Kind & Jeugd - Deelvak Kind
COLLEGE 1 - Kinderopvang begin 20e eeuw
Al eeuwen terug werd nagedacht over opvoeden en
onderwijs. Een gedicht uit 1600 laat zien dat er veel
verschillende visies/perspectieven zijn op deze
onderwerpen. Ouders vonden dat kinderen moeten
spelen en vonden de schoolmeesters al gauw te
streng.
Een plaatje uit de 18e eeuw geeft een beeld van de
toegeeflijke schooljufrouw. Kinderen kunnen hun
gang gaan en het is erg chaotisch in de klas. Het
vrijlaten van de kinderen is dus ook niet helemaal
wat men voor ogen heeft.
Ontwikkelingen in de praktijk kunnen niet los gezien worden van beleid
en wetenschap, maar de praktijk heeft ook invloed op het beleid en hoe er
vanuit de wetenschap naar kinderen gekeken wordt. Er is een
wisselwerking tussen praktijk, beleid en wetenschap.
Hoe meer aandacht er is voor het jonge kind, hoe meer spanningsvelden
1. Moderne opvattingen en tradities lopen vaak parallel aan elkaar
(men denkt al eeuwen na over de zorg en educatie voor jonge kinderen: is
het de taak van de kinderopvang om simpelweg op te vangen of heeft de
opvang ook een educatief karakter? Wat is de juiste balans tussen spelen
en leren? (laveren))
2. Professionaliteit, kwaliteitszorg en vanzelfsprekenheid
(aan de ene kant willen we het beste voor kinderen, dat ze zo objectief
mogelijk benaderd worden, aan de andere kant willen ouders ook dat
leraren lief en sensitief zijn. Het kan zijn dat deze aspecten elkaar
tegenspreken
3. Continuïteit en discountinuïteit
Drie functies van kinderopvang:
1. Economische functie
2. Educatieve functie
3. Sociale functie
Machtsrelaties zeggen iets over wie bepalend is in de maatschappij, maar
zegt ook iets over de relatie tussen een individu en de samenleving. De
Franse flosoof Michel Foucault schreef hierover dat naast respressieve en
onderdrukkende macht er ook disciplinerende macht is. Deze macht is
meer onzichtbaar, sturend en controlerend. Deze vorm van macht gaat
samen met kennis en Foucault stelt dat diegene die de kennis in handen
hebben de norm bepalen. Zij zorgen ervoor dat de norm een heersende
opvatting wordt en men ook gaat handelen naar deze norm. Deze macht is
niet persé slecht, het kan ook goede dingen veroorzaken. De norm wordt
aangeduidt met (dominant) discours. Een discour zorgt ervoor dat
bepaalde dingen onder de aandacht komen. Het bepaald waar over wordt
,gesproken en de manier hoe er over iets wordt gedacht en geoordeeld. De
discours wordt bepaald door de maatschappelijke context
(beleid en politiek), wetenschappelijke context (kennis) en
hetgeen je mee krijgt op school (onderwijs). Bepaalde dingen
komen dus onder de aandacht, maar discours zorgt er ook
voor dat bepaalde dingen onzichtbaar blijven, afhankelijk van
de belangen die men heeft. Discours kan leiden tot
beperkingen, door de ‘spotlight’ wordt het een belicht maar
valt het ander in het donker. Problemen in de praktijk
ontstaan door discours.
De mens is iemand die tegengeluid en tegenkracht brengt en heeft dan
ook invloed op een discours en hoe de algemene norm veranderd kan
worden. Het fatalisme is de leer die aanneemt dat de mens geen enkele
invloed heeft op zijn lot. Bovenstaande is dus niet fatalistisch.
Een voorbeeld is dat de Inspectie van Onderwijs normen opstelt voor
wanneer een school een goede school is. Deze inspectie heeft dus de
macht en stelt wanneer een school een voldoende kan scoren. Deze
normen zijn praktijkstichtend, iedere school wil hier aan voldoen.
Door het analyseren van machtsrelaties kan men de praktijken en ideeën
rond de zorg voor jonge kinderen beter begrijpen. Er zijn drie thema’s die
hierbij ook in het boek continu aan bod komen:
1. Moeder-kind relatie (hoe verhouden ze zich tot elkaar)
2. Ontwikkeling van het kind en de kennis hierover
3. Relatie tussen (hoe er wordt gedacht over) gezinleven en de
samenleving
Vlaanderen, begin 20e eeuw
- Industralisatie en urbanisatie: door vertrek naar de steden wonen veel
mensen op een kleine oppervlakte, slechte hygiëne, te weinig voedsel en
schoon water.
