Theorie en methoden.
Samenvatting boek: De gereedschapskist van de sociaal werker.
Vanaf deel 2 worden elke keer verschillende methodes beschreven. De opbouw van deze
samenvatni is daarbij dat er eerst wat wordt verteld over de methode, hoe die werkt en bij wie je
hem kan inzeten. Daarna over de historie van de methode, het aliemene doel van de methode, de
technieken en tot slot wordt ook bij elke methode aan het eind de valkuilen benoemd.
Deel 1: Basiskennis over deze iereedschapskist van de sociaal werker
Deel 2 t/m 5; ten individuele methoden
Deel 2: de non-directeve basismethode
Deel 3: survivalierichte methoden
-lichaamsmethode
-praktsch-materiëlle methode
-traumaopvanimethode
Deel 4: afecteierichte methoden
-ontladinismethode
-expressiemethode
-ritueelmethode
Deel 5: zelfepalinismethoden
-coiniteve methode
-narrateve methode
-iedraismethode
Deel 6; vier systemische methoden
-sociaalnetwerkmethode
-relatemethode
-iezins- en familiemethode
-iroepsmethode
,Deel 1: De gereedschapskist van de sociaal werker: knowhow en knowwhy
Onder het multmethodische stappenplan wordt verstaan het stapsiewijs in kaart brenien van en
het werken aan de cliëlntsituate, zodat de cliëlnt optmaal ieniet van de moielijkheden die het leven
biedt. De opiespoorde minnen worden iereduceerd en de plussen versterkt en er wordt iemeten of
deze methodische actes bijdraien aan een optmale kwaliteit van leven. De voliende stappen:
Stap 1: Persoonlijke archiefast (PAK);
De sociaal werker brenit bij de aanmeldini en intake de cliëlntsituate in kaart. Dit is een eerste
intervente van de minnen en plussen. De methode voor de PAK is de non-directeve basismethode.
Het is een zelf ontdekkende methode. Doordat er een vertrouwensbasis ieleid is, zul je betrouwbare
informate krijien. Je ordent deze informate in de PAK. De laatjes zijn ievuld met onvervulde
behoefen dat tot dusver onvoldoende aandacht heef iehad. Op deze manier breni je orde en
overzicht en daaropvoliend rust bij de cliëlnt en bevorder je een proacteve en zelfreiulerende
houdini bij de cliëlnt. Het ieef ook een overzicht voor de sociaal werker van de draailast en
draaikracht van de cliëlnt. De kracht van de cliëlnt zelf (de plussen) wordt iemobiliseerd
(empowerment) om actef de spanninisbronnen (de minnen) op te sporen en samen met de sociaal
werker te werken aan optmaliseren kwaliteit van leven. Bij de impactfactor denken we aan de
invloed van life-events (levensiebeurtenissen), de manier waarop we reaieren en de steun die we
krijien. Het opmaken van de PAK helpt bewustwordini en erkennini bij de cliëlnt van de eiien
situate. Die bewustwordini van de impact bij de cliëlnt is de basis voor de tweede stap.
Stap 2: Psychosociaal assessment (PSA);
Stap 2 is het psychosociale assessment van de plussen en minnen en bijpassende methoden. Als je de
plussen en minnen in de cliëlntsituate in kaart hebt iebracht probeer je samen met de cliëlnt de
aanweziie behoefeiebieden tot in detail duidelijk te krijien. Je helpt de cliëlnt bij de bewustwordini
door middel van een checklist van vier vraien:
1) Reality testni; of de cliëlnt uitspraken doet over de eiien situate waaruit blijkt dat de realiteit van
de eiien situate onder oien wordt iezien? (Ikk ben ontslaien met alle ievolien van dien)
2) Gevoelens; spreekt de cliëlnt uit wat een feelini-yes ievoel en wat een feelini-no ievoel ieef?
3) Behoefen; welke onderliiiende onvervulde behoefen ervaart de cliëlnt?
4) Wensen; vertaalt de cliëlnt de behoefen in wensen aan wie?
Je erkent en waardeert wat de cliëlnt aan positeve zelfzori (copini) en positeve mantelzori
(support) naar voren brenit om zo uiteindelijk de onvervulde levensbehoefen vervuld te krijien. Zo
ontstaat behoefe, ofwel vraaiverhelderini en kunnen doelen iesteld worden. Het zoeken en
herkennen van aanwijzinien voor het inzeten van de meeste passende methodecombinate wordt
methodische indicatestellini ienoemd. Je formuleert werkhypothesen over wat het best lijkt om te
doen om de behoefe van de cliëlnt vervuld te krijien. Dit doe je omdat de problemen waarmee
cliëlnten komen multcausaal van aard zijn. De PSA is bedoeld om de aanweziie behoefen van de
cliëlnt te matchen met MOGELIkJKE steunende actes. De PSA is een brui tussen de PAK en de PSIk.
