Kunstgeschiedenis kwartiel 5
1 DE GRIEKEN
1.1 ARCHITECTUUR
Het pantheon is gebouwd om de godin van Athene te vereren. Het is op een podium gebouwd. Op
het podium staan zuilen, daar boven op staan kapitelen. Die weer worden overbrugt door
architraven, de bouwconstructe heet daarom ook architraafouw. Op de architraven rust een fauw
hellend zadeldak, het dak is aan de voor en achter kant gesloten door het tmpaan.
De oudste tempels zijn van hout en in heldere kleuren beschilderd. De zuilen bestaan uit rietstengels.
Vanaf 600 v.Chr. werd het van steen gemaakt, soms worden de vormen nagemaakt, dus bijvoorbeeld
in de zuilen het structuur van de rietstengels. De trigliefen doen denken aan de vertcale balken.
Kenmerken is de eenvoud en de harmonie van de bouwwerken. Ze gaan uit van de vaste
maatverhoudingen die overeen komen met de verhoudingen van het menselijk lichaam.
De Griekse architecten zijn meesters in het aanbrengen van correctes in het aanbrengen van
correctes die het oog laat lijken alsof het klopt.
De zuil is naar boven toe iets smaller gemaakt.
De zuilen op de hoek zijn dikker, door het licht wat erop schijnt lijkt het alsof de dunner zijn.
De zuilen op de hoek staan dichter naar elkaar
De drie meest voorkomende stjlen voor tempels:
1. De Dorische stjl is zwaar en massief. Het kapiteel lijkt op een kussen, het is dus een
kussenkapiteel de Dorische stjl kwam rond 700 v.Chr. de Dorische stjl had geen voetstuk.
2. Vanaf 570 v.Chr. komt de Lonische stjl op. Deze stjl is sierlijker, het kapiteel bestaat uit twee
krullen(voluten). De lonische stjl wordt ook wel de krulkapiteel genoemd, deze stjl heef
wel een voetstuk.
3. De Korintsche stjl wordt toegepast vanaf 400 v. Chr. kenmerkend voor deze stjl zijn de
bladvormen, hierdoor heten de kapitelen ook wel bladerenkapiteel, de stjl maakt gebruik
van drie verschillende soorten steen op elkaar.
Een ander voorbeeld zijn de theaters. Het theater in Epidaurus is een van de grootste theaters die
ooit gebouwd is. Het heef een doorsnede van 118 meter. Het is gebouwd naar een oud Grieks
model. Het bestaat uit:
De orchestra; het ronde middelpunt
De proskenion; dient als podium
De skene; een kleedruimte maar kan ook als decor worden gebruikte
De paradoi; toegangen waar iedereen door naar binnen gaat.
Het theatron; de halfronde tribune.
,Het Panthenon is niet bedoeld voor rituele handelingen: het altaar staat buien, en het gebouw dient
als onderdak voor de beelden van de godin Athena. Niet iedereen mag de tempel in, alleen de
priesters mogen het betreden.
De Griekse theaters zijn in de eerste plaats gebouwd te vermaak van het volk, ook dachten ze veel te
leren door naar de voorstellingen te kijken.
1.2 SCHILDERKUNST EN TOEGEPASTE VORMGEVING
Behalve fguren uit de Griekse mythologie en heldendagen, worden ook taferelen uit het dagelijks
leven steeds vaker gebruikt. Kenmerkend voor de geometrische, archaïsche stjl zijn de hoekige
mens- en dierfguren. In de latere Atsche stjl zijn de mensfguren realistscher en dynamischer
uitgebeeld. De vormen zijn met glazuur aangebracht, het glazuur wordt weggekrast en de zwarte
fguren blijven over, dit wordt zwarfigurige keramiek genoemd. De schilderkunst staat bij de Oude
Grieken in dienst van het dagelijks leven of de godsdienst. Het neemt in Griekenland dan ook een
belangrijke plaats in. Aan de vorm van de vaas is te zien welke functe deze heef.
1.3 BEELDHOUWKUNST
Behalve gewone mannen en vrouwenfguren worden ook goden afgebeeld, hierdoor ontstaat er een
grote diversiteit van de beelden. De beelden in de Archaïsche periode (6 de eeuw) zijn gestleerde,
frontaal weergeven beelden, het stramme onbeweeglijke beeld benadrukt het statsche beeld.
Kenmerkend zijn de starende ogen en de bevroren glimlach.
De vrouwenfguur wordt de ‘kore’ en de mannenfguur heet de ‘kouros’.
De klassieke periode (500-350 v.Chr.) heef een veel soepelere houding, meestal is het contrapost.
Rust op een gestrekt been en een licht gebogen been dat is losjes opgezet. De laatste ontwikkeling
was de hellenistsche periode (350-50 v.Chr.). de mensenfguren zijn realistscher en verfjnder
uitgebeeld dan in de andere periodes. De houdingen zijn ingewikkeld, en het is in vergelijking erg
theatraal(overdreven). De Kourosbeelden dienen als versiering van tempels of grafmonumenten.
Kenmerken Griekse kunst:
Nadruk op schoonheid en harmonie
Zoeken naar ideale verhoudingen
Bestudering van het menselijk lichaam
Verhoudingen in de architectuur komen overeen met verhoudingen lichaam
Vormgeving van beelden wordt steeds realistscher en dynamischer
Griekse mythologie, dierfguren en geometrische vormen zijn uitgangspunten bij
vaasschilderingen.
