Hoofdstuk 1.
Het is als maatschappelijk werker belangrijk om kennis te hebben over
ontwikkelingspsychologie omdat je dit inzicht geeft in bepaalde ontwikkelingen en hoe dit
invloed kan hebben op iemand persoonlijkheid.
1.2 ONTWIKKELINGSTAKEN
Verwerven van een veilige basis, verkennen van de wereld, ontwikkelen van autonomie
(zelfstandigheid) en identiteit, leren communiceren, begrijpen van de wereld, omgaan met
anderen, opgroeien in een gezin, leren op school, van kind naar puber, een eigen
persoonlijkheid, gezondheid en uiterlijk, invullen van vrije tijd, sociale contacten en
vriendschappen, een seksuele identiteit, kiezen voor opleiding en werk en een plek in de
maatschappij.
1.3 VARIATIES IN ONTWIKKELING
Een normale ontwikkeling is die je ziet bij de meeste kinderen op welke manier en in welke
tijd. Een normale variatie is wanneer een kind anders verlopende ontwikkelingen maar
geen problemen vormt. Wanneer de ontwikkeling van een kind opvallend verloopt of
belemmeringen oplevert is er sprake van een afwijkende ontwikkeling en mogelijk van een
ontwikkelingsstoornis of ander probleem.
Overdiagnosticering is wanneer iemand meer signalen menen te zien dan die er zijn.
Hoofdstuk 2.
, Het verwerven van een veilige basis vindt plaats in de eerste 12 maanden van het leven. De
omgeving van de baby moet ervoor zorgen dat de baby ervaart dat er voor hem gezorgd
wordt en dat hij aan zijn basisbehoeften van voeding, warmte, veiligheid en genegenheid
komt.
Door positieve ervaring met zijn ouders bouwt een kind een basisvertrouwen op. Hij
ontwikkelt een beeld van zichzelf als iemand die het waard is om voor te zorgen en
aandacht te geven. De hele verdere ontwikkeling tot volwassenen steunt op de kwaliteit van
deze hechtingsrelaties, op de stevigheid van de veilige basis.
Theorie van Erik Erikson: als ouders en kind erin slagen de eerste ontwikkelingstaak te
volbrengen is het resultaat een veilig basisgevoel, een basisvertrouwen in mensen en de
wereld. Als de eerste ontwikkeling minder soepel verloopt kan een kind juist een gevoel van
onveiligheid, onrust en wantrouwen ervaren.
Basisvertrouwen versus basiswantrouwen
2.2.1 EERSTE ERVARINGEN
Vlak na de geboorte kunnen baby’s hun moeder herkennen. Het lijkt erop dat baby’s
bepaalde ingebouwde neiging hebben om zich op sociale prikkels te richten. Die aanleg
noemen we predispositie.
Het eerste levensjaar is een gevoelige periode. In deze periode is een kind extra gevoelig
voor bepaalde ervaringen. En kan het deze goed benutten in de ontwikkeling. Vrijwel
onmiddellijk na de geboorte ontstaat er een wisselwerking tussen baby’s en ouders.
Ouders en kind bouwen een band op en zo ontwikkelt zich een hechtingsrelatie. Om een
goede en positieve hechtingsrelatie te ontwikkelen is het belangrijk dat ouders op een
sensitieve manier reageren. Sensitief reageren houdt in dat de opvoeder gevoelig is voor de
signalen die de baby afgeeft en hier adequaat op reageert. Dit geldt voor het voeden van de
baby maar ook het geven van geruststelling.
Voordat een baby is geboren hebben ouders verwachtingen van de opvoeding, dit kan
komen door ervaringen met andere kinderen, eigen ervaringen, of boeken. Alle kennis en
ervaring van ouder wordt verwerkt in een intern schema, de interne representatie van
verwachtingen en ideeën. ouders zullen dit schema soms aan moeten passen aan hun kind
en hoe ouders op deze veranderingen reageren bepaald hoe goed de opbouw van de
hechtingsrelatie zal verlopen. Ook speciale omstandigheden (zoals te vroeg geboren
worden) kunnen ervoor zorgen dan er flinke individuele verschillen zijn in de kwaliteit van
de eerste ervaringen. Daarnaast zijn er vanaf jongs af aan al duidelijk verschillen in
prikkelbaarheid te zien, temperament.
Theorie Thomas en Chess: gemakkelijke baby’s, moeilijke baby’s en een tussengroep:
langzame starters (slow to warm up).
Bij kinderen met een ontwikkelingsstoornis of handicap lopen de eerste ervaringen ook
anders en vergt dit extra aanpassing en sensitiviteit van ouders.
2.2.2 HET OPBOUWEN VAN EEN HECHTINGSRELATIE
Hechting is een duurzame emotionele binding tussen het kind en zijn verzorgers. Ieder kind
heeft een natuurlijke neiging tot hechting vooral door warmte en troost.