WERKGROEPSYLLABUS INLEIDING BELASTINGRECHT PARTICULIEREN 2018-2019
1
,WEEK 1
Literatuur
O.C.R. Marres, S.J. Mol-Verver en J.L. van de Streek (red.), Hoofdzaken
belastingrecht, 20e druk, Boom fscale uitgevers, Den Haag 2018.
Hoofdstuk 0, hoofdstuk 1 onderdelen 1.1. t/m 1.6 en 1.9 t/m 1.12 en hoofdstuk 2
onderdeel 2.1.
Aantekeningen
Box I (H3 Box II (H4) Box III (5)
Belastingbundel) 25% 30%
51,5%
Winst (hoort bij IBO) Aanmerkelijk belang Sparen en beleggen.
Loon (“)
Row (“): incidenteel, wat
geen winst en geen loon
is.
Eigen woning
Periodieke uitkeringen +
verstrekkingen
Rangorderegeling, art. 2.14: mocht een inkomensbestanddeel onder meerdere
boxen kunnen vallen, dan wordt het in de eerst genoemde box behandeld/belast.
Stel dat je een inkomen hebt dat niet onder box I valt. Kan de wetgever dan alsnog
heffen?
Opgaven
1. Beschrijf een rechtsbeginsel dat ten grondslag ligt aan de Wet IB 2001 en
beargumenteer of de wetgever erin geslaagd is om dit rechtsbeginsel in de Wet
IB 2001 door te voeren.
Je zou kunnen zeggen van wel, namelijk dmv een progressief belastingstelsel in
Box 1.
Draagkrachtbeginsel, rechtvaardigingsbeginsel.
2. Geef het subject en object van hefng aan voor de Wet IB 2001.
Subject: wie vallen allemaal onder de inkomstenbelasting? Alleen natuurlijke
personen zijn belastingplichtig voor de inkomsten belasting (art. 1.1) de wet IB
2001 geldt niet voor rechtspersonen. Rechtspersonen worden belast met vpb.
Art. 2.1 Wet IB 2001 bepaalt wie de belastingplichtigen (subjecten) voor de
inkomstenbelasting zijn. Het zijn de natuurlijke personen die:
a. In NL wonen (binnenlands belastingplichtigen)n of
b. Niet in NL wonen, maar wel Nederlands inkomen genieten (buitenlands
belastingplichtigen).
2
, Object: waarover moet deze inkomstenbelasting worden betaald? Art. 2.3 – 2.6
Wet IB 2001:
1. belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1)
2. belastbaar inkomen uit aannemelijk belang (box 2)
3. belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3)
3. Waarvoor is het verzamelinkomen van belang?
Zie art. 2.18. Het verzamelinkomen is het belastbare inkomen waarover u
inkomstenbelasting betaalt na afrek van eventuele afrekposten.
Voor de inkomstenbelasting zijn er drie soorten inkomen, ondergebracht in box 1, 2
en 3. Het verzamelinkomen is het totaal van de inkomsten en afrekposten in deze 3
boxen:
box 1 – belastbaar inkomen uit werk en woningn
box 2 – belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (aandeel in NV of BV van
meer dan 5%)n
box 3 – voordeel (belastbaar inkomen) uit sparen en beleggen.
Afrekposten zijn persoonsgebonden afrek (H6 belastingbundel). Bijv. gifen.
4. Wat wordt onder persoonsgebonden afrek verstaan?
Hoe wordt de persoonsgebonden afrek in mindering gebracht op de belastbare
inkomens uit de drie boxen?
Persoonsgebonden afrek (art. 6.1 Wet IB 2001) is het gezamenlijk bedrag van:
a. De in het kalenderjaar op de belastingplichtige drukkende
persoonsgebonden afrekpostenn en
b. Het gedeelte van de persoonsgebonden afrek van voorgaande jaren dat
niet eerder in aanmerking is genomen.
