Kindertandheelkunde
Hoofdstuk 11 Radiologie
11.1 Oriëntatiepunten
• Is bij een kind van vier vast te stellen of er agenesie van blijvende elementen voorkomt?
• Is het gebruik van een loodschort bij kinderen noodzakelijk?
• Welke opname is het meest geschikt voor cariësdiagnostiek?
• Hoe kan worden vastgesteld of een geïmpacteerde cuspidaat palatinaal of buccaal is
gelegen?
11.2 Röntgendiagnostiek bij kinderen
Röntgen bij kinderen is soms een onmisbaar diagnostisch middel, omdat de nieuwe elementen zich
onder de mucosa bevinden. En natuurlijk wordt het ook gebruikt om cariës op te sporen.
11.3 Opnametechniek
Om zo veel mogelijk informatie per foto te realiseren, moet er met een zo groot mogelijke film
worden gewerkt. Dat wordt bepaald door de aanwezige ruimte in de mond. Let er wel op dat de film
niet wordt gebogen, daar krijg je een vertekend beeld van. De meeste röntgenbuizen kunnen het
formaat tussen 0 en 2 aan, nummer drie is voor een speciale bitewing en 4 voor een occlusale film.
Zolang er bij kinderen nog een blijvende elementen zijn doorgebroken, is de tandboog kort genoeg
om om een lateraal overzicht met periapicale opnames te maken (per kwadrant, met 0). Mocht er
alleen cariësdiagnostiek nodig zijn dan volstaan bitewings.
Bij een wisselgebit kunnen dezelfde foto’s worden gemaakt, maar dan met plaatje 1, mochten de
M2’s doorbreken dan kan zelfs plaatje 2 gebruikt worden.
Inschieten van röntgenfoto’s
Bij jongen kinderen is het vaak lastig om instel apparatuur te gebruiken.
Panoramische opname- voor een volledig overzicht, waar verschillende weefsels op zicht baar zijn
kan er gekozen worden voor een OPT. Hierdoor is de stralingsbelasting relatief laag en wordt er
weinig coöperatie gevraagd van het kind. Door de stralingsbelasting voor het kind te verlagen, kan
het kind een stapje naar voren doen, zodat de wervels minder belast worden. Ook kan je het kind
van tevoren laten slikken, zodat er geen luchtspleet tussen de tong en het palatum zit.
Digitale opnamen
1. Directe systemen (met een sensor)
2. Indirecte systemen (met fosfor)
Belichtingstijden
1. Wisselgebit 0,7
2. Melkgebit heeft de helft van de belichtingstijd van een blijvend gebit.
11.4 Vergelijking van opnametechnieken
Solo- bij acute pijnklachten, veranderingen in het bot zullen pas een aantal dagen laten optreden
Bitewing- approximale cariës opsporen
, Kindertandheelkunde
Status totalis- Bij verwachte parodontale problematiek (grote restauraties/caviteiten) en
ontwikkelingsstoornissen, maar overweeg dit per patiënt. En kies anders voor een OPT
Occlusale opname
1. Gebrekkige coöperatie van het kind
2. Als meer overzicht gewenst is
Een nadeel is vaak wel een vertekend beeld en daardoor een moeilijke interpretatie van gegevens.
Panorama- Geeft een goed overzicht en informatie over de ontwikkeling van het gebit, een nadeel is
echter dat het minder gedetailleerd is.
11.5 Reductie van stralingsbelasting
Dit betreft alle mensen uit de omgeving:
1. Opname mag alleen gemaakt worden als het medisch of tandheelkundig voordeel opweegt
tegen de nadelige effecten voor de patiënt.
2. ALARA, as lo as resonably achievable. De dosis zo laag mogelijk houden (rechthoektechniek)
3. Dosislimiet, er is een wettelijke limiet aangegeven.
Stel jezelf de volgende vragen voor het maken van een foto:
1. Is het nodig meer informatie te verzamelen?
2. Kan de informatie op een andere manier worden verkregen (anamnese, klinisch)?
3. Is het überhaupt mogelijk om de gewenste informatie te verkrijgen?
4. Geeft de informatie van de foto een aanleiding om direct te kunnen behandelen?
Reductie van de straling per opname
- Verklein het te bestralen gebied (vierkante gebundelde staralen, instel technieken)
- Verminder de hoeveelheid straling (loodschort, zwangere vrouwen niet bestralen)
11.6 Moeilijke opnamen
Mocht een kind zelf niet de film vast kunnen houden, dan moet een derde dat doen. Dit mag nooit
een medewerker uit de praktijk zijn, aangezien zij al aan meer straling worden blootgesteld.