Sociaal werkers hebben vier soorten praktjkmethoden beschikbaar:
1. Non-directeve basismethode; sociaal werker zorit voor bewustwordinisproces over de
(on)vervulde behoefen -> wat nodii om optmaal te ienieten van het leven.
2. Ikndividuele methoden; copiniierichte methoden die de cliëlnt helpen beter met eiien behoefen
om te iaan.
3. Systemische methoden en macromethoden; deze supportierichte methoden helpen het sociale
netwerk van de cliëlnt beter bij de behoefen van de cliëlnt aan te sluiten.
4. Casemanaimentmethode; Deze zoricoördinatemethode helpt bij het coördineren van
inieschakelde zoriprofessionals. De rol van sociaal werker als casemanaier heef een specifeke
,coördinate ten aanzien van andere professionals.
Rond 1900 werkten sociaal werkers ook al outreachend maar waren bij deze huisbezoeken heel
betutelend en normatef bezii. Ikn de jaren vijfii werd het social casework ieïntroduceerd door
Marie Kamphuis en werd iroot belani iehecht aan de relatevormini tussen de cliëlnt en sociaal
werker. De cliëlnt moest ruimte krijien zich bewust te worden van de eiien situate. Ikn de jaren zesti
was de non-directeve methode van Carl Roiers in opkomst. Hij is een verteienwoordiier van de
humanistsche psycholoiie, die de waarde van het individu centraal stellen. Ikn de jaren tachti iinien
sociaal werkers veel directever werker. Fritz Perls was de irondleiiers van de iestalltherapie en
vond een actever sturende benaderini belanirijk, beïnvloeden van de cliëlnt door confronteren
bijvoorbeeld. Roel Bouwkamp en Sjef de vries werkte de iestalltherapie verder uit voor het sociaal
werk. Ikn de psychosociale therapie benadrukten zij het belani van de rechtstreekse communicate.
Eerst werd deze directviteit afiewezen, maar op directeve wijze kan een sociaal werker wel de
onvrijwilliie cliëlnt overhalen deel te nemen aan het hulpverleninisproces, d.m.v motverende
iespreksvoerini. De mate van directviteit neemt af naarmate de cliëlnt iemotveerd raakt voor de
hulpverlenini. Het leiien van contact met mensen die in de marie van de samenlevini verkeren
wordt nu ook wel de presentebenaderini ienoemd. Bedoeld wordt de benaderini van de cliëlnt
waarbij aanweziiheid belanirijker is dan intervente. De presentebenaderini komt overeen met de
non-directeve aanweziiheid die bij de non-directeve benaderini wordt beschreven.
Stap 3: Psychosociale intervente (PSIk);
Bij de voriie stap werden werkhypothesen ontwikkeld, nu kan daadwerkelijk worden iewerkt aan
het verminderen van de minnen en het versterken van de plussen. Iknterventes iaan via een proces
van informed consent; in ioede samenwerkini tussen de cliëlnt en de sociaal werker, worden
voorstellen ieieven en hiermee iniestemd. Voor het behalen van de doelen is antwoord op 2 vraien
nodii:
1. Wat is het concrete doel dat de cliëlnt zichzelf stelt?
2. Welke wensen en verwachtnien heef de cliëlnt wat betref jouw rol als sociaal werker?
Je schakelt zo nodii van het ene intervente-niveau naar de andere. Geef jouw cliëlnt aan alleen te
zijn, schakel je van individueel niveau naar systemisch interventeniveau. Zodra je met de uitvoerini
van een intervente beiint, blijf je toetsen of de methoden aanslaan of niet. Als de behandelini niet
aanslaat, beiin je het driestappenplan weer opnieuw en stel je je doelen bij. Om de ervarinien van
de cliëlnt te meten iebruik je verschillende meters – vormen van scaling, die daarvoor ieschikt zijn:
-met de spanninismeter; wordt vastiesteld hoe iespannen de cliëlnt is op verschillende momenten
in het sociaalwerkcontact (is er stressreducte tjdens deze momenten)
-met de eneriiemeter; wordt vastiesteld over hoeveel eneriie de cliëlnt op verschillende momenten
in het sociaalwerkcontact of in het ieheel van het contact beschikt (is er eneriietoename?)
-de voortianismeter; stelt via een schaalvraai vast hoe de cliëlnt de vooruitiani tjdens het
sociaalwerkcontact als ieheel inschat.
Omdat al deze meters werken via schaalvraien noemen we dit scalinitechnieken. Alle meters
hebben twee functes. Enerzijds ieven ze de sociaal werker tjdens het beieleidinistraject informate
over de toestand van de cliëlnt op dat moment, anderzijds ieven ze feedback over de efectviteit van
het sociaal werk.