Persoonsgebonden afrekposten zijn de:
a. uitgaven voor onderhoudsverplichtingen (bijv alimentatie aan ex-
echtgenoot) (afd 6.2 Wet IB 2001)
b. uitgaven voor specifeke zorgkosten (bijv bepaalde uitgaven wegens
ziekte of invaliditeit voor zover zij bepaalde drempels overschrijden)
(afdeling 6.5 Wet IB).
c. weekenduitgaven voor gehandicapten, of voor onder curatele gestelde
gehandicapte personen, die doorgaans in een inrichting verblijven, maar
in het weekend naar huis komen (afd 6.6 Wet IB)
d. scholingsuitgaven (studiekosten) (afd 6.7)
e. uitgaven voor monumentenpanden (afd 6.8)
f. afrekbare gifen (afd. 6.9)
De persoonsgebonden afrek vermindert in de eerste plaats het inkomen uit werk en
woning van het kalenderjaar, maar niet verder dan nihil (box 1).
Voor zover de persoonsgebonden afrek (geheel of gedeeltelijk) niet in mindering
kan worden gebracht op het inkomen uit werk en woning, wordt het afgetrokken
van het inkomen uit sparen en beleggen. Het verminder het inkomen echter niet
verder dan tot nihil (box 3).
3
, Voor zover de persoonsgebonden afrek het inkomen uit werk en woning en het
belastbarre inkomen uit sparen en beleggen van het kalenderjaar niet vermindert,
vermindert de afrek van het inkomen uit aanmerkelijk belang van het jaar (box 2).
Indien het niet mogelijk is in het kalenderjaar de (gehele) persoonsgebonden afrek
in mindering te brengen op voordelen opgenomen in box 1, 2, of 3, wordt de
persoonsgebonden afrek of het restant daarvan in aanmerking genomen in het
eerstvolgende jaar waarin wel sprake is van voldoende inkomen (art. 6.1 lid 1 sub b).
D.m.v. de persoonsgebonden afrek probeert de overheid te sturen/stimuleren dat
mensen bijv onderwijs gaan volgen. Het is een draagkrachtverminderende uitgave,
waarmee rekening wordt gehouden bij de belastinghefng. Ze geven bijv een
drempelinkomen vanaf wanneer je iets af mag trekken.
Art. 6.1 d: en het wordt niet vergoed door de verzekering. Anders mag je het niet op
grond van dit artikel de kosten afrekken.
De volgorde van afrek box 1, box 3, box 2, is zo omdat dit voor de belastingplichtige
het gunstigste is. Box 1 heef een tarief van 51,5%, box 3 30%, box 2 25%.
Verrekenen kan ook: Staat in art. 6.2 en 6.2a.
5. Kunnen een broer en zuster fscaal partner zijn?
Ja, zie art. 5a AWR jo 1.2 lid 4 sub a Wet IB. Broer en zus zijn tweedegraads. Lid 4
sub a gaat over eerstegraads, zie vraag 6.
N.B. voor fscaal partnerschap kunnen zij kiezen, dit hoef niet per se.
6. Kunnen een ouder en een kind fscaal partner zijn?
Ja, zie art. 5a AWR jo 1.2 lid 4 sub a Wet IB. Zij zijn eerstegraads bloedverwant.
MITS: zij beiden ouder zijn als 27 jaar. Zijn zij dat niet, dan kan het niet.
7. Hoe vindt de toerekening van inkomensbestanddelen van de belastingplichtige
en zijn fscale partner plaats?
Gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en de gezamenlijke grondslag
sparen en beleggen (box 3), bedoeld in art. 5.2 lid 2 Wet IB, van de
belastingplichtige en zijn fscaal partner worden geacht bij hen op te komen
respectievelijk tot hun bezit te behoren, in de onderlinge verhouding die zij
daarvoor elk jaar bij het doen van aangife kiezen (art. 2.17 lid 2 Wet IB).
Gemeenschappelijk inkomensbestanddelen zijn, indien men gedurende het
gehele kalenderjaar dezelfde fscaal partner heef (art. 2.17 lid 5):
a. belastbare inkomsten uit eigen woningn
b. inkomen uit aanmerkelijk belang
c. de persoonsgebonden afrek.
Indien twee belastingplichtigen gedurende een deel van het kalenderjaar fscaal
partner van elkaar zijn, kunnen zij ervoor kiezen deze inkomensbestanddelen
voor het gehele jaar als gemeenschappelijke inkomensbestanddelen aan te
4