WEEK 1
Rechtspositivisme
Recht is alleen recht, als het op de juiste manier is totstandgekomen. Een
rechtsnorm geldt altijd ongeacht de morele kwaliteit.
Immoreel recht is ook recht, een verband tussen moraal en recht is slechts
toevallig. Er bestaat dus geen verband tussen recht en moraal.
Er is eigenlijk geen grondslag van het recht behalve Grundnorm.
Wat is geldend recht?
- De rechtspositivist toets enkel aan het formele criterium ‘Is het recht op de juiste
manier tot stand gekomen?’. Als dit het geval is dan spreekt de rechtspositivist al
van geldend recht. Volgens hem is er geen noodzakelijk verband tussen recht en
moraal, maar hoogstens een toevallig verband. Een rechtspositivist is van mening
dat een regel al geldend is wanneer deze op de juiste manier tot stand is
gekomen. Of een regel inhoudelijk in overeenstemming is met morele waarden
doet er niet toe. Deze scheiding tussen recht en moraal noemt men de
positivistische scheidingshypothese.
Normatieve Rechtspositivisten: Zij stellen dat er een absolute gehoorzaamheidsplicht
heerst, ongeacht de morele kwaliteit van een rechtsnorm. Positief recht moet altijd
gehoorzaamd worden, ten bate van de rechtszekerheid. Radbruch voor de WOII
Hobbes
Beschrijvende Rechtspositivisten: Zij stellen dat de gelding van een rechtsnorm niet
automatisch een gehoorzaamheidsplicht betekent. Als er sprake is van een immorele wet,
dan is er wel sprake van een wet maar geen gehoorzaamheidsplicht. Dat betekent dat de
vraag of men moet gehoorzamen aan het recht afhangt van ieders ethische keuzes en
morele opvattingen. Kelsen
Natuurrecht
Als een geldend recht in strijd komt met de moraal, dan is er geen sprake van
recht.
Recht is dus alleen recht als het rechtvaardig is.
Grondslag van het recht is de moraal. Om te spreken van geldend recht moet er
sprake zijn van rechtvaardigheid die van nature geldt, de onveranderlijke
beginselen en idealen van rechtvaardigheid zijn relevant.
Positief recht dat in strijd is met het natuurrecht, is geen geldig recht.
Wat is geldend recht?
- De natuurrechtsaanhanger zal het ten eerste toetsen aan het formele criterium
namelijk: ‘is het recht juist tot stand gekomen?’ Indien dit het geval is, toets hij
ook nog aan het materiele criterium, namelijk: ‘Is het recht inhoudelijk
rechtvaardig?’. Pas als aan beide voorwaarden is voldaan spreekt een
natuurrechtsaanhanger van geldend recht. Volgens hem is er een noodzakelijk
verband tussen recht en moraal.
Het natuurrecht is gebaseerd op eeuwige onveranderlijke kernwaarden zoals hij zult niet
doden. Het grote probleem voor de natuurrechtsdenker is hoe ze weten of die
waarden bestaan en hoe deze waarden herkend kunnen worden. Het antwoord op deze
vraag wordt door verschillende natuurrechtsdenker beantwoord op hun eigen manier.
Verschil tussen beschrijvende rechtspositivisten en natuurrecht Volgens het
beschrijvend rechtspositivisme gaat het niet om de juridische kritiek, maar om een
buitenrechtelijke morele kritiek. Beschrijvende rechtspositivisten accepteren dat een
,immorele wet een geldend recht is, maar er geldt geen gehoorzaamheidsplicht.
Natuurrechtsleer zegt ‘immoreel wet is geen wet’.
Gustav Radbruch
Radbruch was voor de WOII een normatieve rechtspositivist Geldend recht moet je
gehoorzamen, ongeacht inhoud. Hij had rechtszekerheid hoog in het vaandel staan.
Doordat hij de gelding van het recht in het geval van ‘extreem onrecht’ niet langer had
aangenomen kan hij geen rechtspositivist worden genoemd.
Na de WOII was Radbruch een natuurrecht-aanhanger, want hij vond het naziregime zo
immoreel en onaanvaardbaar.
Kernwaarden van elk rechtssysteem:
1. Rechtszekerheid Het recht moet steeds op dezelfde manier worden uitgelegd
en toegepast.
2. Rechtvaardigheid Gelijkheid, gelijke gevallen dienen gelijk te worden
behandeld.
3. Doelmatigheid Voor het algemeen welzijn, wat voor het volk nuttig is. Recht
moet efficiënt zijn om maatschappelijke en politieke doelen te bewerkstelligen
Rechtszekerheid is het doorslaggevende rechtsbeginsel, omdat rechtvaardigheid in de
praktijk niet kan dienen als kritische morele maatstaf voor het recht.
