Leeruitkomsten BOK Menselijk Gedrag
Hoofdstuk 1.1 en 1.2
Stromingen in de psychologie
1. De student kan herkennen wat psychologie wel en niet is.
Psychologie is…
… is de wetenschap van gedrag en mentale processen
o Zowel interne processen, die we indirect waarnemen (denken,
voelen, verlangen) als externe waarneembare gedragingen
(praten, glimlachen
… geen psychiatrie ( medisch specialisme, dat zich richt op de
diagnose en behandeling van mentale stoornissen)
… geen pseudopsychologie ( niet onderbouwde psychologische
aannamen die als wetenschappelijke waarheden worden
gepresenteerd. Denk aan horoscopen.)
2. De student kan de belangrijkste stromingen in de geschiedenis van de
psychologie onderscheiden; weet wat deze stromingen inhouden, hoe in
deze stromingen onderzoek gedaan wordt, en kan de belangrijkste namen
aan de juiste stroming koppelen.
Rationalisme: denken is het enige middel om aan wetenschap en
filosofie te doen.
o Scheiding lichaam en geest
o Aantoning dat er biologische processen ten grondslag liggen
aan sensaties en eenvoudige reflexmatige gedragingen.
Descartes
Leibniz
Empirisme: waarnemingen, ervaringen en experimenten zijn de
enige bronnen van ware kennis.
o Tegenhanger van rationalisme
John Locke tabula rasa
Francis Bacon
Structuralisme: trachtte de basisstructuren van de geest en
gedachten te ontrafelen.
o Verstandelijke activiteit bestaat uit verschillende combinaties
van de volgende elementaire processen: gewaarwording,
waarneming, geheugen, aandacht, emotie, denken, leren en
taal.
William James
Edward Titchener (leerling van Wundt)
Functionalisme: psychische processen kunnen het beste begrepen
worden in het licht van hun adaptieve nut en functie
o Organismen die zich aanpassen aan hun omgeving
o Aanpassingsvermogen in de echte wereld buiten het
laboratorium
o Introspectie
, William James
John Dewey progressive education
Behaviorisme: objectieve wetenschap die zich uitsluitend
bezighoudt met waarneembare reacties van het organismen op
fysieke stimuli uit de omgeving.
o Wetenschap van het gedrag en van de meetbare
omstandigheden in de omgeving die dit gedrag beïnvloeden.
o De geest is iets subjectiefs, waarvan we het bestaan niet
kunnen bewijzen.
o Alleen gedrag is betrouwbaar te observeren en te meten.
o Belangrijk is om geen subjectieve aannames te doen over de
interne aanleiding voor extern gedrag.
o Black box
o Klassieke conditionering en operante conditionering
Skinner
Watson
Psychoanalyse: gebaseerd op de veronderstellingen van Freud, die
de nadruk legt op onbewuste processen.
o Analyse van dromen, versprekingen (‘freudiaanse
verspreking’), vrije associatie, om hieruit aanwijzingen te
krijgen voor de onbewuste conflicten en verlangens waarvan
wordt gedacht dat ze door het bewustzijn worden
gecensureerd.
Freud
Humanisme: mensen zijn organismen met een vrije wil
o Innerlijke processen zijn minstens even belangrijk als de
prikkels uit de omgeving.
o Richt zich op mogelijkheden, groei en potentie.
o De mens kan keuzes maken en zo hun leven beïnvloeden
dankzij de vrije wil.
Carl Rogers en Abraham Maslow
3. De student weet vanuit welke zes perspectieven gedrag bekeken kan
worden; begrijpt wat deze perspectieven inhouden en kan deze herkennen
in een korte casusbeschrijving.
Biologisch perspectief: ‘Het lichaam kan apart van de geest worden
bestudeerd.’
o De hersenen, zenuwstelsel, endocriene stelsel
(hormoonstelsel) en genen bepalen het gedrag.
o Rationalisme en empirisme
Rene Descartes
Cognitief perspectief: ‘De wetenschappelijke methode kan worden
gebruikt om de geest te bestuderen.’
o Iemand unieke patroon van waarnemingen, interpretaties,
verwachtingen, overtuigingen, en herinneringen bepalen het
gedrag.
o Structuralisme en functionalisme
Wilhelm Wundt en William James