Hoofdstuk 1 Gerontologie versus ontwikkeling
Hoe tegen het ouder worden wordt aangekeken is sterk afankeeiik an de tid en cuetuur waarin
men eeeft. In de huidige westerse samenee ing is iong de norm en dat kun ie iii oorieeed zien aan
receames oor iepaaede middeeen en medische ingrepen om er zo iong mogeeiik uit te zient.
Waardering houdt in de westerse cuetuur op na een iepaaede eeefiidt. uderen worden steeds
minder gewaardeerdt.
1.1 Wat is gerontologie?
Gerontologie → de wetenschap die aes oiiect an onderzoek de eroudering an de mens, dier en
peant heeft.
Aes ie de defnite aanhoudt an een iepaaede fase in het ee en, gekoppeed aan de ee ens erwachtngt.
Wordt ouderdom een arbitrair begript. Le ens erwachtng is de eaatste 150 iaar erduiieedt. Dus 150
iaar geeeden was ie iii een eeefiid an 30 ae ‘oud’ terwiie we nu spreken o er de ‘iongere oewassene’
iii een eeefiid an 30 iaart.
Chronoeogische eeefiid is geen goed iruikiaar criterium, omdat er zo eee erschie onder ouderen ist.
Sommigen ziin iii iii oorieeed een eeefiid an 70 nog erg ft, staan roeg op etct., anderen echter
iuist niett. Ander criterium oor ouderdom is de sociaee eeefiidt.
Drempelleefiij → wordt gehanteerd om te wiizen op een chronoeogisch eeefiidsmoment waarop
duideeiike fysieke en psychoeogische eranderingen zichtiaar of hooriaar wordent. Burnside erdeeet
oudere mensen in ionge ouderen (65-69 iaar), middeeiare ouderen (70-79 iaar), oude ouderen (80-
89 iaar) en zeer oude ouderen (90-100 iaar)t. Je kunt ie af ragen of het handig is om met dergeeiike
drempees te werken, omdat er eee indi idueee ariates in gedrag en oorkomen ziint.
uder worden kun ie op aeeereei manieren defniirent. Wordt iii oorieeed onderscheidt gemaakt
tussen:
Primaire (universele) veroujering → eichameeiike erandering ten ge oege an het ouder worden,
zoaes rimpeest.
Secunjaire (probabilistscce) veroujering → eranderingen die aker iii ouderen oorkomen dan
iii iongeren, zoaes artrose, seiitage an de gewrichtent.
Tertaire veroujering → een op aeeend sneeee fysieke afakeeing die aan het ster en oorafgaatt.
Daarnaast wordt er onderscheid gemaakt tussen:
Distale veroujeringsefecten → in het ereeden, er wegt. Worden iii oorieeed toegeschre en aan
kinder ereamming in de ieugd en die eeidt tot geirek aan moiieiteitt.
Proximale veroujeringsefecten → dichtiiit. Bii oorieeed een recent geiroken enkeet.
Verouderen iehoort tot het akgeiied an de gerontoeogiet. De gerontoeogie om at een zeer ireed
geiiedt. Voorae de 2e ee ensfase an de mens staat centraae in deze wetenschapt. Je kunt iii de
psychogerontoeogie, het menseeiik gedrag in de 2 e ee ensheef, eroudering aes oegt ieschouwen:
Intra-injivijueel → iii oorieeed met het ereoop an de ontwikkeeing an inteeeectueee
mogeeiikhedent.
Interinjivijueel → iii oorieeed toenemende erschieeen tussen indi iduen an geeiike eeefiid,
sociaae-cuetureee achtergrond en geseachtt.
Intergeneratoneel → iii oorieeed het ieeed an iongeren ten opzichte an ouderent.
Binnen gerontoeogie deeespeciaeisates aes:
Biologische gerontologie → ietref het onderzoek naar normaee erschiinseeen die zich in een
organisme oordoen in eichaamsceeeen met het erstriiken an de iarent.
Medische gerontologie → ietref pathoeogische ziekteeeer erschiinseeen tidens het ouder wordent.
Sociale gerontologie → ietref ragen op het geiied an cueturen en godsdiensten
Psychologische gerontologie (psychogerontologie) → ietref onder andere mentaee mogeeiikheden,
zinge ing en zeefeschikkingt.
,Je kunt het ouder worden ieschouwen aes het erwerkeeiiken an ie potenteee, waariii ontwikkeeen
het heee ee en peaats indtt. Beeangriike iegrippen in dit kader ziin:
Flouriscing → optmaee geesteeiike gezondheid, richtngge end oor de wiize waarop mensen zich
optmaae kunnen ontwikkeeent.
