Orthopedagogiek en richtlijnen
jeugdhulp
Leerdoelen toets
Je laat zien dat je beschikt over basiskennis op tenminste begripsniveau van
orthopedagogische uitgangspunten gericht op het werken met gezinnen in
complexe opvoedsituaties (FK)
Je kunt een gezin met meervoudige en complexe problemen herkennen en
definiëren.
Je beschikt over basiskennis van de ouderschapstheorie van Van der Pas en kan
deze toepassen bij het werken met gezinnen met meervoudige en complexe
problemen.
Je herkent kenmerken van trauma, LVB, gedragsproblemen,
hechtingsproblematiek, stemmingsproblematiek, scheidingsproblematiek, ASS
en/of ADHD.
Je kunt verklaringen geven voor trauma, LVB, gedragsproblemen,
hechtingsproblematiek, stemmingsproblematiek, scheiding, ASS en/of ADHD op
basis van een eenvoudige casus.
Je hebt kennis van bouwstenen van effectieve behandelmethoden voor jeugdigen
en/ of opvoeders met trauma, LVB, gedragsproblemen, hechtingsproblematiek,
stemmingsproblematiek, scheiding, ASS en/of ADHD.
, Classificeren vs Diagnosticeren
Multiprobleemgezinnen
Gezinnen met meervoudige en complexe problemen
Het is een gezin van minimaal 1 ouder en 1 kind dat langdurig kampt met een combinatie van
sociaaleconomische en psychosociale problemen. Volgens de hulpverleners is het gezin weerbarstig
voor hulp. Multiprobleemgezinnen hebben verschillende kenmerken en problemen die tegelijkertijd op
verschillende domeinen in het gezin en in de context/leefsituatie rond het gezin spelen. Zij zijn
overbelast door de vele problemen waarmee ze te maken hebben. Hulpverleners vinden vaak dat een
gezin weerbarstig is voor hulp. Dat bekent dat multiprobleemgezinnen vaak moeilijk bereikbaar zijn,
hulpverlening juist vermijden of veelvuldig opzoeken, geen duidelijke hulpvraag hebben of
hardnekkige problemen hebben die moeilijk te veranderen zijn. Het lukt de multiprobleemgezinnen
vaak niet om het zonder hulp op te lossen. Een multiprobleemgezin moeten op minimaal 6 van de 7
domeinen langdurige problemen ervaren:
1. Kindfactoren: psychische of psychosociale problemen, zoals ontwikkelingsproblemen,
gedragsproblemen, verslavingen en cognitieve problemen (zoals laag IQ en leerproblemen) en
verstandelijke handicaps; slachtoffer of getuige van mishandeling, misbruik, verwaarlozing of
huiselijk geweld.
2. Ouderfactoren: psychische of psychosociale problemen, zoals cognitieve problemen,
verslavingen en gedragsproblemen (agressie en crimineel gedrag) en verslaving; cognitieve
problemen (laag IQ) en verstandelijke handicaps; slachtoffer, getuige of dader van
mishandeling, misbruik, verwaarlozing of huiselijk geweld.
3. Opvoedingsfactoren: onvoldoende of inconsistente opvoedingsstrategieën; pedagogische
onmacht; weinig responsiviteit, veel harde discipline; afwijzing; gebrek aan gedragscontrole;
veel psychologische controle; onveilige hechting.
4. Gezinsfuctioneren: relatieproblemen; conflicten; communicatieproblemen; weinig cohesie;
veel externe locus of control; geen organisatie.
5. Contextuele factoren: meerdere negatieve levensgebeurtenissen; financiële problemen; lage
sociaaleconomische status.
6. Sociaal netwerk: verstoort of gebrek aan sociaal netwerk; conflicten met buurtbewoners en
vrienden.
7. Hulpverlening: lange geschiedenis van hulpverlening; uithuisplaatsing.
Problemen zijn vaak multicausaal of multidimensionaal. Multicausaal is een probleem waarbij er
verschillende oorzaken zijn. Multidimensionaal is dat er verschillende kanten aan een probleem zijn.
Intergenerationele overdracht jeugdige in het gezin zullen later problemen hebben in hun eigen
gezin.