Rechtsgeschiedenis werkgroep
Week 1
Zoek op in de Instituten waar het antwoord op de volgende vragen te vinden is.
1) Welke 4 private delicten worden geregeld in de Instituten?
- Diefstal (Inst. 4.1).
- Roof (Inst. 4.2).
- Zaakbeschadiging (Inst. 4.3).
- Krenking (Inst. 4.4).
2) Op welke vormen van schade hebben hoofdstuk (Caput) I en III van de lex Aquilia betrekking?
Caput I: schade op grond van iemand die andermans slaaf of andermans viervoetig dier dat tot het vee
behoort onrechtmatig dood.
Inst. 4.3pr.
Caput III: alle overige schade. Schade op grond van iemand die een slaaf of viervoetig dier dat tot het
vee behoort heeft verwond, of een viervoetig dier dat daar niet toe behoort heeft verwond of gedood.
Ook alle andere dieren en alle levenloze zaken.
Inst. 4.3.13.
3) Wat kan op grond van de lex Aquilia worden gevorderd?
Caput I: de ander moet een boete betalen ter hoogte van zoveel als die zaak maximaal waard is
geweest in het afgelopen jaar.
Inst. 4.3pr / 4.3.9.
Caput III: de ander moet een boete betalen ter hoogte van zoveel als die zaak heeft gekost in de
dichtstbijzijnde 30 dagen.
Inst. 4.3.14.
Justiniaans recht: Inst. 4.3.15.
Gemengde actie
Een boete kan hoger uitvallen dan de daadwerkelijke schade die je hebt geleden.
Denk aan het varken. Een boer heeft een varken, maar hij heeft een gebroken been gekregen.
Een half jaar later vermoord iemand het varken, waardoor het varken minder waard is. De
moordenaar moet het bedrag betalen van een mengeling van Caput I & III.
Een gemengde actie, er zit een onderdeel van schadevergoeding in en een vorm van straffen. Je
vordert wat de hoogste prijs van de zaak is in het afgelopen jaar of de afgelopen 30 dagen, zodat de
boetenaar meer gestraft wordt.
Regeling Handeling Object Rechtsgevolg Eiser Vereisten
Boete ter hoogte - Schuld
Lex Aquilia Slaaf of van zoveel als die - Onrechtmatigheid
Caput I Doden viervoetig zaak maximaal Eigenaar - Causaal verband
veedier waard is geweest in - Schade
het afgelopen jaar.
Verwonden,
beschadigen Boete ter hoogte - Schuld
Lex Aquilia (verminken, Slaven, van zoveel als die - Onrechtmatigheid
Caput III bederven, zaken, zaak heeft gekost in Eigenaar - Causaal verband
breken, dieren de dichtstbijzijnde - Schade
verbranden), 30 dagen.
doden
,Het lezen en begrijpen van casuïstische teksten (vierstappenplan)
Stap 1: Wat zijn de relevante feiten van de casus?
Stap 2: Wat is de rechtsvraag?
Stap 3: Wat is de oplossing die de tekst geeft?
Stap 4: Welke juridische criteria worden in de tekst toegepast?
Uitleg stap 2: iemand komt met een probleem naar de jurist, iemand zonder verstand van het
recht. Dit en dit is er gebeurd, wat kan ik doen? Kan ik een vordering instellen?
Normale mensen weten de meeste termen (zoals actio in factum) niet, dus zij stellen
een algemene vraag.
Casus “De verdronken slaaf”
1) Bespreek de bron (herkomst, tijd, kenmerken).
Klassieke tijd = 0 – 300. Deze tekst is hergebruikt in 533, toen het corpus iuris en de Digesten werden
samengesteld.
Digesten, bevat casuïstische teksten. D. 9.2.9.3 Ulpianus, Commentaar op het Edict, boek 18
Het gaat om oud juristenrecht. Als jij door het paard waarop mijn slaaf reed, aan het
o 9 = boek schrikken te maken, hebt bewerkstelligd dat deze slaaf
o 2 = titel in de rivier is gevallen en is omgekomen, dan moet, zo
o 9 = lex schrijft Ofilius, een actio in factum worden gegeven, net
o 3 = paragraaf zoals wanneer mijn slaaf door de één in een hinderlaag
zou zijn gelokt en dood de ander gedood.
2) Vergelijk de uitwerking van je
vierstappenplan.
Stap 1: Wat zijn de relevante feiten van de casus?
Een slaaf is in de rivier gevallen en omgekomen, doordat iemand zijn paard heeft laten schrikken.
Stap 2: Wat is de rechtsvraag?
De rechtsvraag zie je niet letterlijk in de tekst staan.