- Vrouwen aan het werk om het schamele loon van de in frabriek
werkende mannen aan te vullen. Een derde van de vrouwen werkt. Bij de
invoering van de wet dat er geen kinderarbeid mag plaatsvinden, verlaagt
dit aantal.
- Zeer hoge kinderstefte (als gevolg van de industralisatie en
vrouwenarbeid)
Met Darwin komt het idee dat wij het sterke ras moeten zijn en met name
de eerste levensjaren hierbij van belang zijn, omdat dit een zwakke fase
is. Preventie wordt belangrijk.
De inspectie gaf in 1897 aan dat in de meeste wijken de huizen in
deplorabele staat waren, zowel bezien vanuit de toepassing van morele
regels als van die van de gezondheid. De middenklasse en overheid maken
zich zorgen over de hoge mate van kindersterfte en zijn bang dat er
sociale onrust (ontevredenheid) ontstaat en in opstand komt. Daarnaast
kunnen de slechte gezondheidsomstandigheden ook overgebracht worden
op de hogere klassen (epedimiën, daling geboortecijfer). Het behoud van
een sterke natie komt in gevaar, waardoor er uiteindelijk minder
, arbeiders zullen zijn, terwijl de samenleving hier afhankelijk van is.
Opvatting is dat vrouwen die werken de bron zijn van sociale onrust. De
overheid vond dan ook dat vrouwen moesten stoppen met werken.
Daarnaast vonden ze dat de arbeidersklasse ontwetend is over
opvoedgewoonten. Zo gebruiken moeders uit lage klassen vaak
kunstmatige voeding, aangevuld met soep en aardappelpuree. De melk en
spenen waren van slechte kwaliteit. Hier werden kinderen onrustig van,
waardoor zij kalmeringsmiddelen kregen (ether en papaver). Veel
kinderen stierven aan diarree. Opvallend is dat bovenstaande los wordt
gezet van de context en er niet werd bedacht dat de oorzaak veel
diepliggender was.
Een andere zorg van de hogere klassen was dus de daling in
geboortecijfer. Arbeiders beseften zich dat ze geen grote gezinnen meer
konden onderhouden, met abortus en geboortebeperking als gevolg.
In 1906 is de Wet verzekering tegen kinderstefte ingevoerd.
Verzekeringen mochten niet meer uitkeren bij het overlijden van een kind.
Hierdoor ontstond er wantrouwen van de lagere klassen naar de hogere
klassen, omdat de lagere klassen het idee hadden dat de hogere klassen
dachten dat zij hun kinderen express lieten dood gaan voor extra geld. De
burgerij voelden zich verantwoordelijk voor de lagere klassen en zagen
zichzelf als schepper van de maatschappij. Dit heeft er voor gezorgd dat
er verschillende particuliere initiatieven (Filantropie en Caritas) zijn
opgericht om de negatieve efecten van de industrialisatie en urbanisatie
te verlichten. De focus hierbij ligt op de zorg voor moeder en kind en
heeft een sterk medisch perspectief. Deze initiatieven zijn een vorm van
liefdadigheid maar dragen ook bij aan een beschavingsproces (netter en
tammer maken) van de arbeidersklasse via sociale maatschappelijke
beïnvloedingsprocessen. Zo werden er melkkeukens opgericht, maar was
er ook raadpleging (advies over opvoeding en verzorging) met kantines
als lokkertje. ‘Salles d’asile’ zijn voorschoolse opvoedingsprojecten. Door
raadpleging verdween ontwetendheid. Hierin is de liefdadigheid versus de
beïnvloeding ook te zien. Wederom werd het los gezien van de context van
de arbeiders, waardoor sommige adviezen niet opgevolgd konden worden
door moeders uit lagere klassen. Doordat er niet wordt herkent als
maatschappelijk probleem maar er een individueel probleem van wordt
gemaakt voor arbeidersvrouwen, kan voor marginalisering zorgen. Het
idee dat vrouwen uit lagere klassen niet voor hun kinderen kunnen zorgen
en dat de elite moet ingrijpen, wordt namelijk bevestigd.
Er was sprake van een paradox: patriachaal model opdringen versus
patriachaal model ontvluchten. Waar er aan de ene kant werd gezegd dat
arbeidersvrouwen slechte moeders zijn, werden de raadplegingen
gegeven door vrouwen. De elite vrouwen vluchtten dus van het idee dat
vrouwen niet horen te werken en enkel voor kinderen horen te zorgen.
Daarnaast waren het ook de vrouwen die werkten in ‘bewaarplaatsen’
(kinderopvang). Hoe dit werd genoemd zegt wel iets over de functie.
Tevens waren er ‘kleintjesoorden’, waar kinderen dag en nacht verbleven.
De burgerij stond hier positief tegenover, omdat hier kinderen zaten