Samenvatting
oriëntatie op de geschiedenis
Hoofdstuk: Blz.
1 2-7
1.1: Jager-verzamelaars 2
1.2: De komst van de landbouw 4
1.3: De eerste stedelijke culturen 6
2 8 - 19
2.1: De Griekse polis 8
2.2: Klassieke kunst en cultuur 12
2.3: Het Romeinse imperialisme 15
2.4: De Germaanse wereld 19
2.5: Jodendom en Christendom
3
3.1: De feodale wereld
3.2: De verspreiding van het Christendom
3.3: Heren en Horigen
3.4: Ontstaan en verspreiding van de Islam
1
, Samenvatting Oriëntatiee op de geschiedenis
--- H 1.1: Jager-verzamelaars ---
Gebruikelijke rolverdeling → Vrouw & kind: verzamelaar, man: jager/krijger.
Gebruikelijke marsorde: Man voor, met speer en Atlatl (moet klaarstaan voor vechten); Vrouw
loopt achter de man met alle huiswaar; Kind loopt verder achter en zoekt bessen / zaden.
De eerste mensen:
“oudste bestaanswijze van de mens”
Niet zeker wanneer deze te beginnen
Vóór Homo Sapiens (denkende mens) andere mensachtgen geweest (geëvolueerd)
Eerdere mensachtgen meerekenen = 2,5 miljoen jaar geleden (Oost-Afrika);
Homo Sapiens = 200.000 jaar geleden (Oost-Afrika);
Verspreiding: midden-oosten (120.000 jaar), Azie → Indo eilanden → australie (60.000 jaar),
Europa (45.000 jaar);
Neanderthalers in Europa (Neanderthal), vermoedelijk verdreven of uitgeroeid);
Geschiedenis = Vanaf moderne mens (ontwikkeling menselijke cultuur)
Vanaf het moment van geschreven bronnen
Paleo-antropologie = Biologische ontwikkeling mens
Archeologie = Bestudering ongeshreven bronnen
Prehistorische tieiden
Op grond van opgegraven bronnen: Steentjd, bronstjd, ijzertjd.
Steentjd: Paleolithicum, Mesolithicum, (Neolithische revolute), Neolithicum.
Niet iedereen gelijk de het paleolithicum uit en het neolithicum in, elk gebied had zijn eigen
tjd.
Eerste landbouwculturen 10.000 jaar in Midden-Oosten (in Nederland ca. 5300
v.chr.)
Ca. 3000 v.chr. het schrif (spijkerschrif, hiëroglyfenschrif) (in Nederland door de
Romeinen ca. jaar 0)
Ongelijktjdigheid voordelen: hedendaagse jager-verzamelaars kunnen bestudeerd worden
(Amazonegebied, Australie, Noord-alaska)
In de prehistorie geen concrete personen of gebeurtenissen (geschreven bronnen), wel
ongeschreven bronnen (werktuigen, tekenen van dierentemming e.d.
Niet altjd even duidelijk (bijv.: in bronstjd nog veel stenenvoorwerpen)
Jagen & verzamelen
Jagen op grote dieren → Veel samenwerking
Eten van aas niet mogelijk → micro-organismen vergifigen het vlees snel.
Jagen op groot wild vereiste veel capaciteiten: Instrumentarium, planning, communicate &
coördinate.
Drijfjacht is een van de methoden die de oudste jagers gebruikten.
Jagers-verzamelaars leidden een zwervend bestaan. Verschillende kennis die zij moesten
2
, hebben: gebied (waterplaatsen), hoe en wanneer dieren rondtrokken, welke diersoorten,
besef van tjd en seizoenswisseling, waar en wanneer eetbare planten, vuursteen vinden
e.d.
Pas sinds 13.000 v.chr. bewoning in Noordwest-Europa (landijs).
Grootste calorieën in voedselpakket uit de verzameling.
Nomadisch leven & rolpatronen
Tot Neolithische revolute enkel tjdelijke nederzetngen.