Hoofdstuk 2: PIE-Empowermentheorie (PIE-ET):
Voor cliëlnten moeten er wel bruikbare theorieën inieschakeld worden. Een theorie is bruikbaar als
, het voldoet aan twee functes; 1) het ieef een verklarini vanuit een teruiblikperspectef voor het
ontstaan van de zorien en problemen. 2) het doet voorspellinien vanuit een vooruitkijkperspectef
over moielijke stappen vooruit, over de aanpak. Het moet dus een verklarende en inzichtievende
functe als een toekomstierichte en voorspellende functe hebben. Het beirip bruikbare theorie
komt overeen met het beirip werkhypothese. Ook in de werkhypothese zien we de verklarende
functe (welke levensbehoefe is onvervuld) en een voorspellende functe (als specifeke wensen van
de cliëlnt vervuld worden, zal de kwaliteit van leven stjien). Veel theorieëln blijken echter niet altjd
bruikbaar te zijn. Dat zou komen door de kloof tussen theorie en praktjk. Als iebruik wordt iemaakt
van een deeltheorie kan er tunnelvisie ontstaan, wat schadelijk is voor de cliëlnt. De cliëlnt kan zich in
hokjes iniedeeld voelen. De cliëlnt wordt eenzijdii benaderd. De beschreven tunnelvisie houdt het
risico in van secundaire victmisate; de cliëlnt ervaart niet met respect behandeld te worden en er
ontstaat onnodii en onbedoeld leed op al bestaand leed. Voor de sociaal werker is het ook niet ioed
om steeds voorkeurstheorieëln te iebruiken ipv zich open te stellen voor alle factoren die werkzaam
zijn in de cliëlntsituate. Dat kan weer leiden tot mono- ipv mult-methodisch handelen. Bij mono-
methodisch handelen voelt de cliëlnt zich onbeirepen op de iebieden die ieen aandacht krijien, vb;
-bij alleen iebruik van een persoons-ierichte bril kan de cliëlnt iaan denken het liit allemaal aan mij.
-bij alleen iebruik van een systemische bril kan de cliëlnt de verantwoordelijkheid van
interactepartners baiatelliseren, het is misverstand in de communicate. Het is niemand zijn schuld.
-bij een eenzijdiie coiniteve bril kan je de kracht van het denken overschaten; als het denken van
de cliëlnt maar verbetert, dan komt alles ioed.
De PIE-ET is de overkoepelende theorie waarbij de kracht van afzonderlijke deeltheorieëln en die van
deelbenaderinien samen worden iebracht. De sociaal werker optmaliseert in hechte samenwerkini
met de cliëlnt diens kwaliteit van leven door het actveren van de kracht van twee actoren; de kracht
van de Persoon en de kracht van de Omievini (Person-Ikn-Environment). Daartoe checkt de sociaal
werker vaak met behulp van scalini welke uitwerkini de sociaalwerkaanpak heef op de kwaliteit van
leven van de cliëlnt. De PIkE-Empowerment voldoet aan de twee vereisten voor een bruikbare theorie
omdat ze enerzijds een multfactoriëlle verklarini ieef voor het dalen van de kwaliteit van leven en
anderzijds ook een voorspellini doet over wat nodii is voor het optmaliseren van de kwaliteit van
leven.
De kwaliteit van leven is het einddoel van een sociaal werker en wordt daarom ook als meetlat
iebruikt om de efectviteit van sociaal werk te meten. Onder de kwaliteit van leven verstaan we het
ienieten van de vervullini van de natuurlijke levensbehoefen. Daaruit blijkt dus ook, ookal ervaart
de cliëlnt allerlei onmoielijkheden, dat de cliëlnt toch van optmale kwaliteit van leven kan spreken
omdat er ienoten wordt van de moielijkheden die er wel zijn en hij of zij dus met de
onmoielijkheden kan leven. Met moielijkheden worden de beschikbare levensbronnen bedoeld,
zoals de aanweziiheid van eten, een huis, iezondheid, liefde, vitaliteit en toekomstperspectef. Er
zijn drie factoren die samen de kwaliteit van leven bepalen:
1) Ikmpactactor; die iaat over de impact van (inirijpende) positeve of neiateve transites tjdens
iemand levensloop, die als up of als down kunnen worden ervaren. Transitie iaat over wat er in
iemands persoonlijke leven iebeurt als deze persoon door een veranderini heen iaat. Mensen iaan
door drie fasen wanneer ze een veranderini ervaren:
bewustwordini van de transite -> afronden van het
oude hoofdstuk -> opbouwen van het nieuwe
levenshoofdstuk = de transitecurve. Kurt lewin
beschreef dit proces van de transitecurve als
unfreezing -> moving -> freezing; het ontdooien van
het oude, het beweien van het oude naar het