1: Globalisering: De wereld als stad.
Globalisering > de internationale vervlechting van economische en sociale relaties, waardoor
steeds grotere delen van de wereld, wat betreft productie van goederen en diensten en de
relaties tussen mensen van elkaar afhankelijk zijn geworden.
3 aspecten van globalisering:
1. Economische vervlechting > handel en productie van goederen en diensten
2. Sociale vervlechting > migratiebewegingen (bv arme naar rijke landen)
3. Culturele vervlechting > culturele globalisering (bv spanningen tussen culturen)
1.1 De betekenis van afstand
Proces van globalisering kan worden beschreven door de 3 E’s:
1. E-mail > directe elektronische communicatie over de hele wereld. Werk is niet meer
plaatsgebonden en kan worden uitbesteed aan andere landen.
2. EBay > eerste succesvolle aanbieder van een internetdienst (C2C, consumer-to-
consumer e-commerce) > C2C leidt tot meer co2 uitstoot, vb: fiets gekocht via
marktplaats in Amsterdam terwijl je zelf in Zwolle woont, zorgt voor uitstoot.
3. Easyjet > eerste goedkope vliegtuigmaatschappij.
1.2 Economische vervlechtingen
Voedsel kilometer> afstand die eten aflegt tussen grond en mond. (Leidt tot milieubelasting,
denk aan wijn uit Italië ipv Duitsland, of een strenge winter in de VS waardoor olieprijs
stijgt). We zijn overal ter wereld gevoeliger geworden voor gebeurtenissen omdat we
afhankelijk zijn van elkaar.
Globalisering van werk > 2 manieren om werk naar andere landen te verplaatsen:
1. Outsorcen > uitbesteden of verplaatsen van productie (kaarsen laten maken in China)
2. Offsorcen > uitbesteden of verplaatsen van dienstverlening (bv callcenters)
3. (Reshoring > het terughalen van productie uit een goedkoop land naar het thuisland.
Bv eerst werd het gemaakt in een fabriek in China, kwaliteit bevalt niet, terug naar
NL, uitbesteden aan bv een sociale werkplaats).
The world is flat>de wereld is een kwetsbaar netwerk geworden door de economische en
technologische globalisering. Bv een aardbeving, kabels beschadigd, handel en
dienstverlening komt hierdoor stil te liggen. Dat de wereld plat is, vergroot de afhankelijkheid
van gebeurtenissen elders.
Effecten van globalisering voor Nederland:
1. Investeringen in het buitenland nemen toe(echte NL bedrijven zijn moeilijk te
onderscheiden).
2. Internationale financiële transacties nemen in omvang toe.
3. Bedrijven fuseren met buitenlandse partners of worden overgenomen. (KLM fuseert
met Air France, risico ervan is dat het geen oer Hollands bedrijf meer is)
4. Globalisering zet arbeidsvoorwaarden in NL en andere westerse landen onder druk (bv
lonen worden gematigd, pensioenen zijn verslechterd en arbeidsvoorwaarden zijn
flexibeler, dit alles komt met elkaar in de knel).
5. Globalisering is ook terug te zien bij internationale concerns met filialen in
verschillende landen.
Nadelen globalisering > arbeidsplaatsen worden bedreigd, grote internationale concurrentie
(polen worden bv vaker gevraagd om klussen te doen omdat ze gedrevener zijn) en vraag en
aanbod sluiten niet meer goed aan (niet overal zijn voldoende plekken beschikbaar)
,1.3 Sociale vervlechtingen
Immigrant > mensen die een land binnenkomen (nieuwkomers)
Emigrant > mensen die het land verlaten.
Migrant > kunnen zowel immigrant als emigrant zijn
Allochtoon > alle personen die zelf in het buitenland zijn geboren of van wie ten minste één
ouder in het buitenland is geboren. (Ook adoptiekinderen, vluchtelingen)
Asielzoeker > politieke vluchteling
8 soorten migratiegroepen die na 1945 in NL kwamen:
1. Gerepatrieerde Nederlanders en Indisch Nederlanders > ± 300.000. Zij kwamen toen
het voormalig Nederlands-Indië een onafhankelijke staat (Indonesië) werd. (NL ving
ze graag op omdat ze de Nederlandse taal en cultuur al gewend waren).
2. Molukkers > ±12.5000. Zij kwamen ook vanaf Nederland-Indië. NL wilde ze liever
niet opvangen en ze wilde zelf ook liever niet naar NL toe. Ze dachten zelf dat het
tijdelijk was, daarom werden ze opgevangen in kampen, toen ze langer moesten
blijven werden er speciale wijken voor ze gebouwd door heel NL, dit heeft geen
andere groep ooit gekregen.
3. Surinamers > best presenterende migratiegroep, vooral de vrouwen, voltooide
opleidingen.
4. Antillianen > geen toekomstperspectief in eigen land, slecht presterende groep, veel
criminaliteit. (Drugs, overvallen, daalt vaak pas na 40ste levensjaar). Ketenmigratie >
op worden gevangen door het eigen sociale netwerk (bv dus de Antillianen die naar
NL gaan)
5. Gastarbeiders > landen rondom de Middellandse zee. Ze verrichtten vaak het laag
geklasseerde werk wat NL niet wil doen (mijnen, textiel, metaalindustrie, vaak
kortlopend contract zodat ze niet hier bleven, dit mislukte deels. Volmigratie >
immigranten die hun gezin ook over laten komen.
