Strafrecht III – Strafprocesrecht
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Inleiding.................................................................................................................2
Hoofdstuk 2: Karakter en gang van het Nederlandse strafproces..............................................5
Hoofdstuk 3: Kennismaking met het EVRM..............................................................................13
Hoofdstuk 5: De toegang tot de rechter...................................................................................20
Hoofdstuk 6: Het Openbaar Ministerie en de vervolging.........................................................21
Hoofdstuk 7: De verdachte en zijn raadsman...........................................................................22
Hoofdstuk 11: Voorarrest.........................................................................................................32
Hoofdstuk 12: Dagvaarding en tenlastelegging........................................................................42
Hoofdstuk 14: Het bewijs..........................................................................................................49
Hoofdstuk 15: Sanctonering van onregelmatgheden in het strafproces................................59
Hoofdstuk 16: Het vonnis..........................................................................................................67
1
,Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 Aard en doel van het strafproces
Strafprocesrecht is gericht op de totstandkoming van de rechterlijke beslissing. Het heef
een tweeledig doel in het verzekeren van de juiste toepassing van het materiële strafrecht:
het straffen van de schuldigen en het voorkomen dat onschuldigen gestraf worden.
Dubio pro reo-beginsel (art. 338 Sv): de verdachte heef het voordeel van de twijfel,
waardoor het tweede subdoel dus wat zwaarder weegt dan het eerste.
Bijkomende doelen van het strafprocesrecht:
- Eerbiediging van de rechten en vrijheden van de verdachte;
- Eerbiediging van de rechten en vrijheden van andere betrokkenen;
- Procedurele rechtvaardigheid;
- Demonstratefuncte.
Bestraffing van schuldigen brengt met zich mee dat een gedegen onderzoek moet worden
verricht naar de waarheid. De waarheidsvinding is geconcentreerd op het deel van de
waarheid dat nodig is om op een verantwoorde wijze over de schuld of onschuld van de
verdachte te kunnen beslissen.
Strafprocesrecht is een uitwerking van de rule of law: de burger wordt beschermd tegen
optreden en machtsuitoefening door de overheid.
Welke rechtsbescherming wordt bedoeld? De overheid dient het algemeen belang,
en daarmee de bescherming van de samenleving bij de opsporing en berechtng van
schuldigen, maar moet ook juist aan deze schuldigen bescherming bieden.
Rechtsbescherming vraagt om keuzes. Deze keuzes worden voornamelijk gemaakt op grond
van vier uitgangspunten:
1. Strafrechtspleging kost geld en de beschikbare middelen zijn niet onbeperkt. Hier
staat de vraag welke rechtsbescherming voldoende en verantwoord is centraal.
Berechtng door drie rechters waarborgt het nemen van een juiste beslissing meer
dan berechtng door één rechter, maar berechtng door één rechter is niet per
defnite onverantwoord.
2. Hoe meer er voor de verdachte op het spel staat, hoe groter de waarborgen moeten
zijn waarmee de berechtng is omringd.
3. Hoe ernstger het vermoedelijk gepleegde strabare feit is, hoe groter het belang is
dat aan opheldering van het misdrijf toekomt en dus hoe ingrijpender de
onderzoeksbevoegdheden voor polite en justte kunnen zijn.
4. Alle verschillende doelen moeten worden gerealiseerd. De uitkomst van de afweging
moet bezien vanuit alle doelen van de strafvordering aanvaardbaar zijn.
1.2 Historische ontwikkeling
De Franse revolute vanaf 1795 had tot gevolg dat het strafprocesrecht zoals men dit nu kent
in Nederland tot ontwikkeling kwam.
- Door inlijving bij het Franse keizerrijk in 1810 ontstond een rechtseenheid, waarin
een wetboek van strafrecht en strafvordering werden ontwikkeld, alsmede een
uniforme rechterlijke organisate en het Openbaar Ministerie.
2
, - De gedachten van de Verlichte werden in de samenleving verankerd: vrijheid,
gelijkheid en broederschap (Rousseau en Montesquieu).
De overheid werd gebonden aan de regels van het recht. Dit hield een verankering van
grondrechten voor burgers in, een scheiding der machten en daarmee ook onafankelijke
rechtspraak, rechtszekerheid en rechtsbescherming.
Het Nederlandse strafprocesrecht is meer op het Franse recht gebaseerd dan het materiële
strafrecht: het Wetboek van Strafvordering was vaak een leterlijke vertaling van de Franse
Code d’Instructon Criminelle. Door de jaren heen is het wetboek van strafvorderingen vele
malen parteel aangepast, maar dit heef nog niet tot een sysstematsch vormgegeven
wetboek geleid. Men is sinds 2014 bezig met de ontwikkeling van een geheel nieuw wetboek
van strafvordering.