Groot vondstcomplex staat niet altjd voor gebruik door veel mensen tegelijk.
Groot kamp: bijeenkomstplaats op gezete tjden.
Hele kamp verplaatst bij uitputng grondstofen. Of een groot basiskamp met van daaruit
verschillende kleinere kampjes.
Verdeling: man heef meer spierkracht en wordt niet niet belemmerd door zwangerschap →
jager. Vrouw → verzamelaar.
Wie sterker is heef meer zeggenschap over voedsel & voortplantng. Jacht (goede jager)
brengt je eer.
Kunst & symbolisch denken
Bekendste kunst: afeeldingen vrouwen & jachtwild (iets draagbaars of grotschilderingen).
Waarschijnlijk doel: vruchtbaarheid mens & dier vergroten, voldoende jachtwild.
Het maken vereist symbolisch denken.
Symbolisch denken = voorstellen dat iets, iets anders representeert. Bijv. een steen is een dier.
Dood & hiernamaals
Begraven begon bij Homo Sapiens.
Niet iedereen zorgvuldig begraven, belangrijke doden kregen dingen mee in het graf.
Bij neanderthalers en vroeg moderne mens sprake van kannibalisme.
3
, Samenvatting Oriëntatiee op de geschiedenis
--- H 1.2 De komst van de landbouw ---
Uitvinding van de landbouw
Rond 9000 V.Chr. bouwden de Natufërs in streek van Jericho stevigere huizen.
Na klimaatverandering trokken kuddes wilde dieren weg en viel er meer regen → vruchtbare
grond. Bijzonder rijke hoeveelheid soorten voedsel.
Sommige soorten voedsel (bepaalde vijgen en grasachtge planten) hadden de mens nodig om
te verspreiden, de mens had dit voedsel nodig. Zij hielpen elkaar op deze manier te
overleven.
Domestcate → dieren die het niet in de natuur konden overleven en die gemolken en
geschoren MOETEN worden, werden door de mens gehouden.
Gebruik melk & wol ontstaan nieuwe technieken. O.a. boter, kaas en pap die gemaakt werden.
Leven van boeren minder mooi dan jagers & verzamelaars: veel harder werken & kans op
mislukking oogst was vrij groot.
Het zorgde voor een sneller groeiende bevolking, dit kon niet meer zonder landbouw gevoed
worden.
Gebruiksvoorwerpen en aardewerk
Landbouwcultuur → andere werktuigen & gebruiksvoorwerpen (sikkel, bijlen);
Kenmerkend Neolithicum: gepolijste, geslepen bijlen.
Grootschalig omhakken van bomen noodzakelijk voor aanleg akkers en bouwmateriaal.
Maalsteen & aardewerk typisch voor cultuur met vaste woonplaats.
Aardewerk uit Neolithicum vele vormen en versieringen: Bandkeramiek (5300 – 4800),
Trechterbekercultuur (3500 – 2700), Klokbekercultuur (ca. 2200)
Geen gebruik van Potenbakkersdraaischijf!
Vaste woonplaatsen
In de buurt van akkers grote, stevige huizen → woning, stal & opslagruimte
Huizen vaak vernieuwd (gingen niet zo lang mee),
Huizen ook steeds kleiner behalve die van de hoofdman.
Dorpen niet zo groot (60 – 110 man), maar wel groter dan die van jager-verzamelaars.
Vertoonden de neiging tot groeien.
Bezit en sociale gelaagdheid
Bezit speelde grotere rol, zowel in huis als landbouwgrond. Voor rondtrekkend volk is dat
moeilijk/onmogelijk.
Vrouwen (dochters) beperkte bewegingsvrijheid → zij konden erfgenamen voor het bezit
baren.
Meer sociale ongelijkheid, meer bezit → meer aanzien & macht.
Landbouw overschoten zorgde voor niet-producteve mensen bijv. leiders, priesters,
potenbakkers → levert vaak ook speciale posite op.
4