Stap 3: Wat is de oplossing die de tekst geeft?
Een actio in factum geven.
Wat zal de rechtsvraag ongeveer zijn? Welke vordering kan er worden gegeven? OF Kan er
überhaupt een vordering worden gegeven?
3) Leg uit waarom een actio in factum kan worden ingesteld.
Eerst moet er worden gekeken naar Inst. 4.3.16 in Bijlage 2.
Hoe kom je hierbij? Er is een slaaf gedood, het gaat dus om de lex aquilia.
In de casus wordt niet voldaan aan de vereisten van de lex aquilia, omdat er geen sprake is van eigen
fysiek handelen. Aan het causale verband is niet voldaan.
Er moet een actio in factum worden gegeven. Dit houdt in dat een van de vereisten mist om een
normale delictsactie in te stellen, waardoor je hem niet kan instellen. De Romeinen vonden het nog
steeds erg wat er gebeurt was, dus vonden zij dat er alsnog een vordering mocht worden ingesteld (=
actio in factum).
Actio in factum is een restcategorie.
, Voorbeeld tentamenvraag
In 1738 verscheen het Leidse proefschrift van Nicolaas van der Dussen met als titel (in vertaling)
“Caput II van de lex Aquilia”, in 1829 eveneens in Leiden dat van Hendrik van der Kemp “Caput II van
de lex Aquilia / Gaius over de medecrediteur”.
1) Leg uit dat het ene proefschrift de uitwendige rechtsgeschiedenis betreft, het andere de
inwendige.
Inwendige rechtsgeschiedenis = er wordt gekeken naar de inhoud van de bepalingen.
Hoofdstuk 7 t/m 12.
Uitwendige rechtsgeschiedenis = jaartallen, schrijvers, etc., oftewel: de ontstaansgeschiedenis.
Hoofdstuk 1 t/m 6.
Er
moet in het boek gekeken worden, aangezien er niks te vinden valt in de Bijlage.
Ga naar blz. 203 van hoofdstuk 7. Dit gaat over de inwendige rechtsgeschiedenis. In 1816 werden de
Instituten van Gaius herontdekt.
De Instituten van Justinianus zijn gebaseerd op de Instituten van Gaius.
In 1816 wisten we pas wat er in Caput II stond.
In 1738 was er nog GEEN kennis over de inhoud van de Caput II, dus deze kan niet over de
inwendige rechtsgeschiedenis gaan. Dit moet wel over de uitwendige rechtsgeschiedenis gaan.
In 1829 wisten we WEL wat er in de Caput II stond, dus kon er ook een proefschrift over
geschreven worden. Dit gaat dus over inwendige rechtsgeschiedenis.
Zie blz. 204 van het boek.
Week 2
Zoek op in de Instituten waar het antwoord op de volgende vragen te vinden is.
1) Welke 3 vormen van diefstal (furtum) worden onderscheiden in de Instituten?
Diefstal van de zaak (Inst. 4.1.6);
Diefstal van gebruik = vergrijpen van een zaak tegen de wil van de eigenaar (Inst. 4.1.6);
Diefstal van bezit (Inst. 4.1.10).
Inst. 4.1.1 geeft een beknopte weergave.
Pandrecht: zekerheidsrecht (Inst. 4.1.10).
Als iemand jou lening niet terugbetaald, dan mag de jij het voorwerp ,dat als pand is gegeven,
verkopen.
2) Hoe wordt de boete wegens diefstal berekend?
De boete voor diefstal bij heterdaad is het viervoudige, of de dief nu een slaaf of een vrij persoon is
en buiten heterdaad het dubbele. De eigenaar kan de zelf terugvorderen, tenzij er sprake is van
een pandovereenkomst is.
Inst. 4.1.5
Diefstal bij heterdaad = de dief wordt gevat met de gestolen zaak bij zich direct na het plegen
van de diefstal.
Diefstal buiten heterdaad = de dief is later opgespoord, oftewel het tegenovergestelde van het
hierboven genoemde.
3) Waaruit blijkt dat de diefstalvordering zuiver poenaal is?
Poenaal = bestraffen.
Het gaat NIET om het vergoeden van schade (/ het herstellen van vermogensschade).
Een diefstalvordering ziet slechts op het opeisen van de boete. De eigenaar kan de zaak later
terugvorderen (revindicatie) of een condictie (de waarde van de zaak vorderen, als de zaak niet
meer terug te vinden is), maar dit is iets anders dan een diefstalvordering. Een diefstalvordering
is zuiver poenaal.
Inst. 4.1.19
Regeling Handeling Object Rechtsgevolg Eiser Opmerkingen