1.3 De bronnen van het strafprocesrecht
Het wetboek van strafvordering is een uitwerking van art. 107 lid 1 Gw. Het wetboek van
strafvordering is een algemeen wetboek in die zin dat het in beginsel van toepassing is op de
vervolging en berechtng van alle strabare feiten. In het wetboek is de gehele procedure van
het strafproces beschreven, waarmee het wetboek van strafrecht de belangrijkste bron van
het strafprocesrecht is.
Art. 107 Gw staat toe dat bepaalde onderwerpen bij afzonderlijke weten geregeld worden.
Drie belangrijke groepen kunnen gevormd worden:
1. Weten die onderwerpen regelen die het strafprocesrecht gemeen heef met andere
rechtsgebieden en die dus niet uitsluitend van toepassing zijn op het
strafprocesrecht. Denk aan de Wet RO, de Advocatenwet, Politewet en de Algemene
Termijnenwet.
2. Weten die onderwerpen regelen die aan of net over de rand van de strafvordering
liggen, zoals weten op het gebied van de execute van vrijheidsbenemende actes
(Penitentaire Beginselenwet) of weten die op het terrein van de internatonale
rechtshulp liggen (Uitleveringswet en de Wet overdracht tenuitvoerlegging
strafvonnissen).
3. Weten die voor bepaalde categorieën delicten een afwijkende of aanvullende
strafvorderlijke regeling geven. Denk hierbij aan de volgende weten:
a. Opiumwet
b. Wet wapens en munite
c. Wet militaire strafrechtspraak
d. Wet economische delicten
e. Algemene wet inzake rijksbelastngen
Behalve de algemene en bijzondere weten spelen ook de volgende wijzen van regelgeving al
dan niet in meer of mindere mate een rol bij het strafprocesrecht:
- Algemene maatregelen van bestuur: in beginsel spelen algemene maatregelen van
bestuur geen rol binnen het strafprocesrecht. In art. 1 Sv is uitgesloten dat de lagere
wetgever regelingen van strafvorderlijke aard tref. Wel is het mogelijk dat de lagere
wetgever een nadere uitwerking van een strafvorderlijke regeling gedelegeerd krijgt.
- Beleidsregels: spelen een steeds belangrijker rol binnen het strafprocesrecht, nu zij
door de Hoge Raad als recht in de zin van art. 79 Wet RO zijn aangewezen indien zij
3
, op behoorlijke wijze zijn gepubliceerd. Dit betekent dat burgers er rechten aan
kunnen ontlenen en zich op deze beleidsregels kunnen beroepen voor de rechter.
- Internatonaal recht: speelt een steeds belangrijkere rol in het strafprocesrecht.
Hierbij staan vooral verdragen waarin grondrechten een rol spelen centraal, zoals het
EVRM en het IVBPR.
o Deze verdragen hebben op grond van art. 93 en 94 Gw rechtstreekse werking.
- Europees recht: zal in de toekomst een toenemende invloed hebben op het
strafprocesrecht. De eerste stappen hiertoe zijn gezet bij het Verdrag van Lissabon in
2009.
- Jurisprudente: heef vooral invloed gehad op de motveringsvereisten en het
bewijsrecht binnen het strafprocesrecht.
- Beginselen van een goede procesorde: omvat o.a. het gelijkheidsbeginsel, het
vertrouwensbeginsel, het beginsel van zuiverheid van oogmerk (het verbod van
détournement de pouvoir), het beginsel van een behoorlijke en billijke
belangenafweging, het rechtszekerheidsbeginsel, het legaliteitsbeginsel, de
onschuldspresumpte van art. 6 EVRM en het in dubio pro reo-beginsel (art. 338 Sv),
het nemo teneturbeginsel (art. 6 EVRM en 29 Sv) en het algemene beginsel van fair
trial.
1.4 Het legaliteitsbeginsel
Het legaliteitsbeginsel is weergegeven in art. 1 Sv: strafvordering vindt alleen plaats op de
wijze bij de wet voorzien.
Het legaliteitsbeginsel moet niet te eng worden opgevat: ook buiten de wet vindt
men bronnen van strafvordering, zoals in de jurisprudente. Ook komt aan
overheidsfunctonarissen waar de strafvordering aan is opgedragen wel enige
beleidsvrijheid toe.
Beleidsvrijheid leidt men in de wet af aan de algemene bepalingen, waaraan een bepaalde
inschatngsbevoegdheid toekomt aan de betrokken functonarissen.
1.5 Verhouding tot andere rechtsgebieden
Het strafprocesrecht heef banden met onder andere het privaatrecht en staatsrecht. Zo
blijkt in het strafprocesrecht de Trias Politca zoals die in de Grondwet tot uitdrukking is
gebracht, en is op grond van art. 113 Gw de berechtng van strabare feiten ondergebracht
bij de rechterlijke macht. Dit is wederom uitgewerkt in de Wet RO.
Ook het strafprocesrecht en privaatrecht kunnen goed naast elkaar bestaan, denk hierbij
bijvoorbeeld aan de mogelijkheden tot schadevergoeding aan slachtoffers van delicten of de
mogelijkheden tot het leggen van conservatoir beslag (art. 94b en 94c Sv).
4