Effectief leren
Hoofdstuk 1 Effectief leren in de les
1.1 Sleutelbegrippen bij het vormgeven van effectief leren
Er zijn zes sleutelbegrippen die belangrijk zijn bij het vormgeven van effectief leren in de les:
Effectief leren (de sleutelbegrippen):
1. Heldere structuur in opbouw les
begin, midden, eind (gaat vanzelf goed/wordt door de methode aangegeven)
2. Juiste niveau leerstof
onthouden, begrijpen, integreren, toepassen
3. Betekenis geven aan leerstof
waarom op dit moment deze leerstof
4. Individuele aanspreekbaarheid
leerlingen effectief mee laten doen, iedereen is aanspreekbaar op het antwoord
5. Inzichtelijkheid leren en denken
begrijpt de leerling de stof echt?
6. Aandacht voor nieuwsgierigheid en motivatie
leerlingen nieuwsgierig maken; zorgt voor extra motivatie van de leerling
Een hardwerkende docent is geen garantie voor een effectieve les. De leerlingen kunnen immers
alsnog niet opletten. Een effectieve les krijg je door; een positief leerklimaat, een heldere en
gestructureerde uitleg (en les), leerlingen zichtbaar betrekken. Effectief leren doen leerlingen
door zichtbaar bezig te zijn met het eigen maken van de inhoud.
Een lesvoorbereiding is belangrijk, maar dat is niet het enige. Sleutelbegrippen 3 t/m6 zijn heel
belangrijk.
John Hattie (metaanalyse): effectief leren draait in de eerste plaats om leeractiviteiten die onder
regie van de docent plaatsvinden.
1.1.1 Betekenis geven
Er is vaak geen directe relatie met waarom je iets moet leren. Leerlingen doen het, maar het nut
zien ze er vaak niet van in. Leren wordt gemakkelijker en succesvoller als ze dat nut wel (weer)
inzien.
Dooddoeners zijn: omdat het moet, omdat het in het boek staat, het komt op je examen, omdat
ik het zeg, je krijgt dit op je toets, weet ik ook niet.
Kennis krijgt betekenis als de leerling weet waarvoor ze de kennis kunnen gebruiken.
Dat is het geval als je antwoord kunt geven op vier vragen:
, wat is de functie/het doel van deze kennis?
wat zijn de belangrijkste kenmerken van deze kennis?
kan ik voorbeelden van deze kennis geven?
welke argumenten heb ik om deze kennis te verkrijgen?
Aansluiten bij voorkennis, dat wat de leerlingen al weten, maakt het leren effectief. Je activeert
kennis die ze al (denken te) weten en je legt een (nieuwe) verbinding door er nieuwe informatie
aan te koppelen. Bovendien kun je de nieuwe informatie beter laten aansluiten bij wat ze al
weten.
Om voor jezelf te bedenken of een les effectief is, kun je de eerder genoemde vragen
aanpassen:
bij welke voorkennis/ervaring sluit dit lesdoel aan? (hoe kom ik hier achter?)
hoe kunnen leerlingen dit lesdoel op een zinvolle manier gebruiken op korte termijn?
voor welke andere vakken kan deze informatie ondersteunend zijn?
is het lesdoel alleen examenstof? Zeg dat eerlijk en behandel het ook met dat doel.
1.1.2 Individuele aanspreekbaarheid
Docenten klagen vaak dat leerlingen niet mee doen met de les. Als docent kun je hier iets aan
veranderen. Individuele aanspreekbaarheid (het ervoor zorgen dat vrijwel elke leerling zich
aangesproken voelt), kan hiervoor zorgen.
Luisteren naar een docent is vaak niet heel effectief. Ook al kun je langer naar iemand luisteren,
maar leer je er maar weinig van. Je kunt het leren wel activeren door bijvoorbeeld een passende
werkvorm te vinden of denkvragen aan de klas te stellen.
Je moet tijdens de les continu nagaan of leerlingen de begrippen begrijpen. En wel op zo’n
manier dat iedereen zich geroepen voelt te antwoorden, en niet alleen de enkeling die zijn vinger
opsteekt. Een voorbeeld hoe je dit kunt doen: ‘Ik stel zometeen een vraag. Schrijf eerst voor
jezelf het antwoord op. Op mijn teken ga je dat vergelijken met je buurman. Daarna geef
ik kriskras de beurt.’
1.1.3 Zichtbaarheid
Als docent moet je weten hoe een leerling leert en hoe zij de leerstof verwerken. Je kunt dan
eventueel verkeerde opvattingen bijstellen. Je kunt dit doen door speciale vragen te stellen en
goed gebruik te maken van (samen)werkvormen.
