Algemene introductie tot de loonheffingen
Wie is de heffing verschuldigd?
Waarover wordt geheven?
Wanneer is de heffing verschuldigd?
Hoeveel is verschuldigd?
Hoe wordt geheven?
Loonheffingen: heffingen naar het loon, die bij de bron daarvan worden geheven.
Welke loonheffingen kennen we?
- Loonbelasting (betaald door werknemer)
- Premie volksverzekeringen (betaald door werknemer)
- AOW - oudedagsvoorziening
- Anw - nabestaandenvoorziening
- Wlz - zorgvoorziening
- Premie werknemersverzekeringen (betaald door werkgever)
- WW - werkeloosheidsdekking
- WIA - arbeidsongeschiktheidsdekking
- Bijdrage Zorgverzekeringswet (betaald door werkgever, soms werknemer)
Er zijn drie verschillende heffingsvormen:
- Voorheffing: werknemer is belastingplichtig en de werkgever is inhoudingsplichtig
- Art. 27 lid 1 Wet LB
- Loon is tevens het loon voor IB
- Eindheffing: werkgever is heffing verschuldigd
- Art. 27a en 31 Wet LB
- Loon is geen loon voor IB
- Vervangt LB als voorbelasting voor werknemer, dit is logisch want het drukt niet op de werknemer en
dus kan hij het niet als voorbelasting in aftrek nemen
- Loon is geen loon voor sociale verzekeringen
- Loon is geen loon voor de berekening van toeslagen
Voorbeeld: een werknemer krijgt EUR 1000 met een tarief van 37,1%.
- LB als voorheffing
- Werknemer ontvangt bruto EUR 1000 - 371 = EUR 629 netto
- Werkgever betaald EUR 1000 en de premies werknemersverzekeringen en bijdrage Zvw
- LB als eindheffing
- Werknemer ontvangt EUR 1000 netto
- Werkgever betaald EUR 1000 + 589 = EUR 1589
- Namelijk 37,1% x EUR 1598 = EUR 589
- Pseudo-eindheffing: werkgever is heffing verschuldigd maar ook de werknemer moet LB betalen
(verschillende tarieven, tarief voor werkgever en tarief voor werknemer)
- Loon is geen loon voor IB
- Komt naast de LB als voor- of eindheffing
- Wordt gebruikt om bepaald gedrag te ontmoedigen, volledig instrumenteel
Belastingplicht voor de loonheffingen
Belastingplicht voor de loonbelasting (art. 1 Wet LB): werknemers of hun inhoudingsplichtige of artiesten,
beroepssporters, buitenlandse gezelschappen en bij of krachtens deze wet aan te wijzen andere personen.
Onder artiest wordt verstaan: degene die ingevolge een overeenkomst van korte duur als musicus of
anderszins als artiest optreedt (art. 5a lid 1 Wet LB). Het is voor in NL wonende artiesten mogelijk om met
de opdrachtgever af te spreken dat de artiestenregeling niet van toepassing is.
Onder beroepssporter wordt verstaan: degene die ingevolge een overeenkomst van korte duur als beroep
een tak van sport beoefent (art. 5a lid 2 Wet LB). Deze regeling is niet van toepassing op beroepssporters die
in NL wonen. Er komt dan ook weinig betekenis toe aan deze bepaling.
Page 1 of 19
,Ingeval een artiest of beroepssporter optreedt of als beroep een tak van sport beoefent in het kader van een
dienstbetrekking tot een in NL gevestigde inhoudingsplichtige, is hij een ‘gewone’ werknemer.
Onder buitenlands gezelschap wordt verstaan: een groep van hoofdzakelijk niet in NL wonende natuurlijke
personen of gevestigde lichamen waarbij de leden van de groep individueel of gezamenlijk ingevolgde een
overeenkomst van korte duur als artiest in Nederland optreden of als beroep een tak van sport in NL
beoefenen (art. 5b Wet LB). Ook deze regeling heeft weinig betekenis omdat hij slechts in beeld komt
waneer het gezelschap grotendeels bestaat uit niet-verdragslanden.
