Organisatietheorie en -ontwerp – Daft
Tentamenstof: H1, H2, H3, H4, H6, H9 en H13
Management en Organisatie
Hoofdstuk 1 Organisaties en organisatietheorie
Definitie organisatie = (1) sociale entiteiten die (2) gericht zijn op een doel, (3) ontworpen
zijn als systemen van bewust gestructureerde en gecoördineerde activiteiten, en
(4) verbonden zijn met de externe omgeving.
Dimensies
Structurele dimensies leveren de etiketten van interne kenmerken.
Formalisatie – de hoeveelheid schriftelijke documentatie waarin gedrag en activiteiten
vastgesteld zijn.
Specialisatie – de mate waarin taken van de organisatie opgesplitst zijn in
afzonderlijke werkzaamheden of deeltaken.
Gezagshiërarchie – wie onder wie valt en over hoeveel werknemers elke manager
leiding heeft. Dit zie je terug in de organogram.
Centralisatie – het hiërarchische niveau dat beslissingsbevoegdheid heeft. De top is
gecentraliseerd terwijl lagere niveau is gedecentraliseerd.
Contextuele dimensies omschrijven de hele organisatie.
Omvang – de grootte van de organisatie, gemeten naar het aantal werknemers.
Technologie – de aard van het productiesysteem.
Omgeving – alle elementen buiten de grenzen van de organisatie.
Doelen en strategie – het overkoepelende doel en concurrentietechnieken.
Cultuur – waarden, opvattingen en normen binnen de organisatie.
Paradigma
Mechanisch systeem
Stabiele omgeving
Verticale hiërarchie
Routinetaken
Organisme
Dynamische omgeving
Horizontale hiërarchie
Lerende organisatie
, Hoofdstuk 2 Strategie, organisatieontwerp en effectiviteit
Concurrentiestrategieën (Porter)
Differentiatiestrategie = bedrijven streven ernaar hun producten of diensten van die van
anderen in de branche te onderscheiden. Men kan via reclamecampagnes, opvallende
producteigenschappen, uitzonderlijke dienstverlening of nieuwe technologie bereiken dat een
product als uniek gezien wordt.
Oriëntatie op leren, horizontaal gezag, contact met de klant, creativiteit en innovatie.
Lage-kostenleiderschap = men probeert het marktaandeel te vergroten door te
benadrukken hoe laag de kosten zijn in vergelijking met de concurrentie. Zo streeft de
organisatie actief naar efficiënte faciliteiten en kostenvermindering, onder andere door
strenge controles om producten efficiënter te produceren dan de concurrenten.
Oriëntatie op efficiency, verticale hiërarchie, standaard werkprocedures, routinetaken,
centraal gezag.
Figuur 2.1 Concurrentiestrategie van Porter
Organisatiedoelen
Missie of officiële doelen = het overkoepelende doel of de bestaansreden van de organisatie;
visie, waarden en opvattingen, reden van haar bestaan.
Operationele doelen = bakenen de doelstellingen af en verklaren wat de organisatie in feite
probeert te doen.
Strategie
Strategie = een plan tot interactie met de concurrentieomgeving om de organisatiedoelen te
realiseren. Doelen geven aan waar de organisatie naartoe wil en strategieën geven aan hoe
zij daar komt.