2 DE ROMEINEN
2.1 DE ARCHITECTUUR
Het Pantheon is een ruimte voor alle goden, het is voorzien van een grote koepel die de hele ruimte
overspant. In het midden is er een opening die zorgt voor daglicht. Aan de binnenzijde van het
,Pantheon zijn in de muren zeven halfronde nissen gemaakt, zogenoemde adsides. In de eerste
instante namen de Romeinen de architraafouw over van de Grieken. Alleen is het nadeel dat er
veel ruimte verloren gaat, en er is een grote kans op een breuk in de liggende balk die op de twee
zuilen liggen. De architecten gaan op zoek naar iets nieuws, ze nemen van de Etrusken het tongewelf
over. Bij een tongewelf wordt de druk van de overkapping naar de dragende muur verlegd. De muren
zijn daardoor ook behoorlijk dik. Om de muren te ontlasten construeren de Romeinen het
kruisgewelf, dit zijn twee tongewelven die elkaar kruizen. De nadruk ligt nu niet meer op de
schoonheid van het gebouw, maar meer bij de praktsche functe van een gebouw.
2.2 SCHILDERKUNST
Pompeii is in de eerste eeuw bedolven onder een laag as na een uitbarstng van de vulkaan Vesuvius.
de muurschilderingen zijn hierdoor intact gebleven en gevonden tjdens de opgravingen van 1784.
Elk paneel bevat een waarheidsgetrouwe afeelding met gebouwen. Het fresco is tot stand gekomen
door het aanbrengen van kleurstofen op de nate kalk van muren. In de schilderingen zijn
verschillende ruimtelijke illusies toegepast. De zuilen in het middelste paneel zijn zo geschilderd dat
je het gevoel hebt dat je door het venster kijkt. De gebouwen zijn in perspectef. Ze hebben erna
gestreefd de waarheid zo goed mogelijk weer te geven, dit noem je ook wel trompe d’oeil
De muurschilderingen dienen ter verfraaiing van het grote muuroppervlakte, het lijkt dat de ruimte
veel groter is geworden
2.3 BEELDHOUWKUNST
In de Romeinse beeldhouwkunst worden portretbustes of complete fguren gemaakt van voorouders
en belangrijke personen. De grote invloed van de Griekse beeldhouwkunst is te berklaren uit het feit
dat diverse beeldhouwers uit Griekenland afomstg waren en de Romeinse beeldhouwers de
Griekse beelden kopieerden. Vergeleken met de idealistsche Griekse portreten zien de Romeinse
portreten er tamelijk levensecht uit. Om zijn status en goddelijke afomst te benadrukken, zijn de
vorm en de gelaatsuitdrukkingen van zijn portret enigszins geïdealiseerd.
Aan de stofuitdrukking wordt veel aandacht besteed. Degelijke beelden van
hoogwaardigheidsbekleders dienen om het volk te imponeren
Kenmerken Romeinse kunst
Gebaseerd op Griekse voorbeelden
In de architectuur ligt de nadruk op de praktsche functe van de gebouwen
Romeinen maakten gebruikt van het tongewelf en het kruisgewelf
Gebruik van koepelconstructes
Schilderkunst dient ter verfraaiing
Schilderijen maken een levensechte indruk
Beeldhouwers maken portreten van prominente fguren
Beeldhouwers besteden veel aandacht aan de weergave van het gezicht en de
stofuitdrukking.
, 3 DE VROEGCHRISTELIJKE KUNST (50-500)
3.1 ARCHITECTUUR
De christenen nemen voor hun gebedsruimtes niet de vorm van de Romeinse tempels over, ze willen
niet geassocieerd worden met de Romeinse religie. De vormgeving van het exterieur, buitenkant, is
ontleend aan de Romeinse basilica. Het interieur bestaat uit:
Middenschip; Lange centrale rechthoekige ruimte
Twee zijbreuken; smallere ruimtes parallel aan het middenschip
Absis; een halfronde uitbouw aan het middenschip
Crypte; grafelder
Nartex; een rechthoekige ruimte die tegen de kerk is aangebouwd.
Campanile; naast de kerk staat een klokkentoren.
Het middenschip is afgedekt door een zadeldak met een houten balkconstructe, de zijbreuken
hebben een lessenaars dak, dat bestaat uit één hellend dak.
De lange ruimtes zijn geschikt om plaats te bieden aan de grote aantallen gelovigen.
3.2 SCHILDERKUNST
De meest gebruikte soort, is de fresco’s in de catacomben. De schilderingen in de onderaardse
catacomben behoren tot de oudste voorbeelden van de vroegchristelijke schilderkunst. De religieuze
gedachte achter de voorstelling is belangrijker voor de kunstenaar dan de uiterlijke
verschijningsvorm van de afeelding. De mensfguur is gestleerd en vereenvoudigd, zonder nadruk
op plastciteit. De vroegchristelijke kunstenaar streefde er niet naar om een hoge graad van realisme
te halen. Het doel is de gelovigen aansporen om te gaan mediteren. De voorstellingen hebben een
symbolische betekenis.
3.3 BEELDHOUWKUNST
De reliëfs op sarcofagen stellen personen en taferelen voor. De mensenfguren zijn gestleerd, dit
heef niks met het technisch onvermogen van de maker te maken, maar ze zijn ook hier niet aan het
streven naar realisme. De fguren ziten altjd aan een sarcofaag of groot oppervlak vast. Het wordt
met beitels uit de steen gehakt. De Bijbelse verhalen hebben een verhalende en religieuze functe, ze
dienen als onderwijs en bemoediging voor de christenen.
Kenmerken vroegchristelijke kunst:
Mensen zijn gestleerd weergegeven
Godsdienst staat centraal
Veel gebruik van symbolen
Bijbel is inspirate bron
Architectuur is gebaseerd op de Romeinse Basilica.