Effectief Leren
Hoofdstuk 1
§1.1 sleutelbegrippen bij het vormgeven van effectief leren:
1) Een heldere structuur in de opbouw van de leerstof
2) Het juiste niveau van de leerstof
3) Betekenis geven aan de leerstof
4) Individuele aanspraakbaarheid
5) Zichtbaarheid van leren/denken
6) Aandacht voor nieuwsgierigheid en motivatie
Sleutelbegrippen 1 & 2 zijn vooral belangrijk bij de keuze en voorbereiding van de lesstof.
Sleutelbegrippen 3 t/m 6 spelen een belangrijke rol in de les zelf.
De wijze waarop de docent ook deze sleutelbegrippen in zijn les weet te realiseren, is
bepalend voor het effectief leren van alle leerlingen
Leerlingen moeten voor zichzelf betekenis kunnen geven aan de leerstof. Duidelijkheid:
Waarom werken wij deze stof door?
Er kan effectief geleerd worden als er een positief leerklimaat heerst in de klas, de docent helder
uitlegt en structuur in de les heeft en het hem lukt de leerlingen zichtbaar betrokken te laten zijn.
Effectief leren wordt vormgegeven door de docent, maar de leerlingen maken het zichtbaar.
§1.1.1 Betekenis geven
Betekenis geven vanuit gebruikerswaarde van kennis.
- Kennis krijgt betekenis als leerlingen weten waarvoor ze die kennis kunnen gebruiken.
Als kennis betekenis heeft, zodat iemand weet waarvoor hij die kennis gaat gebruiken, kan hij
daarover 4 vragen beantwoorden (Perkins):
1) Wat is de functie, het doel van deze kennis?
2) Wat zijn de belangrijkste kenmerken van deze kennis?
3) Kan je voorbeelden van deze kennis geven?
4) Welke argumenten heb je om deze kennis te verkrijgen?
Doel effectief leren: Met het vormgeven van de sleutelbegrippen van effectief leren wil de docent
bereiken dat alle leerlingen na afloop de basisinformatie en vaardigheden uit de les beheersen.
Belangrijkste kenmerken van effectief leren:
- Betekenis geven
- Individuele aanspreekbaarheid
- Leren zichtbaar maken
- Motivatie
Aansluiten bij voorkennis:
Leren is voor een belangrijk deel de nieuwe informatie op de voorkennis op de juiste manier/wijze
inpassen door ervoor te zorgen dat het op een voor de leerling logische plaats in zijn hoofd wordt
opgeslagen.
- Het leren wordt daar voor leerlingen interessanter en effectiever van.
Voorbeelden van vragen vooraf gericht op betekenis geven (Perkins):
, - Bij welke voorkennis en ervaringen van leerlingen sluit dit lesdoel aan?
- Komt dit lesdoel voort uit beroepseisen?
- Is dit lesdoel voornamelijk voor het examen?
- Etc.
§1.1.2 Individuele aanspreekbaarheid
Individuele aanspreekbaarheid, zorgen dat (bijna) elke leerling zich aangesproken voelt in de les is
een instrument dat elke docent kan bespelen.
- Passende werkvormen gebruiken en het stellen van denkvragen aan de hele klas.
Voorbeeld: ‘Bert, wat is het gemiddelde van deze mening?’ ‘Tina, waarom rekenen we 14
daar niet in mee?’ ‘Annemiek, weet jij dat?’
§1.1.3 Zichtbaarheid
Tijdens de fase van leerstof verwerking moet de docent weten hoe de leerling de verschillende
denkstappen zet en waar extra ondersteuning door de docent nodig is.
- Het is van belang dat de docent het leren van de leerling in de les zichtbaar en hoorbaar
maakt: regelmatig rondlopen, meekijken en hardop te laten denken.
§1.1.4 Motivatie
Zes factoren die direct meetbaar invloed hebben op goed leergedrag van leerlingen:
1) Succesbeleving
2) Individuele aanspreekbaarheid
3) Feedback, kennis van de resultaten
4) Betekenis geven
5) Interesse in de leerling & veiligheid
6) Positieve benadering
§1.2 Leren en leeractiviteiten
Er zijn drie vormen van leren:
1) Leren gericht op wendbaar, flexibel gebruik: creatief toepassen
2) Leren gericht op beklijving, verankering: integreren
3) Leren gericht op beheersing en inzicht: Onthouden & begrijpen
Er zijn vier soorten leeractiviteiten:
Creatief toepassen: Gericht op het gebruiken van de voorkennis in een nieuwe, onbekende situatie.
Selecteren, speculeren, creëren, ontwerpen, uitvinden, evalueren, etc
Integreren: Gericht op het ophalen & activeren van voorkennis en ervaring en/of het verbinden van
nieuwe verworven kennis aan de al eerder aanwezige kennis en ervaring.
Vergelijken, met elkaar in verband brengen, analyseren, etc
Begrijpen: Gericht op het in eigen woorden weergeven van de inhoud, het ‘geleerde’ en het zien van
de samenhang tussen de gegevens.
Verkennen, in eigen woorden weergeven, onderscheiden, uitleggen, etc
Onthouden: Gericht op herinneren, onthouden van de aangeboden informatie.
Luisteren, oefenen, lezen, beschrijven, benoemen, opzeggen, definiëren, aanwijzen, etc