Hoorcolleges preventie
Hoorcollege 1: introductiecollege (C1)
Preventie kan je indelen op doelgroep:
o Universeel: gericht op totale bevolking of grote groepen daarbinnen
o Selectief : gericht op bevolkingsgroepen met een verhoogd risico
o Geïnduceerd: op individuen die nog niet gediagnostiseerd zijn met een
ziekte, maar wel al beginnende klachten/symptomen hebben
o Zorg gerelateerd: gericht op individuen met ziekte
Preventie kan je ook indelen naar fase van ziekte:
o Primair: voorkomen van specifiek probleem/aandoening
o Secundair: identificeren van ziekte -> vaccinaties vallen hier onder
o Tertiair: het beheersen van aandoening/ziekte om verergering te
voorkomen en kwaliteit van leven te vergroten.
Preventie kan je indelen naar type maatregel:
o Gezondheidsbevordering: bevorderen en in stand houden van een gezonde leefstijl en van een gezonde sociale en
fysieke omgeving. (leefstijlcampagnes)
o Gezondheidsbescherming: beschermen van de bevolking tegen blootstelling aan risicofactoren (NIX18, niet roken
binnen, waterzuivering)
o Ziekte preventie: maatregelen gericht op het voorkomen van specifieke ziekten of op de vroege signalering daarvan
(screening, vaccinaties, vaak middels wet- en regelgeving)
Vroeger was preventie gericht tegen armoede (infectieziekten, kindersterfte, voedingsdeficiënties, slechte
arbeidsomstandigheden) -> nu meer gericht op welvaartziekten (diabetes, overgewicht).
Het nationaal preventieakkoord is belangrijk dit blok. De focus:
o Een rookvrije generatie in 2040
o Maatregelen tegen overgewicht en obesitas
o Maatregelen tegen problematisch alcoholgebruik
o Bereiken door wet- en regelgeving en programma’s die het gezondheidsbeleid stimuleren.
Multidisciplinair: preventie gaat over verschillende sectoren: bijvoorbeeld kinderobesitas heeft te maken met kinderen,
ouders, school, zorgverleners, bedrijfsleven, beleidsmakers etc.
,Hoorcollege 2: volksgezondheid en analyse van volksgezondheid (C2)
Doelstelling van preventie: gezondheid van een populatie verbeteren.
Analyse volksgezondheid
Hoe analyseer je volksgezondheid:
o Levensverwachting
o Ervaren gezondheid: kwaliteit van geleefde jaren
o Gezonde levensverwachting
Optreden van specifieke aandoeningen:
o Sterftecijfers
o Prevalentie: aantal mensen dat leidt aan specifieke aandoening
o Incidentie: aantal mensen dat aandoening krijgt gedurende een bepaalde periode
Impact van aandoeningen:
o Verloren levensjaren: hypothetische levensverwachting als niemand aan aandoening zou overlijden – leeftijd van
overlijden aan aandoening.
o Ziektejaren: aantal levensjaren dat met aandoening wordt geleefd, gecorrigeerd voor de verloren kwaliteit van deze
levensjaren.
o DALY (disability adjusted life years): toename in naar kwaliteit gewogen levensjaren wanneer aandoening niet zou
bestaan (combinatie van verloren levensjaren en ziektejaren).
o 1 DALY = 1 verloren levensjaar in goede gezondheid
o Kosten van ziekten
Ziekte met hoogste ziektelast in DALY’s is dementie. En voor 0-15 jaar is dat letsel door privé-ongevallen.
De zorgkosten zijn het hoogst bij psychische stoornissen, maar bij elke ziekte zijn de zorgkosten gestegen in vergelijking
2015-2040.
Veranderingen in gezondheid:
o Veranderingen over tijd: verleden en toekomst
o Veranderingen gedurende levensloop / leeftijd specifieke analyse
Ongelijkheden in gezondheid:
o Geslacht
o Sociaaleconomische positie
o Etnische verschillen
Risicofactoren van ongezondheid
Risicofactoren van ongezondheid zijn:
, o Leefstijl en gedrag
o Fysieke en sociaal-culturele omgevingsfactoren
o Persoonsgebonden factoren
Risicofactoren beïnvloeden elkaar en clusteren.
Analyse van gedrag
Roken -> meer mannen dan vrouwen roken. En de leeftijdscategorie die het meeste roken zijn 20-30 jarigen.
Kenmerken van mensen beïnvloeden verschillen in gedrag: geslacht, leeftijd, sociaal economische positie, etnische
verschillen en geografische verschillen.
Verband tussen gedrag en gezondheid: relatief risico/ odds, risicoverschil, attributieve risico, populatie attributieve, regressie
coëfficiënt, correlatiecoëfficiënt.
Voorwaarden oorzakelijk verband:
o Biologisch plausibiliteit
o Tijdsrelatie (oorzaak voor gevolg)
o Sterkte verband
o Dosis-effect
o Consistentie
o Analogie (is gedrag ook gerelateerd aan soortgelijke aandoeningen?)
Kwaliteit van epidemiologisch onderzoek / zekerheid van verband afhankelijk van:
o Onderzoek ontwerp:
o Experimenteel onderzoek (gouden standaard voor causaliteit): interventie versus controle groep. Maar niet
altijd ethisch en soms te lange duur voor gezondheidsproblemen zich ontwikkelen.
o Observationeel onderzoek (van sterk naar zwak):
Prospectief-cohort
Patient-controle
Dwarsdoorsnede
Ecologisch
o Meetmethoden: objectief versus subjectief:
o Subjectief: recall bias en social wenselijke antwoorden
o Objectief: vaak duurder, grotere belasting voor deelnemers en soms geen informatie specifiek gedrag en
context.
o Kwaliteit van meetinstrumenten afhankelijk van:
Validiteit
Betrouwbaarheid
responsiviteit
o Verstorende variabelen: confounding, mediatie en moderatie:
o Confounder heeft relatie met risicofactor (x) en met gezondheidsuitkomst (y), maar maakt geen deel uit van
het biologisch mechanisme.
o Moderator beïnvloed de sterkte/richting van het verband tussen x en y.
o Mediator maakt deel uit van het biologisch mechanisme wat x aan
y relateert.
, o Externe validiteit (generaliseerbaarheid):
o Specifieke groepen niet gegeneraliseerd naar hele populatie.
o Response rate (% van totaal uitgenodigd)
o Selectie bias
BRAVO: voldoende Bewegen, niet Roken, matig met Alcohol, gezonde Voeding, genoeg Ontspanning.
BRAVVO: + veilig Vrijen
Kennisclip voorbereiding C3: KC1, KC2 en KC3
KC1: Determinanten van gezondheid
Determinanten zijn factoren die gezondheid/gezondheidsgedrag beïnvloeden, ‘voorspellers’. Het kan een risicofactor zijn
maar ook een beschermende factor. Determinanten en correlate, gaan over hetzelfde.