Ethiek: Hoorcollege 1:
Verschillende benaderingen van de wereld:
1.2 intuïtief moreel oordeel:
= een moreel oordeel dat kant en klaar ontstaat in je bewustzijn over gedrag van mensen en hoe ze
met elkaar omgaan. Je denkt er niet over na voordat je het doet.
Schiet tekort in functioneren van professional:
1. Morele intuïtie is niet uit te leggen aan anderen;
2. Als je alleen intuïtief oordeelt, kun je niet leren van je fouten en successen.
3. Intuïtie bereidt je niet voor op nieuwe situaties.
1.3 Vijf kenmerken van morele oordelen:
Een weloverwogen moreel oordeel:
1. gaat over menselijk gedrag,
2. overstijgt het individuele(universaliteits-principe), (wat voor de een geldt, geldt ook voor de ander)
3. is normatief (er is een bepaalde norm en daar houdt je je aan),
4. is gericht op het goede (om de wereld beter te maken),
5. kan morele verontwaardiging veroorzaken (je kan er boos om worden),
1.4 Van intuïtief naar weloverwogen oordeel:
Mens moet een weloverwogen moreel oordeel kunnen vellen met morele argumenten. Je moet van
een kokervisie naar een goede en brede (denk aan diamant) visie. Kritisch kijken naar jezelf.
1.5a Formuleren van een morele vraag:
• Morele vraag is in zijn formulering neutraal (er zit geen lading in ‘’vind je ook dat…’’ = fout).
• Het moet een echte vraag zijn.
• De vraag draait om iemand zijn gedrag.
• De vraag gaat over datgene waar je je in de betreffende situatie het meest druk om maakt (morele
pijn).
1.5b Voorbeelden van een morele vraag:
• Mag ik spieken om mijn toets te halen?
• Moet ik deze diefstal door een collega melden aan mijn baas?
• Kan ik dit gevonden horloge houden?
1.6 Ethiek en moraal:
, Hoorcollege 2: Normen, waarden en deugden
2.1 morele normen:
Morele norm: zelfopgelegde regel die gedrag voorschrijft betreffende goed samenleven.
Normen zijn situatie-gebonden, tijdsgebonden en (sub)cultuurgebonden. Het was vroeger bijv. niet
normaal om te scheiden, nu wel. En in het Westen gelden andere normen als in Japan of India. Een
norm wordt zelden uitgesproken. Een goede norm schrijft concreet gedrag voor.
Wettelijke norm: je mag bijvoorbeeld 50 km per uur rijden in de bebouwde kom.
2.2 goed samenleven:
Wettelijke rechten zijn expliciet; ze zijn in de wet opgeschreven.
Morele regels zijn impliciet; ze zijn ongeschreven.
Veel wettelijke normen zijn ook morele normen; en andersom is dat ook.
3. waarden:
Om de gevolgen van een handeling moreel te beoordelen, gebruiken we waarden. Waarden zijn
doelen.
Morele waarde: ideaal, principe betreffende goed samenleven dat we proberen te realiseren door
middel van ons gedrag.
Voorbeelden: vriendschap, ontwikkeling, gerechtigheid, betrokkenheid, prestatie, zekerheid, trots…
3.2 verschil waarden en normen:
Waarden: Normen:
3.3 conflicterende waarden:
Voorbeeld: Iedereen is voor de waarden zelfbeschikking en veiligheid, maar deze kunnen op
gespannen voet staan. Iedereen wil bijvoorbeeld zelfbeschikking hebben tot een wapen en die
kunnen kopen, maar door meer wapens ontstaat er ook minder veiligheid.
Voorbeeld: je komt uit de kroeg en fietst naar huis op de fiets, je ziet verderop dat er politie is en
alcoholcontrole doen. Jouw vriend zit nog in de kroeg; stuur je hem een whatsappje (ben je meer
voor de waarde vriendschap?) of zeg je niks en laat je hem door de controle rijden (dan ben je meer
voor de waarde veiligheid in het verkeer).
‘’met normen overtuig je jezelf, met waarden overtuig je de ander.’’
4. Deugden:
Een deugd: goede karaktereigenschap betreffende goed functioneren.
Voorbeeld: wijsheid, rechtvaardigheid, hoop, geloof, moed, naastenliefde, matigheid, loyaliteit, etc.
Deugden sporen je aan om iets met je waarden te doen, het werkt als een soort motor om jezelf
beter te maken dan dat je al bent.
4.3 onderscheid normen en deugden als argument: