54 Oefenvragen Innovatie management
Eelko Huizingh
Tweede editie
, 1. Wat is het verschil tussen vernieuwingen en innovaties?
a. Er is geen verschil
b. Een vernieuwing is pas een innovatie als het nut toevoegt
c. Innovaties moeten consumenten verrassen met radicale functie
d. Een innovatie bestaat uit creatieve ideeën en oplossingen
2. Hoe wordt gelijktijdig exploiteren en exploreren genoemd?
a. Extrapolaltion
b. Intervention
c. Ambidexterity
d. Exploiration
3. Creatieve destructie verwijst naar ...
a. Oude technologie op een nieuwe markt brengen
b. Vervangen van een oud product door een verbeterd product
c. Het afschieten van ideeën tijdens de selectiefase
d. De opkomst van iets nieuws, waardoor het bestaande verdwijnt
4. Vier globale redenen waarom organisaties minder innoveren zijn:
a. Angst, tijdgebrek, geen risico nemen & innoveren niet nodig
b. Geen middelen, geen kennis, geen tijd & gene geld
c. Klant is tevreden, proces loopt goed, marktleider & tijd
d. Gebrek aan kennis, ideeën, proces & geld
5. Het overlevingsvermogen van ondernemingen is afhankelijk van ...
a. Het eigen vermogen van de onderneming
b. De hoeveelheid innovaties die zij op de markt brengen
c. Mate waarin zij zich kunnen aanpassen aan marktveranderingen
d. Mate van aanpassen aan demografische veranderingen
6. Wat verstaan we onder full market launch? Een launch ....
a. Waarbij potentiële afnemers individueel benaderd worden
b. Die zich direct richt op alle potentiële afnemers
c. Waar een groot marketingbudget voor wordt ingezet
d. Die stapsgewijs wordt uitgerold in de markt
7. Welke factoren bepalen de mate van innovativiteit van een organisatie?
a. Cultuur & Klimaat, innovatiebeleid, winstgevendheid
b. Cultuur, # medewerkers, structuur en financiële middelen
c. Cultuur, innovatiebeleid, structuur & prestatiemaatstaven
d. Cultuur, leidinggevende, ideeën, R&D-budget
8. De vier hoofdfasen van innoveren zijn?
a. Ideegeneratie, ontwikkeling, adoptie en diffusie
b. Ideegeneratie, selectie, diffusie en marketing
c. Ontwikkeling, selectie, diffusie en adoptie
d. Ideegeneratie, selectie, ontwikkeling en diffusie