Op grond van art. 34 Wet LB jo art. 11 UBLB zijn de volgende twee groepen aangewezen personen
(oneigenlijke dienstbetrekkingen):
1. Personen die termijnen van lijfrente of andere periodieke uitkeringen of verstrekkingen, dan wel
bepaalde afkoopsommen ontvangen.
2. Genieters van onder andere AOW-uitkeringen, Anw-uitkeringen, bijstandsuitkeringen en dergelijke.
Vrijwilligers zijn geen werknemers voor de LB indien zij maximaal EUR 190 per maand en EUR 1.900 per
kalenderjaar verdienen (art. 2 lid 6 Wet LB).
Het belangrijkste figuur in de LB, is de werknemer (art. 2 lid 1 Wet LB):
- natuurlijk persoon;
- die tot een inhoudingsplichtige;
- in een dienstbetrekking staat.
- Privaatrechtelijke dienstbetrekking:
- Publiekrechtelijke dienstbetrekking:
- Fictieve dienstbetrekking.
Maar ook de natuurlijke persoon die loon geniet uit een (vroegere) dienstbetrekking van een ander (denk
hierbij aan een studiefonds voor kinderen van werknemers of een nabestaandenpensioen).
Privaatrechtelijke dienstbetrekking (art. 7:610 BW):
1. Verplichting om loon te betalen;
2. Verplichting om persoonlijk arbeid te verrichten gedurende een zekere tijd;
3. Gezagsverhouding.
Toets volgens Groen/Schoevers norm: wat zeggen partijen te hebben afgesproken, is er dienovereenkomstig
gehandeld. Je kijkt hierbij naar alle omstandigheden van het geval en weegt deze tegen elkaar af.
HR Gouden Kooi I-arrest (25 maart 2011): alle omstandigheden van het geval moet worden meegewogen in
de beoordeling of er sprake is van een dienstbetrekking. Het is daarbij niet alleen van belang welke rechten
en verplichtingen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen hadden, maar ook de wijze waarop partijen
aan hun overeenkomst uitvoering hebben gegeven en daaraan aldus inhoud hebben gegeven.
HR Reïntegratiebedrijfarrest (6 november 2020): in hoeverre speelt de bedoeling van partijen een rol in de
beoordeling of er sprake is van een arbeidsovereenkomst? Je kijkt dan naar de afspraken die zijn
overeengekomen tussen partijen. De bedoeling uit zich in de rechten en verplichtingen die partijen met
elkaar zijn overeengekomen. Je hangt dan een labeltje aan de rechten en verplichtingen en maakt op basis
daarvan een beoordeling voor de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst.
1. De verplichting om loon te betalen.
- Het gaat om loon in de civielrechtelijke zin dus ‘een vergoeding door de werkgever aan de werknemer
verschuldigd ter zake van de bedongen arbeid’.
- Bijvoorbeeld negatief loon ken je fiscaal wel en in het civielrecht niet.
- Bijvoorbeeld een kostenvergoeding ken je fiscaal wel en civiel niet want geen bron van inkomen.
- Bijvoorbeeld loon van derden (zoals fooi) ken je fiscaal wel en civiel niet.
HR Portier (18 dec 1953): fooi is loon van derden en is fiscaal gezien wel loon en civiel gezien niet.
HR Bron I (3 juni 1981): wanneer het bedrag van de vergoeding overeenkomt met de kosten is er geen bron
van inkomen en kan er van loon geen sprake zijn.
HR Albert Heijn (15 maart 2013): de hoogte van de vergoeding voor de bedongen arbeid doet niet af aan de
kwalificatie voor loon in de zin van een arbeidsovereenkomst (art. 7:610 BW).
Page 2 of 19
, 2. De verplichting om persoonlijk arbeid te verrichten gedurende een zekere tijd.
- De werknemer kan zich alleen met toestemming van de werkgever laten vervangen. Je laten bijstaan door
hulpen doet hier niet aan af.
- Er dient een arbeidsprestatie te zijn, maar ook passieve arbeid of nalaten valt hieronder.
- Wanneer en hoelang de arbeid moet worden verricht, is niet van belang.
