Psychodiagnostiek
550037-B-6
Samenvatting boeken
De diagnostische cyclus – De Bruyn.
Hoofdstuk 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11.
Deskundig hulpverlenen: een model, methoden en
vaardigheden – Egan.
Hoofdstuk 4, 5, 6, 7
De Bruyn 1985.
Hoofdstuk 7
,Week 1
De diagnostische cyclus – De Bruyn.
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Deskundig hulpverlenen: een model, methoden en vaardigheden – Egan.
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
Week 2
De diagnostische cyclus – De Bruyn.
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 7
Deskundig hulpverlenen: een model, methoden en vaardigheden – Egan.
Hoofdstuk 7
Week 3 + 4 + 5
De diagnostische cyclus – De Bruyn.
Hoofdstuk 8
De Bruyn 1985.
Hoofdstuk 7
Week 6
De diagnostische cyclus – De Bruyn.
Hoofdstuk 9
Hoofdstuk 10
Deskundig hulpverlenen: een model, methoden en vaardigheden – Egan.
Hoofdstuk 4
Week 7
De diagnostische cyclus – De Bruyn.
Hoofdstuk 11
,Week 1.
De diagnostische cyclus – De Bruyn.
Hoofdstuk 3. De diagnostische cyclus.
3.1 Van hulpvraag tot cyclus.
Een cliënt meldt zich aan met een hulpvraag, maar deze hulpvraag is vaak nog
onduidelijk en incompleet. Daarnaast is niet elke hulpvraag ook een
diagnostische hulpvraag. Een diagnostische hulpvraag wordt samen (cliënt en
psycholoog) geformuleerd tot een vraagstelling. Deze vraagstelling kan worden
opgevat als onderzoeksvraag en zo kan de diagnosticus een verbinding leggen
tussen type vraagstelling en type onderzoek.
Hulpvraag (cliënt) type diagnostische hulpvraag (diagnosticus) type
vraagstelling (cliënt en diagnosticus) type onderzoek (diagnosticus)
Bepaalde hulpvragen passen bij bepaalde onderzoeken. ‘’Waarom..’’- vragen
passen bij een verklarend onderzoek ‘’Omdat..’’.
De hulpvraag van een cliënt is vaak complex, omdat het vaak niet maar één
vraag is. Vaak worden dan ook verschillende typen onderzoek gecombineerd. Er
is altijd een intrinsiek noodzakelijke volgorde van onderzoeken die de
diagnosticus doorloopt. Deze geordende sequentie noemen we een diagnostisch
scenario. Verheldering van de hulpvraag (dus verhelderend onderzoek) is altijd
stap 1. Soms wordt na die stap geconcludeerd dat verder onderzoek niet nodig is,
we spreken dan van een 0-scenario. Aan de hand van het aantal onderzoeken dat
wel volgen na verhelderend onderzoek, noemen we het 1-scenario, 2-scenario,
etc.
In het meest volledige geval is er sprake van een 3-scenaria: Hoe moet ik
verwoorden wat ik tov mij/dit kind ervaar? (VHK: verhelderend) Wat is er met
mij/dit kind aan de hand? (ODK: onderkennend) Waarom is dit met mij/dit kind
aan de hand? (VKR: verklarend) Hoe kan ik/dit kind het beste geholpen
worden? (IDC: indicerend)
Die laatste vraag kan pas worden beantwoord als alle vorige vragen helder zijn.
Stap 1: Verhelderend onderzoek = klachtanalyse (KA)
Stap 2: Onderkennend onderzoek = probleemanalyse (PA)
Stap 3: Verklarend onderzoek = verklaringsanalyse (VA)
Stap 4: Indicerend onderzoek = indicatieanalyse (IA)
Diagnose wordt gebruikt als:
- Onderkenning van een stoornis: ‘’Hier is sprake van ADHD.’’
