Kennislijn Individu
Wat is psychologie en pedagogiek?
In onze hersenen hebben wij spiegelneuronen. Wanneer je iets ziet dan slaat jouw brein dit op en
geeft hier een reactie op. Al vanaf jongs af aan hebben wij al psychologische trekjes. Een jong kind
herkent tranen en weet dan dat hij iets moet gaan doen namelijk, troosten.
Psychologie: De wetenschap van gedrag en geestelijke processen ( denken en voelen)
Pedagogiek: De wetenschap van het opvoeden.
Waarom zijn dit wetenschappen?
Psychologie en pedagogiek zijn empirische wetenschappen. Een empirische wetenschap bewijst iets
door observatie en experimenten.
Een empirische wetenschap
Beschrijft het studieproject
Verklaart de theorieën en voorspelt op de grond van die theorieën dingen die getoetst
kunnen worden.
Een voorbeeld van een theorie is bijvoorbeeld dat agressie komt kijken wanneer je iemand
frustreert. Dit wordt getest en is bewezen, door dit te doen in de praktijk en te kijken of dit
ook daadwerkelijk klopt.
Waarom is het belangrijk om hier als sociaal werker verstand van te hebben?
Psychologie en pedagogiek helpen je bij het contact maken en met het beter begrijpen ( van de
problemen) van de client. Het toepassen van psychologie helpt je om beter hulp aan te kunnen
bieden.
Attributietheorie: Hierdoor stel je goede vragen en luister je beter als professional.
Theorie over opvoedstijlen.
Er zijn 7 verschillende perspectieven in de psychologie hoe geven deze een
verschillende kijk op gedrag?
1. Behavioristisch perspectief
Ontstaan begin twintigste eeuw (rond 1900)
De psychologie moet wetenschappelijk worden.
Alleen gedrag dat waarneembaar/meetbaar is en waarmee je experimenten kan doen is
relevant.
Doel van psychologie is het toepassen van de psychologische kennis om gedrag te
beïnvloeden.
Gedrag van mensen wordt bepaald door leesprocessen (conditionering)
De mens is een tabula rasa: Alles wat je doet is aangeleerd.
1. Psychoanalytisch/ psychodynamisch perspectief
Gedrag wordt sterk bepaald door het onbewuste. In dat onbewuste zitten aangeboren driften
en verdrogen ervaringen. Een voorbeeld hiervan is ‘verliefd worden’.
De eerste 5 levensjaren zijn het meest bepalend voor de ontwikkeling van je eigen persoonlijkheid.
,Persoonlijkheid:
Het onbewuste (Id)
Het bewuste (ego)
Het geweten (superego)
2. Humanistisch perspectief
De behavioristen deden veel onderzoek met dieren, het typisch menselijk verdween uit
beeld. De humanisten wilden het humanistische (menselijke) in beeld brengen. Gevoelens.
Piramide van Maslow
Typische menselijke factoren
De menselijke kant benadrukken.
Carl Rogers.
Mensen hebben behoefte aan groei.
Wat zijn de behoeften van mensen?
3. Cognitieve perspectief
Dit is de studie van wat er in het hoofd gebeurd en wat je niet direct kan waarnemen of
meten. Gedachten, leren, geheugen, perceptie en gedrag wordt sterk bepaald door de
cognitie.
CGT: Het beïnvloeden van denkbeelden zodat het gedrag verandert.
4. Gestaltperspectief
Een gestalt = een geheel.
We nemen geen aparte vormen waar, alleen gehelen.
Wij zien gehelen die er niet zijn.
We willen onszelf ook als geheel voelen.
Ons gedrag komt voort uit iets dat niet ‘compleet’ is.
Dingen die op elkaar lijken zien wij als een groep.
5. Systeemperspectief
De kracht van de situatie is groter en heeft meer invloed. Sociale culturele invloeden hebben
vaak meer invloed op ons gedrag dan onze persoonlijkheid
Het sociaal- culturele perspectief richt zich op de sociale invloeden op gedrag en mentale
processen.
Hoe individuen functioneren in groepen.
Culturele verschillen.
6. Neurofysiologische perspectief
Gedrag wordt veroorzaakt door onze genen, hersenen, hormonen en lichamelijke processen.
Phineas Gage
, Phineas Gage werd op zijn werk in zijn hoofd doorboord door een ijzeren staaf, dit overleefde hij,
maar van een aardige mens veranderde hij naar een vaak onaardig mens, hij werd impulsief en
ging onverantwoorde dingen doen.
Dit kwam doordat de prefrontale cortex werd beschadigd, dit deel van de hersenen is belangrijk
bij het plannen en bij sociaal gedrag.
Emoties en empathie
Gedachten
Gedrag Gevoel
Nico Frijda, 4 componenten emotie
- Fysiologisch Arousal
Lichamelijke prikkel ( snelle hartslag, hogere ademhaling, trillen)
- Cognitieve interpretatie
Wat er psychisch in je om gaat. Gedachtes, prikkels van buiten of van binnen. Je geeft
bijvoorbeeld een interpretatie over hoe iets gaat verlopen, dit geeft invloed op hoe iets
verloopt
- Subjectieve gevoelens
Emotie die voor iedereen anders is/ hoe jij persoonlijk jouw emotie ervaart. Hoe jij zelf een
emotie in je hebt, dit gevoel is niet altijd meteen aan de buitenkant te zien.
- Gedragsmatige expressie
Gedrag dat ergens bij komt kijken, dit gedrag is zichtbaar (Gezichtsuitdrukking,
Lichaamshouding , gedrag, agressie)
3 theorieën die emoties verklaren
1. De James- Lange theorie
Cognitieve interpretatie speelt geen rol. Lichamelijke reactie daar start iets mee.
Je ziet iets > lichamelijke prikkel > emotie
Voorbeeld: Je ziet iemand > je voelt kriebels in je buik > je voelt je verliefd.
2. De Canon-Bard theorie
Je hebt een gedachte daardoor komt er een lichamelijke reactie en een emotie bij kijken.
Gebeurtenis > gedachte > lichamelijke reactie/ emotie
Voorbeeld: Je geeft een presentatie, de vorige keer ging dit niet zo goed, daardoor sta je nu te
trillen op je benen en kom je lastig uit je woorden.
3. De Tweefactor theorie
Er gebeurd iets , daar denk je iets over en daarbij komt een emotie kijken, maar eigenlijk komt