Wettelijk onrecht: Wettelijk recht is geen geldend recht Dit kan volgens de
rechtspositivisten niet, want, wettelijke rechten zijn altijd geldende rechten, als wettelijke
rechten op de juiste manier tot stand zijn gekomen is het geldend recht. De
gehoorzaamheidsplicht moet je hier buiten beschouwing laten!
Bovenwettelijk recht is ook onmogelijk Er is boven het positieve recht geen recht.
Rechtszekerheid boven rechtvaardigheid boven doelmatigheid, tenzij extreem
onrechtvaardig recht, dan komt rechtvaardigheid bovenaan.
Een voorbeeld hiervan is het repareren of vergelden van historisch onrecht. Hierbij zijn de
waarden rechtszekerheid en rechtvaardigheid met elkaar in strijd. Enerzijds zou het
rechtvaardig zijn om het onrecht uit het verleden te verwijderen, dit gaat dan wel ten
koste van de rechtszekerheid in het heden.
Radbruch kwam met zijn eigen variant op het natuurrecht Normaal gesproken is de
gelding van het recht onafhankelijk van zijn morele inhoud, en moeten we datgene als
geldend recht aanvaarden wat door het bevoegd gezag is afgekondigd. Maar in sommige
extreme gevallen (wetgeving die expliciet racistisch of sterk discriminerend is, de
grondrechten van minderheden aantast) het karakter van recht is aan dat soort
maatregelen komen te ontvallen. In dat geval zou er volgens Radbruch niet langer sprake
kunnen zijn van geldend recht, hetgeen betekent dat een rechter een dergelijk wet niet
kan of mag toepassen.
Radbruch rechtstheorie is conform de natuurrecht Hij zette het recht in verband met
moraal door te zeggen dat het recht haar karakter verliest als het extreem
onrechtvaardig is. Dit is kenmerkend voor het natuurrecht, het rechtspositivisme houdt
het recht gescheiden met moraal, daarom is zijn rechtstheorie geen rechtspositivisme.
Waarom zou je volgens Radbruch ‘gewoon’ onrechtvaardig recht wel moeten
gehoorzamen maar ‘extreem’ onrechtvaardig recht niet?
Gewoon onrechtvaardig recht moet je gehoorzamen, omdat rechtszekerheid een eis is
van de rechtvaardigheid (zie p. 27 syllabus). Alleen wanneer de tegenstelling tussen de
,rechtvaardigheid en de positieve wet zo ondragelijk wordt moet de rechtszekerheid van
groot belang zijn, dus bij ‘gewoon’ onrechtvaardig recht blijft de rechtszekerheid het
belangrijkste rechtsbeginsel.
Voor Radbruch is rechtszekerheid heel belangrijk. Bij klein onrecht moet rechtszekerheid
niet in het geding komen, terwijl bij extreem onrecht het belang van rechtvaardigheid
boven het belang van rechtszekerheid uitstijgt.
Waarom stapte Radbruch na de WOII niet naar de beschrijvende
rechtspositivisme?
Radbruch zat midden in het naziregime en wilde daar helemaal van af zijn. Hij wilde het
nazirecht (wat op de juiste manier is tot stand gekomen en daarom eigenlijk geldend
recht) geen recht hoeven te noemen.
Radbruch hechtte veel waarde aan de rechtszekerheid. Als men gehoorzaamheid en
geldigheid van recht afsplitst, dan is de rechtszekerheid in het geding. Mensen kunnen
dan immers zelf bepalen of ze gehoorzamen, terwijl voor de rechtszekerheid belangrijk is
dat iedereen hetzelfde recht heeft en volgt.
HANS KELSEN
Kelsen is een beschrijvend rechtspositivist.
Kelsen gebruikt voor de gelding van de rechtssysteem immers de fictieve Grundnorm.
Kelsen beweert dat de rechtmatigheid van een bepaalde handeling waarbij dwang wordt
gebruikt, volgt uit een bepaalde individuele norm. Deze individuele norm is geldig omdat
een hogere norm gelding aan die norm verleent. Die hogere norm verkrijgt zijn gelding
wederom door een hogere norm, de grondwet, en die weer door de hoogste grondwet die
is uitgevaardigd door een machthebber. Deze eerste grondwet verkrijgt zijn gelding door
de grondverondersteling (de Grundnorm). De Grundnorm is hypothetisch, maar logisch
noodzakelijk om de eerste grondwet bevoegdheid te verlenen. Deze Grundnorm is ooit
door iedereen geaccepteerd en daardoor rechtsgeldig. Er moet een bevoegdheid komen
van een hogere norm en die norm moet weer de bevoegdheid hebben van een nog
hogere norm. Zo komen we uit op de eerste grondwet (De Grundnorm). De Grundnorm is
niet gemaakt door enige gezaghebbende autoriteit. Maar als we de gelding van het
rechtssysteem en de daarin gepositiveerde normen aannemen dan moeten we de
Grundnorm accepteren. Dat is een kwestie van logische noodzakelijkheid. Wie de gelding
van de eerste gemaakte rechtsnorm aanneemt veronderstelt daarmee dat een hogere
norm die eerste rechtsnorm geldig maakt. De Grundnorm luidt dan bijv. als volgt: Wat in
de Grondwet staat is geldend recht.