Je kunt bijvoorbeeld rondlopen als leerlingen zelfstandig aan het werk zijn. Je ziet dan de
vorderingen van alle leerlingen. Ook kun je vragen of ze hardop willen denken, zodat je door krijgt
hoe zij een bepaalde opgave maken. Je komt er dan ook achter of leerlinge doen wat je ze
gevraagd hebt, of dat ze het niet begrijpen.
1.1.4 Motivatie
,Het effect van de docent op de motivatie van leerlingen is ontzettend groot. Er zijn zes factoren
die bijdragen aan wel/niet gemotiveerde leerlingen::
1. succesbeleving
positieve feedback, het noemen van eerder behaalde goede resultaten of het noemen
van de goede delen uit een (deels) fout antwoord werkt veel beter dan het benadrukken
wat er fout is. Hun inspanning wordt dan ‘beloond’. Hetzelfde geldt voor aansluiten bij
voorkennis, zodat ze zich gezien en uitgedaagd voelen.
2. individuele aanspreekbaarheid
weten dat je daadwerkelijk aangesproken kunt worden, motiveert veel meer dan
wanneer het lijkt alsof je met ‘doen alsof je werkt’ weg kunt komen.
3. feedback, kennis van resultaten
goede feedback is concreet, specifiek en komt snel. De leerling weet wat hij al kan en
wat hij nog moet doen. Door rond te lopen heb je hier meer zicht op. “Goed dat je al zo
ver bent met werken. Kijk je nog wel even goed naar.....?”
4. betekenis geven
als leerlingen zelf betekenis kunnen geven aan het lesdoel, motiveert hen dat.
5. interesse in de leerling en veiligheid
leerlingen moeten zich durven te laten zien en antwoord durven geven. Als je hun
pogingen afstraft, zullen ze niks meer durven zeggen. Positieve feedback en de leerling
het gevoel geven dat je naast ze staat en hen wilt helpen, draagt heel positief bij.
6. positieve feedback
je moet leerlingen met een positieve verwachting benaderen. Ga er van uit dat de
leerling iets kan. Ook als hij slecht kan leren, kan hij nog wel iets. Hoge/positieve
verwachtingen hebben een goede invloed op het leerresultaat.
1.2 Leren en leeractiviteiten
Er zijn drie vormen van leren:
1. gericht op beheersing
onthouden en begrijpen
2. gericht op beklijving
integreren
3. gericht op wendbaar gebruik
creatief toepassen
Op zich is dit de meest logische volgorde, maar een andere volgorde kan ook. Ze hangen echter
, altijd met elkaar samen. zonder beheersing, geen toepassing. Als een van de drie ontbreekt,
hebben de andere twee minder waarde.
Er zijn vier verschillende leeractiviteiten. Het zijn niveaus van leren. De niveaus hangen met
elkaar samen en kunnen eigenlijk niet zonder elkaar. Je zou ze kunnen verdelen in:
Lage orde van leren: 1.onthouden & 2.begrijpen; hiermee verwerk je basiskennis.
Hoge orde van leren: 3.integeren & 4.creatief toepassen; informatie koppelen en gebruiken
Door deze onderdelen te gebruiken bij het analyseren van je lessen/toetsen kom je er achter of
elk onderdeel goed aan bod komt.
Leeractiviteiten die horen bij de drie vormen van leren
Leeractiviteit/ Omschrijving Vorm van Specifieke Doel
niveau leren leeractiviteit
1. Onthouden Gericht op Beheersing Luisteren, uitleg De docent wil
herinneringen en krijgen, oefenen, dat leerlingen
onthouden van lezen, opzeggen, vertrouwd raken
de aangeboden vertellen, aanwijzen, met de
informatie stappen aangeven basisinformatie
2. Begrijpen In eigen woorden Beheersing In eigen woorden De docent wil
weergeven van zetten, samenvatten, weten of de
inhoud/het onderscheiden, leerlingen het
verklaring geven, daadwerkelijk
geleerde,
discussie voeren, begrepen
samenhang zien aangeven wat er niet hebben
tussen de bijhoort
verschillende
gegevens
3. Integreren Ophalen/activere Beklijving Vergelijken, plan De docent wil
n van voorkennis, ontwikkelen, dat de leerling
nieuwe informatie verbanden leggen, deze informatie
daaraan argumenten geven, over langere tijd
koppelen patronen vaststellen, nog weet
laten zien hoe...,
tegen elkaar
afzetten, analyseren
4. Creatief Het gebruiken Wendbaar Selecteren, De docent wil
toepassen van de kennis in gebruik speculeren, dat de leerling
een ontwerpen, bewijzen het geleerde
nieuwe/onbekend voor conclusie kunnen
e situatie geven, uitvinden, gebruiken als ze
evalueren, van school zijn;