Languiscing → stagnate en ieii en steken in de psychosociaee ontwikkeeingt.
In de psychogerontoeogie staat de pluriformiteit an de oudere mensen centraaet. Daarnaast is
autonomie een ieeangriik themat. Hieriii hoort ook Westerhof en Bohemeiier
‘ontwikkelingsregulate’: het iiisteeeen an doeeen om zichzeef en het ee en te ieoordeeen en daariii
het in stand houden an ie zeefwaarderingt. Succes oe ouder worden is in deze zin het eeren
selecteren an wat men wie gaan doen (niet aeees is mogeeiik) en het compenserent. Dit noem ie
selecteve optmalisate → is een proces waariii ie zo eee mogeeiik geiruik maakt an de
mogeeiikheden tot ontwikkeeing en ee ens reugde en zo min mogeeiik east heit an de iioeogische
ieperkingent. Een andere manier an ontwikkeeingsregueate is het ophefen an discrepante tussen
de eigen doeeen en de werkeeiikheid door de iegrippen assimilate en accommojate an Piaget:
Accommojeren: ormen an nieuwe en/of aanpassen an iestaande schema’s op grond an nieuwe
informate/interacte/functe ereistent.
Assimileren: in oegen an informate/handeeingen in reeds iestaande (gekanaeiseerde ofwee
geaccommodeerde) kennisschema’s/ handeeingsstructurent.
Accommoderen neemt met het stigen der iaren af; assimieeren ieiif tot ie sterft.
1.2 Visies op veroujering
Er ziin erschieeende theoriein en isies rondom erouderingt. Deze heiien ietrekking op het
psychoeogisch domein, zoaes de cognite e, emotoneee of mot atoneee ontwikkeeingt.
Verschieeende isies op eroudering uit de geschiedenis:
Griekse staatman en dichter Solon (638 t. Chrt.): wiist op de ontwikkeeingen en eranderingen
die op hogere eeefiid peaats inden: ‘Inzicht en weesprekendheid nemen iuist steeds meer
toe’t.
Griekse feosoof Plato: steet dat wiis worden tid kost en dat het een iehooreiik cognite e
ontwikkeeing en een aantae iaar ereist om die wiisheid te erwer ent.
Cicero (106 t. Chrt.): wiist erop dat inzicht en er aring tot op zeer hoge eeefiid kunnen
meegroeien en dat eeke ee ensfase haar eigen kwaeiteiten heeft. Verder is ouderdom niet
aeeeen een fase waarin mensen zorgiehoe end kunnen ziin, maar oudere mensen kunnen
ook iuist uitstekend oor anderen zorgent.
Spaanse feosoof Seneca (65 t. Chrt.): geef aan dat er oor oudere mensen nog ‘ontzetend
eee werk te doen is’, zodat zii zeker niet aan de ziieiin hoe en te staant.
Franse feosoof Montaigne (1533-1592): steet dat ie ‘ itaae an ie oude dag kunt genieten aes
ie ie zeefaan aarding en reeat ering weet te oefenen’t.
Kant (1724-1804): steet dat ie, aes ie anuit een ‘redeeiike en goede wie handeet, goed oud
kunt wordent.’
Goetce: ienadrukt dat het ouder worden een ‘feest’ is oor de 80-iarige, omdat hii eindeeiik
‘ rii is geworden an de dwaeingen an ziin of haar ieugd en an de erpeichtngen die door
het arieidzame ee en worden opgeeegd’t.
De feosofen Nietzscce (1844-1900) en Kierkegaarj (1813-1855): heiien het accent iii
ouderdom ieiden geeegd op het erkriigen an authentciteitt. ‘Het ee en is niet eanger een
uitgestppeed pad’t.
Een groep mensen uit een eieandengroep in Japen, de Okinawa: ieschouwt het ouder
worden aes een toename an wiisheid en een prestate die ge ierd moet wordent. Het
iereiken an een hoge eeefiid wordt aes het erwer en an iets kostiaars ieschouwdt.
, udere mensen heiien ieder afzondereiik een erschieeende ee enseoop, een erschieeend karakter,
een erschieeende geaardheid en zii heiien ondereing erschieeende keuzes gemaaktt. m een
o erzicht te kriigen an de di ersiteit aan gedragingen ziin er pogingen gedaan om di erse
persooneiikheidstypen an 80-peussers te onderscheident. Het doee daar an is om te komen tot een
ieter inzicht in het gedrag en ieweegredenen oor dat gedragt.