Kritiek van Kelsen op Radbruch
op de centrale waarden van Radbruch Rechtvaardigheid gaat volgens Radbruch in
gevallen van extreem onrecht boven rechtszekerheid. Kelsen zegt dat voor gelding van
recht het niet noodzakelijk is dat recht en moraal in overeenstemming hoeft te zijn.
Kortom: Geldend recht hoeft volgens Kelsen niet rechtvaardig te zijn. Dit leidt tot dat
onrechtvaardige wetten tot het recht behoren en dit kan resulteren in maatschappelijke
misstanden en onrecht.
Kritiek van Kelsen op Austin
Soeverein betekent volgens Austin: De grote groep mensen om een bepaald persoon te
gehoorzamen, die niet zelf de gewoonte had gehoorzaam te zijn aan een andere
menselijke autoriteit. Kelsen had hier kritiek op, hij maakt een scherp onderscheid tussen
feiten en normen. Normen kunnen volgens Kelsen nooit herleid of afgeleid worden uit
, feiten. Dat de mensen een gewoonte hebben gecreëerd om iemand te gehoorzamen,
heeft dus niets te maken met dat de mensen die persoon ook moeten gehoorzamen.
Recht volgens Austin: Bevelen van de soeverein dat wordt gehandhaafd met
sanctiedwang. Onrechtvaardige bevelen kunnen ook tot recht worden gerekend, als de
soeverein die weet af te dwingen. Regels ontlenen hun gelding altijd aan andere, hogere
normen, niet aan feiten.
Kritiek van Kelsen tegen natuurrecht
Veel vertegenwoordigers van het natuurrecht hadden verschillende opvattingen over
normen die elkaar tegenspraken. De natuurrechtstheorie blijft dus een methode
gebaseerd op drogredenen en kan men er niets mee bewijzen.
Zijnsleer van Kelsen
Zuivere rechtsleer
Kelsen noemde zijn rechtsleer zuiver omdat de normen zuiver worden beschreven als
normen en niet als verkapte feiten en omdat zijn rechtsleer een wetenschap is, en de
wetenschap is altijd gebaseerd op waarheid.
Recht is normatief (normen verschillen van feiten), we moeten de normen zuiver als
normen beschrijven en niet als verkapte feiten.
Het gaat om een rechtsleer Het gaat dus om een wetenschap dat altijd gebaseerd is op
de waarheid, zij moeten de werkelijkheid correct analyseren en weergeven, hierbij
zouden eigen opvattingen wat het recht zou moeten zijn, buiten beschouwing worden
gelaten. Als we onze analyse en beschrijving van het recht besmetten met onze eigen
voorkeuren, verkopen we de wetenschappelijke waarheid.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------
-
Brede moraal: ‘breed’ omdat het hele leven betreft. De brede moraal wil ons hele leven
normeren, ons vertellen hoe we ons moeten gedragen in termen van goed en kwaad. Tot
in de verste uithoeken van ons bestaan. De brede moraal vertelt ons wat we moeten
denken, wat we moeten geloven, hoe we onze kinderen op moeten voeden, etc.
Communistische dictatuur van Noord-Korea (bemoeien met alles zoals de manier van je
kapsel)
Smalle moraal: een terughoudende moraal; we willen niet alles regelen maar juist zo
min mogelijk. De smalle moraal wil de mensen zo vrij mogelijk laten om hun leven zelf in
te richten in termen van goed en kwaad. Er is een grens aan deze vrijheid in het inrichten
van het leven: regels omtrent vreedzaam samenleven (bijv. je mag niet moorden). Los
van deze regels is een ieder vrij om zijn leven in te richten zoals hij wil. Nederland
De brede ethiek hoeft niet altijd perfectionistisch te zijn, de brede ethiek hoeft niet
volmaaktheid tot doel te hebben, het kan bijv. ook macht als doel hebben. Perfectionisme
is wel altijd brede ethiek!
Perfectionisme: de mensen voorschrijven zich volledig te richten naar een ideaal
van volmaaktheid (perfectie).
Moralisme: Een bepaalde levenswijze afdwingen, louter omdat de overheid die
moreel goed acht.
Paternalisme: iemand legt bepaalde morele normen op louter omdat hij zelf vindt dat
dat de juiste morele normen zijn, omdat dat goed is voor diegene. Je legt bepaalde