11.7 Indicatiestelling voor opnamen
Minderen in een wisselfase hebben vaak diastemen, waar klinisch goed kan worden waargenomen of
er sprake is van cariës activiteit. Laat in dat geval de röntgenopnamen achterwege.
Voor kinderen vanaf twaalf jaar is een frequentie van eens per twee jaar voldoende.
11.8 Benadering van het kind
Voor het maken van een foto kan je het kind goed uitleggen wat er gaat gebeuren, let er wel op dat
het kind tijdens het maken van de foto’s het gezicht niet naar de buis draait uit nieuwsgierigheid. Blijf
daarom tegen ze praten zodat ze zijn afgeleid, of oefen het eerst. Bekijk daarna samen de foto di eis
gemaakt, zodat het de belangstelling voor tandheelkundige behandelingen vergroot.
11.9 Interpretatie van opnamen
Bij bitewings kan het botniveau goed bepaald worden en het verloop op de verschillende foto’s
worden gevolgd. Normaliter ligt het botniveau 2-3 mm onder de GCG. Doordat het bot nog niet zo is
gevormd als bij volwassenen lijkt het soms of er cervicaal cariës zit. Ook bevindt zich op de overgang
van de GCG een soort insnoering, bij blijvende elementen heb je daar een geleidelijk verloop.
Periapicale opnamen
Bij net doorgebroken elementen is de wortel nog niet volledig af gevormd (voor 3/4)
Melkelementen hebben een bredere wortelspreiding
11.10 Behandeling van het kind
Als de kroon (begint bij knobbelpunten) is verkalkt, zal de wortel ook beginnen te verkalken. Bij
beiden gaat dit van buiten naar binnen en zal van coronaal naar apicaal plaatsvinden. Hierdoor kan er
worden gesteld dat er een grotere pulpa bestaat (m.n. apicaal) van bij jongere elementen.
, Kindertandheelkunde
11.11 Röntgenologische aspecten van het afwijkende beeld
Invaginatie- vorming van een dieper putje ter plaatse van een cingulum, ernstige vormen zijn
waarneembaar op de röntgenfoto’s, er lijkt dan een instulping van de glazuurkap richting de pulpa en
worden ‘Dens in dente’ genoemd.
Amelogenesis iperfecta- onregelmatigheden in het glazuur, kunne zich op een foto manifesteren als
gespikkelde gebiedjes op de kroon.
Rachitis- duidelijke parodontaalspleet en een dunne glazuurkap (incisieven) van de elementen.
Boventallige elementen bevinden zich voor het grootste deel in de bovenkaak. En zien er op een foto
vaak kleiner uit.
Geminantie- twee elementen die één geheel vormen.
Cysten:
1. primordaire cyste- ontstaan uit tandkiem, een aanwezige cyste op een niet zichtbaar
element.
2. Folliculaire cyste- ontstaan uit het tandzakje, meestal mesiaal van het tandzakje van een niet
doorgebroken element.
3. Rdiculaire cyste- radiolucentie te zien, maar geen onderscheid te maken met abces en
dergelijke.
4. Parodontalecyste- door prikkels vanuit het parodontium ontstaan, rond het bovenste of
middelste derde deel van een element.
5. Residutale cyste- mogelijk na een extratie achter gebleven.
11.12 Protocol voor röntgenopnamen bij kinderen
Men gaat ervanuit dat kinderen onder een hoog cariësrisico vallen, totdat het tegendeel is bewezen.
Onder selectieve opnamen worden opnamen bedoeld die op grond van klinische bevindingen
worden gemaakt.
Hoofdstuk 12 Cariës en fluoride
12.1 Pre-eruptief effect
Fluoride kan het best in lagere hoeveelheden en in een hogere frequentie worden toegepast voor
een betere inbouw. Van waterfluoridering is niet bewezen dat dit meer effect heeft. Daarnaast zijn
haaientanden die volledig opgebouwd uit FAP niet beschermd tegen cariës.