3. De gezagsverhouding.
- De werkgever moet het recht hebben om toezicht uit te oefenen, leiding te geven, aanwijzingen, instructies
of een nadere taakomschrijving te geven en de werknemer is verplicht deze op te volgen.
- De instructies hoeven niet te worden opgevolgd, het is alleen van belang dat de bevoegdheid aanwezig is.
- Formeel gezag: organisatorisch van aard, zoals werkplek, werktijden, vakantiedagen etc.
- Materieel gezag: inhoudelijk van aard, zoals de inhoud van het werk.
HR Administrateurs-arrest (26 april 1967): indien de werkgever de bevoegdheid heeft om gezag uit te
oefenen, is dat voldoende. Het is niet van belang of de bevoegdheid ook daadwerkelijk wordt uitgeoefend.
HR IVA-arrest (17 november 1978): vrijheid om te komen en gaan staat niet in de weg aan het bestaan van
een gezagsverhouding
HR Fotomodellen-arrest (18 december 1991): ook bij een overeenkomst van opdracht kunnen er
aanwijzingen worden gegeven.
HR DGA-III arrest (22 maart 2013): de dga die ook statutair bestuurder is, staat formeel onder het gezag
van de AvA, en heeft dus een arbeidsovereenkomst met zijn onderneming.
HR Schippers-arrest (20 november 1996): bij meevarenderen die soms meevaren, voor korte tijd en geen
arbeid verrichten is er geen sprake van gezag. Zelfs niet als er toch lichte arbeid wordt verricht is er geen
sprake van gezag.
Publiekrechtelijke dienstbetrekking (art. 2 lid 2 Wet LB):
- Ambtelijke aanstelling of benoeming.
- Geen civielrechtelijke overeenkomst.
- Zoals bijvoorbeeld ministers, rechters, burgemeesters en wethouders.
- Gekozen volksvertegenwoordigers vallen hier niet onder.
Fictieve dienstbetrekkingen (art. 3 en 4 Wet LB): deze dienstbetrekkingen kunnen niet gezien worden als
een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke maar dienen voor de loonbelasting wel als dienstbetrekking te
worden aangemerkt.
Aannemers van werk en hun hulpen (art. 3 lid 1 sub a en b Wet LB): het gaat hierbij om persoen die op
grond van een overeenkomst tot aanneming van werk als bedoeld in art. 7:750 BW persoonlijk een werk tot
stand brengen. Dit betreft een overeenkomst waarbij de ene partij, de aannemer, zich verbindt voor de andere
partij, de aanbesteder, tegen een bepaalde prijs een bepaald werk van stoffelijke aard tot stand te brengen.
- Niet van toepassing indien de werkzaamheden worden verricht in de uitoefening van een bedrijf of in de
zelfstandige uitoefening van een beroep;
- Niet van toepassing indien de werkzaamheden als thuiswerker worden verricht;
- Niet van toepassing indien de overeenkomst rechtstreeks is aangegaan met een natuurlijke persoon ten
behoeve van diens persoonlijke aangelegenheden (art. 3 lid 2 Wet LB).
Tussenpersonen en hun hulpen (art. 3 lid 1 sub c en d Wet LB): het gaat hierbij om personen die op grond
van een overeenkomst met een ander tegen beloning geregeld bemiddeling verlenen tot het tot stand komen
van overeenkomsten tussen daartoe door hem te bezoeken personen en die ander.
- Niet van toepassing indien de bemiddeling niet uitsluitend voor de andere partij wordt verleend;
- Niet van toepassing indien het verlenen van de bemiddeling voor de tussenpersoon een bijkomstige
werkzaamheid is;
- Niet van toepassing indien de tussenpersoon zich bij bemiddeling doorgaans door meer dan twee personen
laat bijstaan (één hulp is geen probleem).
De tussenpersoon wordt ook wel een (handels)agent genoemd. Er dient van bemiddeling sprake te zijn, dat
betekent dat de tussenpersoon de overeenkomsten sluit op naam van de principaal. Het is een eis dat de
tussenpersoon de personen waarmee de overeenkomsten worden besloten zelf bezoekt.
Page 3 of 19