6. De nieuwe gastarbeiders > Polen, Bulgarije, Roemenië. Ze komen voor het vervelende
werk maar ook voor de goede Nederlandse sociale voorzieningen zoals WW/AOW.
7. Asielmigranten > Asielzoekers (hebben het lang verlaten om uiteenlopende redenen,
ze krijgen nog te horen of ze asielstatus krijgen) en vluchtelingen (zij hebben hun lang
verlaten omdat er gegronde redenen zijn, zoals vervolging vanwege ras, geloof,
nationaliteit). Strenge toelatingseisen en slechte economische perspectieven zorgen
ervoor dat er maar 10% blijft.
8. Illegalen > ±100.000. Vluchtelingen die geen gebruik hebben kunnen maken van de
Generaal-Pardon regeling.
Redenen om te immigreren: (sinds 2000 neemt de immigratie naar NL weer iets toe)
1. Economische perspectieven
2. Kwaliteit van de samenleving
3. Demografische druk (overbevolking)
Geboortecijfer >Geboortecijfer min sterfte (natuurlijke aanwas van de bevolking)
Migratiesaldo >het verschil tussen het aantal immigranten en emigranten. (Dit is nu + omdat
de immigranten de emigranten overtreffen). NL werd voor immigranten vanaf 2001
onaantrekkelijker door de vreemdelingenwet en de strenge procedures die dit met zich
meebracht.
1.4 Culturele vervlechtingen
Kenmerken van culturele vervlechtingen:
1. Wereldwijde verspreiding van merkartikelen (Cola-Cola, Mac) en cultuursymbolen.
(Popmuziek, Hollywood sterren) (bv overal ter wereld draagt men een shirt van
, Ronaldo, iedereen kijkt ter wereld naar dezelfde olympische spelen) Macdonaldisering
van de samenleving > streven naar efficiëntie, berekenbaarheid en voorspelbaarheid.
2. Elektronische massamedia zijn mondiaal te ontvangen. (Internet, nieuws)
3. Engelse taal fungeert wereldwijd als moedertaal.
4. Sociale contacten tussen mensen raken gevirtualiseerd. (Verlies van anonimiteit, geen
fysieke grenzen, maakt ons kwetsbaar)
Clash of civilisation (van Huntinton) > door de culturele globalisering worden andere culturen
en religies meer zichtbaar, wat leidt tot misverstanden, onenigheden en afwijzing (bv IS.)
1.5 Immigratiediscussie
Integratiedebat > gaat over de vraag wat er verkeerd ging en hoe nieuwkomers beter
geïntegreerd raken in NL (migratie is een hele dure vorm van ontwikkelingshulp). NL doet
het heel slecht wat betreft het immigratiebeleid.
Immigratietrauma > arbeidsmigranten leveren geen voordeel meer op.
Segregatie > tegenovergestelde van integratie. Groep mensen zondert zich af van de rest.
(Vaak bij Turken, Marokkanen, NL is zelf ook schuldig, veel witte en zwarte wijken).
Integratie door participatie > helpen om immigranten die hun best hebben gedaan Nederlander
te worden, aan een baan te helpen (dit moet woede en bekeringen (IS) tegengaan)
2: Wij en zij
Etnische segregatie > contact mijden met anderen groepen zonder openlijke conflicten.
2.1 Wij, zij en het ontstaan van vooroordelen
Meervoudige identiteit > meeste mensen zijn niet maar één ding. Bv, Nederlander, tennisster,
zusje, psycholoog, gek van honden. Mensen belichten vaak maar één deel van een identiteit
van iemand, iemand zal bij het voorbeeld hierboven sneller geneigd zijn diegene alleen als
blanke Nederlander te zien (uiterlijk) dan als iemand die gek is met honden (innerlijk).
Polarisatie > de positieve gevoelens (bv voor Ajax) en de negatieve gevoelens (bv voor
Feyenoord) worden sterker. (Positief gevoel ‘wij’ groep, negatief gevoel ‘zij’ groep)
Vooroordelen > stabiele en consistente negatieve attitude tegenover een andere groep of
individu. (bv ik verkoop niets aan blanke mensen) (gaat ten koste van open en constructieve
communicatie)
Voordeelspiraal tussen groepen: (zie afbeelding blz 59 in boek) (BELANGRIJK)
1. De ‘wij’ groep ontwikkelt vooroordelen t.o.v. de ‘zij’ groep. (Stigma’s, attributie,
stereotyperen)
2. Communicatieproblemen (focus op verschillen ipv op overeenkomsten, gesloten contact)
3. Vooroordelen worden bevestigd (stereotypering en stigma blijkt te kloppen)
4. Vooroordelen worden omzet in negatief gedrag (discriminatie, racisme)
Hoe ontstaan vooroordelen en op welke manier worden ze in stand gehouden? Drie theorieën:
1. De sociale identiteitstheorie > stelt dat ons zelfbeeld bestaat uit een persoonlijke- en
een sociale identiteit. (komt tot stand op basis van beelden over de in- en outgroup)
Gelijkheids-attractiehypothese (Byrne) > stelt dat mensen zich tot gelijken aangetrokken
voelen. (minder onzeker bij ‘eigen mensen’).