën kunnen ontwikkelen die
oplossingen moeten bieden voor gerezen problemen of kansen
- behoeft neemt toe naarmate men in hogere managementlagen komt
- communicatieve vaardigheden: op de juiste wijze informatie, gedachten en gevoelens
kunnen overbrengen en ontvangen
- interpersoonlijke vaardigheden: kunnen leiden, motiveren, oplossen van conflicten en
samenwerken
- technische vaardigheden: specifieke, voor een bepaald werkterrein benodigde methoden,
procedures en technieken toepassen, bijvoorbeeld planningstechnieken
- behoefte neemt af naarmate men in hogere managementlagen komt
Managementrollen
- interpersoonlijke rollen: boegbeeld, leider, verbinding
- informationele rollen: waarnemer, verspreider, woordvoerder
- besluitvormende rollen: ondernemer, oplosser van storingen, verdeler van middelen,
onderhandelaar
1.4
Vier basisfuncties manager
- plannen (H2): doelen voor de toekomst vaststellen en bepalen welke acties op welke
tijdstippen nodig zijn om gestelde doelen te bereiken
- bepalen met welke middelen een dergelijke planning uitgevoerd kan worden
- organiseren (H3): structuur van relaties tussen het personeel creëren waardoor dit in staat
is de gestelde doelen te bereiken
- leidinggeven (H4): begeleiden en motiveren van ondergeschikten zodat deze de taken
uitvoeren die nodig zijn om de organisatiedoelen te bereiken
- beheersen (H5): verifiëren of de gestelde doelen en planning ook daadwerkelijk gehaald
worden door de organisatie
2.1
Voordelen van plannen
- coördineert de activiteiten en zorgt dat activiteiten van de ene medewerker op die van de
ander zijn afgestemd
- levert stimulans om vooruit te denken en dwingt om verder vooruit te kijken en je af te
vragen of je nog op het juiste pad bent
- plan nodig als norm om later te bezien of je wel de juiste dingen op de juiste manier hebt
gedaan