l
O
M
o
A
R
c
P
S
D
H1 Inleiding
Strafrecht= rechtsgebied dat zich bezighoudt met het bestraffen van personen die een strafbaar
feit hebben gepleegd. Wie krijgt straf en waarvoor.
Overheid heeft strafmonopolie. Als burger iets strafbaars doet moet hij verantwoording afleggen
bij de overheid en die kan namens de samenleving een straf opleggen. Het openbaar ministerie is
belast met het vervolgen van verdachten en heeft een vertegenwoordiger, de OvJ, en die mag
burgers dagvaarden. Het verhalen van schade is een civielrechtelijke procedure, maar duur en lang
dus strafrechtelijk systeem heeft mogelijkheid om op relatief eenvoudige manier schade te
verhalen.
Doel van straffen:
- Vergelding (leedtoevoeging). Kan zorgen voor morele genoegdoening. Kwaad afroepen
over samenleving, dan roept samenleving kwaad af over dader.
- Preventie: minder intuïtief aangevoeld uitgangspunt over zin van straf. Principe = mensen
willen geen straf, dus ze voorkomen gedrag dat tot straf leidt zoveel mogelijk.
o Speciaal
Een dader die in aanraking is gekomen met de gevolgen van het overschrijden van
de strafrechtelijke norm, zal voortaan wel twee keer nadenken voordat hij nog
eens zo handelt.
Moet voorkomen/ ontmoedigen dat de dader nog eens zo handelt.
Voorwaardelijke straffen leunen op dit principe (straf die wordt opgelegd wordt
niet uitgevoerd, zolang dader in die periode niet nog eens de fout in gaat.
o Generaal
Ook anderen dan de gestrafte trekken lering uit het feit dat er voor het plegen van
een strafbaar feit straf opgelegd kan worden.
De verdachte moet een voorbeeld stellen voor potentiële wetsovertreders
(afschrikken).
Soorten strafrecht:
- Materieel
Wat is een strafbaar feit? Betrekking op de grenzen van de strafrechtelijke
aansprakelijkheid. Kortom: materieel strafrecht bepaalt welk gedrag niet is toegestaan en
welke personen daarvoor kunnen worden gestraft. Gaat om strafbepalingen (moord,
diefstal, oplichting), maar ook om algemene leerstukken (noodweer, poging,
medeplichtigheid). Wetboek van Strafrecht.
- Formeel
Strafprocesrecht. Omvat regels van het strafproces en heeft niets te maken met
omschrijvingen van strafbaar gedrag. Geeft regels voor bevoegdheden van politie, duur
voorlopige hechtenis, inhoud dagvaardingen, eisen gesteld aan vonnis en instellen HB.
Wetboek van strafvordering.
Niet 100% onderscheid, want bijvoorbeeld ne bis in idem staat in Sr (art. 68 Sr). Niet verwarren
met wet in formele zin (samenwerking regering en SG) en wet in materiële zin (algemene regels
die burgers verbinden).
- Commuun
Zo duidt men vaak het strafrecht aan die in de wetboeken zijn opgenomen.
, lOMoAR cPSD
- Bijzonder
Naast het commune strafrecht bestaan er nog veel andere strafbepalingen, zoals de Wet
Wapens en Munitie, Opiumwet, WVW, Wet op het financieel toezicht, Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren, Waterwet, etc. Dit zijn bijzondere wetten en die vormen samen
het bijzondere strafrecht. Zowel formeel als materieel strafrecht. Bijv. WVW 1994: stelt
strafbaar om onder invloed een auto te besturen, maar geeft ook de bevoegdheid deze
bestuurder aan een ademtest te onderwerpen.
- Er zijn ook genoeg niet formele wetten (door regering en SG), zoals APV’s van gemeente
en andere verordeningen met dingen die in die gemeente strafbaar gesteld zijn. Gemeente
Rotterdam heeft bijvoorbeeld een Havenverordening (soort bijzondere wet op
gemeentelijk niveau).
H2 Inleiding materieel strafrecht
Plaats en structuur van strafbepalingen: materieel Sr bepaalt welk gedrag strafbaar is. Staat i.b. in
wet en wordt aangevuld door rechtspraak. Meest volledige strafbepaling= delictsomschrijving
(welk gedrag), kwalificatie-aanduiding(welke jur. term) en strafbedreiging(soort+ max.) ART 225
lid 1 Sr. Soms mist D.O. of kwalificatie. Bij bijzondere wetten vaan D.O. en strafbepaling uit elkaar
getrokken en zo is D.O. omschreven als verbod i.p.v. gedraging: gelaagde structuur.
Opbouw SF in 4 componenten definitie:
1. Menselijke gedraging die
2. Valt binnen grenzen wettelijk D.O.
3. Wederrechtelijk is
4. Aan schuld te wijten, verwijtbaarheid
Menselijke gedraging: ook nalaten. Gedraging/nalaten en geen gedachte. De MG zal uiteindelijk tot
uitdrukking moeten komen in de tenlastelegging.
Wettelijke delictsomschrijving: gedragingen zijn dus pas strafbaar als ze in de strafwet terug te
vinden zijn (legaliteit). Niet alles exact opgenomen in wet, daarom veralgemeniseerde bepalingen
(bijv. burengerucht art 431 Sr). Er moet een strafrechtelijk etiket te plakken zijn, maar soms
onduidelijkheid over strafbepaling (elektriciteitsarrest). Rechter kan wet interpreteren en zo tot
oordeel komen. Na bewezenverklaring moet feit gekwalificeerd worden, kan dit niet: OVAR.
Wederrechtelijkheid: in strijd met het recht. Als je niet verkeerd handelt, kan je niet vervolgd
worden. Het gaat om wederrechtelijkheid van de gedraging, dus of de daad gerechtvaardigd is.
Wordt vaak aangenomen dat hieraan is voldaan bij vervullen van D.O. Soms echter
rechtvaardigingsgrond en dan mag er geen straf volgen, want wederrechtelijkheid weggenomen.
Schuld/verwijtbaarheid: in NL mag niemand gestraft worden zonder bepaalde mate van schuld.
Je kan van iemand in redelijkheid vergen dat hij zich anders gedroeg dan hij deed. Wordt ook
verondersteld aan voldaan te zijn bij vervullen D.O., soms echter schulduitsluitingsgrond.
Legaliteit en interpretatie
Legaliteitsbeginsel= Strafbare feiten moeten altijd in de wet terug te vinden zijn (art. 1 lid 1 Sr.).
Geen enkele gedraging ontleent zijn strafbaarheid aan het ongeschreven recht. Niet alleen WIFZ,
ook APV (wildplassen).
- Codificatieplicht
- Verbod van terugwerkende kracht
Art 16 GW en art 1 lid 1 Sr. Feit is pas strafbaar als het ten tijde van het begaan van het
feit strafbaar gesteld is.
- Lex certa- beginsel
Uit de tekst van een delictsomschrijving moet duidelijk blijken wat er nu precies verboden
is, zodat burgers hun gedrag hierop kunnen afstemmen in niet in constante onzekerheid
leven. Zet ook deur open voor misbruik en willekeur. rechtszekerheid.
- Verbod van analogie
- Strafprocesrecht bij formele wet