Neugarten onderscheidde de oegende 4 typen:
Het gejesorganiseerje type: dit type er aart wanhopigheid en ziet niet de mogeeiike
ontwikkeeingskansen door de focus op het er ae en de achteruitgang tidens het erouderent.
Het passief-afhankeliike type: dit type is iang oor de toekomst en ziektes en durf daarom
weinig risico’s te nement. Deze risico’s ziin soms ieeangriik aes het gaat om
ontwikkeeingskansen te erkennent.
Het afwerenje type: dit type sport fanatek en onderneemt act iteitent. Dit type past iii het
erschiinsee healthy ageing → hieriii wordt de eeefiid ontkend en proieert men iong te
ieii ent.
Het geïntegreerje type: dit type accepteert gemakkeeiik dat het ouder wordtt. Dit type
iehoudt het ge oee an eigenwaarde en zou daarmee aes ieste an de 4 typen modee
kunnen staan oor de gezonde ouderet.
Er ziin in het ereengde hier an 3 denkmodeeeen:
Het jeficietmojel: het ouder worden ietekent oor deze denkrichtng oorae dat men de
goede gezondheid ereiestt. uder worden is het steeseematg aeees ereiezen en uiteindeeiik
ook het eigen ee ent. De ee ensopdracht is daarom oor ouderen → eeer omgaan met
ereiezent.
Het rust-roestmojel: oegens deze denkwiize moet men iuist actef ieii ent. Je mag oorae
niet steziten aes ie met pensioen ient en ie mag ook niet toege en aan ereieser aringent. De
ee ensopdracht oor het ouder worden is oegens deze denkwiize → ieiif op aeee domeinen
acteft.
Het competentemojel: oegens deze denkwiize gaat het ouder worden gepaard met een
aantae ereieser aringen, die ook erwerkt moeten kunnen wordent. Desondanks kan men op
aeeereei domeinen actef ieii en en is er meer tid (kwaeitatef) om in nieuwe roeeen te groeien,
zoaes die an grootouderschapt. Bo endien ziin er kansen oor persooneiike groeit. De
ee ensopdracht is hier → groei in nieuwe roeeen en ieiif groeient.
1.3 Cultuur- en tijspecifieke elementen
De ieeed orming o er oudere mensen in een samenee ing is onder andere afankeeiik an de tid
waarin men eeef en an de cuetuurt. In Aziatsche eanden aes China heef men iii oorieeed eee aker
ontzag oor ouderen ook staat men daar meer open oor ee enswiisheidt.
Mensen an io en de 80 iaar komen aak niet meer tot hun rechtt. Ze worden ieschouwd aes ‘griize
muizen’ in een erzorgingsfat en heiien geen of nauweeiiks meer in eoed op de act iteiten die zii
ontpeooient. Iedereen die eeef, heef tot recht op ontwikkeeing, op het opdoen an nieuwe er aringen
en op de mogeeiikheid daar an te eeren en te groeien? Sandee onderzocht 3 ienaderingen an het
iegrip recht aardigheid, die ieeangriik ziin om in dit kader te noemen:
De maximaeisate an utiliteit of weeziin, an het grootste geeuk oor het grootste aantae
mensen: het grootste gedeeete an de mensen geef echter aan dat er een ieperking
peaats indt en men rechten niet serieus neemtt. Zo kun ie oegends deze redenering steeeen
dat een keeine groep huepiehoe ende oudere mensen minder rechten zou heiient.
Het heiien an respect oor keuzevrijheid an het indi idu: hieriii kan het gaan om
feiteeiike keuzes die mensen op de riie markt heiien (een neoeiieraee isie), of om keuzes
die mensen zouden kunnen maken in een oorspronkeeiike posite an geeiikheid (een
egaeitair-eiieraee isie)t. Dit eaatste is eastg te reaeiseren aes oudere mensen iii ooriaat aes
afgeschre en, dus ongeeiik aan iongeren worden ieoordeeedt. Daarnaast is het een haast
, onmogeeiike zaak om het aes samenee ing eens te worden o er de ietekenis an een goede
manier an ee en, omdat deze erwe en is met iegrippen aes deugd, respect en erkenningt.