- Verklaring voor het probleem/stoornis: ‘’Haar gedragsstoornis is een
gevolg van onveilige hechting.’’
3.2 De diagnostische cyclus.
Het diagnostische proces wordt beschreven als
een scenario waarbij vier hoofdstappen worden
doorlopen. Maar in de praktijk is dit anders.
Vaak vraagt de problematiek het herhaald
doorlopen van het volledige scenario of
onderdelen hieruit.
Onderzoek start altijd met de aanmelding van
de cliënt (Anm) en eindigt bij het advies (Adv).
,
, 3.2.1 Klachtanalyse.
Klachten van de cliënt en zijn/haar omgeving vormen de natuurlijke ingang van
het diagnostisch proces. Klachten weerspiegelen ervaringen en belevingen. De
cliënt ervaart een situatie, het gedrag of de gevolgen hiervan als negatief. De
diagnosticus gaat op zoek naar de klachten, gaat kijken of de verwoording klopt
met wat we cliënt bedoelt en gaat samen met de cliënt op zoek naar de
diagnostische hulpvraag.
3.2.2. Probleemanalyse.
Tijdens de probleemanalyse legt de diagnosticus een verband tussen klachten en
problemen. Met problemen bedoelen we situaties of gedragingen waarvan de
diagnosticus kan aannemen dat er sprake is van een voor de cliënt ongunstige
toestand. Tijdens de probleemanalyse worden de problemen gegroepeerd en
taxeert de diagnosticus de ernst van de problemen.
3.2.3. Verklaringsanalyse.
Verklaringen zijn (empirisch) getoetste uitspraken over condities. Zij kunnen
afzonderlijk of in samenhang met het probleem zorgen voor het ontstaan of in
stand houden van problemen. De uitkomst van de verklaringsanalyse is een
samenhangend beeld waarin één of meerdere condities met een bepaalde mate
van waarschijnlijkheid als verklaring voor het probleem gelden.
3.2.4. Indicatieanalyse.
Indicaties geven aanbevelingen voor interventies. Deze interventies hoeven in de
diagnostische cyclus nog niet gedetailleerd te worden gespecifceerd. Ze hebben
de vorm van behandelings- en begeleidingsvoorstellen. Cliënt en diagnosticus
formuleren samen een interventiedoel.
3.3 De diagnostische cyclus als onderdeel van de klinische cyclus.
De activiteiten binnen de hulpverlening kunnen we groeperen als:
- Diagnostiek
- Interventie: begeleiding, behandeling, therapie.
De diagnostische cyclus leidt tot de therapiecyclus met als stappen planning (PL),
uitvoering (UV) en beoordeling van het efect (BE). Samen vormen deze twee
cycli en volledige klinische cyclus. De indicatieanalyse vormt de scharnier tussen
diagnose en interventie. Aan het eind van de volledige cyclus wordt een evaluatie
(EV) vereist.
Een interventie is vaak gebaseerd op informatie die is verkregen uit de
diagnostische cyclus. De kans van slagen is afhankelijk van de juistheid van de
verkregen informatie. Interventie is dus afhankelijk van de diagnose. Maar dit
werkt ook de andere kant op. Als de verklarende diagnose en indicerende
diagnose correct gesteld zijn, kan worden beoordeeld of de interventie efectief
is. Maar ook, als de interventie correct uitgevoerd is, kan worden beoordeeld of
de voorafgaande diagnosen correct gesteld waren.
3.4 Model en praktijk.
De diagnostische cyclus kan op verschillende manieren worden gebruikt.
Bijvoorbeeld in het achterhoofd tijdens het diagnosticeren van een cliënt, als
referentiekader. Maar het kan ook strak gevolgd worden in een stappenplan en
volgens bepaalde regels, dan is het voor de cliënt zichtbaarder.
Het model dient niet altijd volledig doorlopen te moeten worden. Soms leveren
een paar stappen al voldoende informatie op om een advies te geven.