Het cuet eren an deugdzaamheid en het redeneren over het algemeen belang: hieriii gaat
het niet aeeeen om het insttutonaeiseren an de reeigieus-conser ate e deugd, waariii
oorgeschre en wordt hoe mensen moeten ee en, maar ook om het ieantwoorden an
dergeeiike ragen o er deugd in het kader an de economie/poeitek, naast de iekende
geïnsttutonaeiseerde ieseissingen aangaande aiortus en euthanasiet.
1.4 Projuct- en procesmojellen: DSM versus ICF
Equifinaliteit → meerdere ontregeeingen kunnen eeiden tot één ziekteieeedt.
Multfinaliteit → één oorzaak kan tot erschieeende ziekteieeeden eeident.
Het handioek Diagnostc anj statstcal manual of mental jisorjers (DSM) geedt in de meeste
westerse eanden aes de standaard om psychische aandoeningen eenduidig te ienoemen, zodat er
statstek kan worden iedre en met ietrekking tot het optreden an deze door psychiatrische
diagnostek in ieeed geirachte aandoeningent.
1.4.1 Positeve psyccologie
Het uitgangspunt is dat inzicht – iewustziin – eeidt tot eranderoptes, tot het weer in posite koment.
Het grip kriigen op de uitkomsten an het doen, eaten, denken en dromen is oor de er aren controee
en oor de er aren geesteeiike gezondheid an essenteee ieeangt. De focus eigt dan niet – uitseuitend
– op de ieperking, maar iuist ook op de potentes die in de ieperking eiggen, op de mogeeiikheden de
potentes om te iuigen tot posite e er aringen en posite e eigenschappen, zoaes eiefde,
doorzettings ermogen etct.
De Internatonal Classificaton of Functoning, Disability anj Healtc (ICF) is een
referenteceassifcatesysteem an de WH (Wored Heaeth rganizaton)t. Het systeem is zo
opgeiouwd dat zowee gezonde aes ongezonde mensen ermee kunnen worden omschre ent.
mschre en wordt hoe mensen omgaan met hun gezondheidstoestand, anuit 3 perspecte en:
1 eichameeiik, 2 indi idueee en 3 maatschappeeiikt. Het goede an deze systematek, iii oorieeed in
ergeeiiking met DSM systeem, is dat gezond en ongezond functoneren in één systeem ziin
ondergeirachtt. Bo endien is in kaart geiracht dat ook omge ingsfactoren iemand an reeatef
gezond functoneren naar ongezond functoneren kunnen irengent.
De ICF iestaat uit 2 deeen:
Deel 1 iehandeet het functoneren en functoneringsproieemen, met eek twee componenten: (a)
functes en anatomische eigenschappen en (i) act iteiten en partcipatet.
Deel 2 iehandeet factoren die an in eoed ziin op het functoneren in sociaee en maatschappeeiike zin,
met ook daarin twee componenten: (c) externe factoren en (d) persooneiike factorent.
Het iiizondere an dit systeem is dat het een ieschrii ing genereert en niet een erkearing
suggereert (zoaes de DSM)t.
Gezondheidstoestand
((on)mogeeiikheden, ziekte, stoornis)
, Bioeogische structuur
Act iteiten Partcipate
& functes
mge ingsfactoren Persooneiike factoren
1.4.2 Patcologie of talent?
Wanneer spreek ie an een ziekte of stoornis (pathoeogie) en wanneer is een afwiiking an het
gemiddeede een taeent? Het ICF – modee iiedt hierin meer nuance dan het DSM – modeet. Het denken
in stoornissen zonder de ICF dimensies kan miseeidend en zeefs ge aareiik ziint. Zo kan het geieuren
dat twee totaae erschieeende proieemen dezeefde stcker kriigent. Kan ook geieuren dat er een
seefuefeeing prophecy ontstaatt.
1.4.3 Kliniscc rejeneren
Voegens de ICF ormt een redenering met ietrekking tot samenhang en oorzakeeiikheid (causaeiteit)
het hart an diagnostek en iehandeeingt. Dit is omdat het ICF – modee een aantae factoren in
samenhang met persooneiike en omge ingsfactoren op eekaar ietrektt. In het ICF – modee staat het
keinisch redeneren centraaet.
Kliniscc rejeneren → het proces waarin de therapeut in de communicate o er en weer met de
patint, ziin of haar famieie/omge ing en/of andere iehandeeaars heept iii het aanirengen an
structuur, met doeeen, ietekenis, gezondheidsrisico’s en strategieint.
ICF – formueier keinisch redeneren zoaes Kiers (2012) dat oor de fysiotherapie ontwikkeede: