100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Volledige samenvatting Inleiding Internationaal Publiekrecht WEEK 2 €2,99
In winkelwagen

Samenvatting

Volledige samenvatting Inleiding Internationaal Publiekrecht WEEK 2

2 beoordelingen
 70 keer bekeken  1 keer verkocht

Volledige samenvatting Inleiding Internationaal Publiekrecht WEEK 2, inclusief: literatuur (H. 3-4, H. 7-8), hoorcollege en werkgroep.

Voorbeeld 5 van de 16  pagina's

  • Nee
  • Hs 3-4, hs 7-8
  • 6 november 2018
  • 16
  • 2017/2018
  • Samenvatting
  • internationaal publi
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (62)

2  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: sabinedewaal61 • 4 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: burcubulbul • 5 jaar geleden

avatar-seller
roméepostma
WEEK 2 | INTERNATIONAAL PUBLIEKRECHT

Literatuur :
- N.J. Schrijver, Internationaal publiekrecht als wereldrecht, Inleiding, H. 2-4, 5.1, 7, 8.1, 9.1-9.3, 10.3
- A. Nollkaemper, Kern van het internationaal publiekrecht, H. 2-4

Documenten :
- 1933 Convention on the Rights and Duties of States (Montevideo Convention) (EIR, p. 92)
- 1945 Charter of the United Nations (EIR, p. 93)
- 1945 Statute of the International Court of Justice (EIR, p. 103)
- S/2011/705 of 11 November 2011; Report of the Committee on the Admission of New Members
concerning the application of Palestine for admission to membership in the UN (EIR, p. 127)
- A/RES/67/19 of 29 November 2012; Status of Palestine in the United Nations (EIR, p. 128)

Jurisprudentie :
- Permanent Court of International Justice, The case of the S.S. “Lotus” (France v. Turkey), Judgment of 7
september 1927 (EIR, p. 461, para. 2, 13-19, 41-44, 48).
- International Court of Justice, The North Sea Continental Shelf cases (Federal Republic of Germany v.
Denmark; Federal Republic of Germany v. Netherlands), Judgment of 20 February 1969 (EIR, p. 470,
para. 70-81)
- International Court of Justice, Reparation for Injuries Sufferd in the Service of the United Nations,
Advisory Opinion of 11 April 1949 (EIR, p. 631; alleen p. 631 inleiding, p. 632 vanaf ‘The first question’ tot
en met p. 633 linker kolom (tot ‘Question I(a)’)
- Rechtbank Den Haag, 21 februari 1980 (Oost-Timor - ‘Fretilin’ / Nederland) (EIR, p. 27, para. 1-9)


LITERATUUR

3 BRONNEN VAN HET INTERNATIONAAL PUBLIEKRECHT

De belangrijkste rechtsbronnen van internationaal publiekrecht zijn genoemd in art. 38 van het Statuut van
het Internationaal Gerechtshof, namelijk de verdragen, de gewoonten, de door de beschaafde naties
erkende algemene rechtsbeginselen en vervolgens, als hulpmiddel ter bepaling van rechtsregels,
‘rechterlijke beslissingen en de leerstellingen van de meest bevoegde schrijvers.’


3.1 Verdragen

Verdragen zijn geschreven overeenkomsten, gesloten onder internationaal publiekrecht, tussen twee
(bilateraal) of meerdere (multilateraal) staten, tussen een of meer staten en een internationale organisatie of
tussen internationale organisaties onderling. Verdragen zijn gebaseerd op de vrijwillige instemming van
staten om zich te binden aan de regels die in het desbetreffende verdrag worden vastgelegd.

Staten zijn slechts gebonden aan de verdragsregels ten opzichte van de andere partijen bij het verdrag.
Uitzonderingen vormen de verdragen die reeds bestaand ongeschreven recht (gewoonterecht) codificeren.
In dat geval zijn staten die geen partij zijn bij het verdrag toch gebonden aan de daarin neergelegde
gewoonterechtelijke regels. De regel pacta sunt servanda, overeenkomsten moeten worden nagekomen, is
de grondslag van het internationale rechtsverkeer.

Er zijn drie typen verdragen te onderscheiden:
1. Traités-contrats: regelen de betrekkingen tussen staten over bijv. grensgeschillen of economische
betrekkingen. Deze verdragen zijn te vergelijken met een overeenkomst onder het nationale recht.
2. Traités-lois: doorgaans multilaterale verdragen, waarbij vele staten zijn betrokken, die enigszins de
functie van wereldwetgeving vervullen.
3. Traités-constitutions: verdagen die voorzien in de oprichting van internationale organisaties.

In het Verdragenverdrag van Wenen (1969) is naast de regel pacta kunt servanda de algemene gelding
van de clausula rebus sic stantibus erkend. Die clausule houdt in dat bij onvoorziene fundamentele
verandering van omstandigheden in bepaalde gevallen elke verdragspartij het recht heeft op beëindiging
van verdragsverplichting (geldt niet voor grensverdragen).

, Verdragen

Werkingsgebied
- Bilateraal
- Regionaal
- Multilateraal

Soorten
- Traités-constitutions (VN-Handvest)
- Traités-lois (mensenrechtenverdrag)
- Traités-contracts (levering wapens)



3.2 Internationaal gewoonterecht

Bij de bepaling wat gewoonterecht is en wat niet spelen twee elementen een hoofdrol: regelmatige
statenpraktijk (usus) en de opvatting dat deze praktijk vereist is op basis van het internationaal recht (opinio
iuris). Het gaat voornamelijk om een als recht aanvaarde praktijk. Gewoonlijk zijn het de leidende naties
wier voorbeeld door de anderen wordt gevolgd.

Statenpraktijk kan afgeleid worden uit handelen of nalaten van staten, verklaringen over concrete situaties,
algemene verklaringen bij het aannemen van resoluties in de AVVN, nationale wetgeving en de praktijk van
internationale organisaties. Uit de Lotus-zaak bleek al dat de statenpraktijk uniform en constant dient te zijn.
Verder dient de statenpraktijk wijdverbreid te zijn. Dit betekent dat een groot aantal staten een dergelijke
praktijk moeten bezigen, in elk geval de staten die een belang hebben bij de aan de orde zijnde regel van
gewoonterecht. Een staat wordt als persistent objecttor gekenmerkt zodra een staat zich aanhoudend en
vanaf het ontstaan van de regel heeft verzet tegen een bepaalde praktijk en dat ook duidelijk heeft laten
blijken. Deze staat zal dan niet gebonden zijn aan de regel van internationaal gewoonterecht. De duur van
de statenpraktijk is minder van belang voor het ontstaan van een gewoonterechtelijke regel.

Naast statenpraktijk is ook opinio iuris vereist; de staat bezigt deze praktijk op grond van een
rechtsovertuiging. De staat moet er dus van overtuigd zijn dat de praktijk vereist wordt door een
rechtsregel. Doorgaans vallen de vaststelling van het bestaan van opinio iuris en de vaststelling van
statenpraktijk samen. Toch gelden zij wel degelijk als twee aparte voorwaarden voor de vaststelling van een
regel van gewoonterecht, zoals ook blijkt uit de North Sea Continental Shelf Cases.

Verdragen hebben als voordeel boven gewoonterecht dat zij duidelijk geformuleerde, geschreven
rechtsregels hebben. Bovendien is het direct duidelijk welke staten aan een verdrag gebonden zijn en
welke niet. Door de codificatie van belangrijke delen van internationaal publiekrecht na 1945 zijn verdragen
meer en meer in de plaats gekomen van internationaal gewoonterecht.


3.3 Algemene rechtsbeginselen

Art. 38 van het Statuut van het IGH noemt ook de algemene rechtsbeginselen, aanvaard door de
‘beschaafde staten’, als bronnen van internationaal recht. Onder algemene rechtsbeginselen wordt
verstaan de beginselen waar een rechtsorde gewoonlijk van uitgaat en waartoe rechtstitels zijn te herleiden,
voor zover deze beginselen door de staten die de internationale rechtsgemeenschap vormen zijn erkend.

Het staat niet vast welke algemene beginselen van nationaal recht toepasselijk zijn in het internationale
publiekrecht. Er bestaat geen positiefrechtelijk criterium op grond waarvan men zou kunnen sluiten welke
algemene rechtsbeginselen uit het nationale recht in het internationale publiekrecht behoren te worden
toegepast. Gemeenlijk wordt echter aangenomen dat beginselen als goede trouw, redelijkheid, billijkheid
en proportionaliteit onder algemene rechtsbeginselen vallen die ook internationaal van toepassing zijn.

,3.4 Rechterlijke beslissingen en doctrine

Als hulpmiddel van rechtsvinding noemt art. 38 van het Statuut IGH de vonnissen en de leerstellingen van
de meest bevoegde schrijvers. Het gaat hier inderdaad om hulpmiddelen om rechtstitels te vinden. Het zal
van de omstandigheden an het geval afhangen of vonnissen en schrijvers de gemaakte rechtskeuzes
kunnen schragen, en of zij door hun autoriteit en door de kracht van het precedent de rechtskeuze voor
anderen aanvaardbaar maken.


3.5 Besluiten van internationale organisaties

De opsomming van de rechtsgronden in art. 38 Statuut IGH is niet uitputtend. Onze Gw noemt in art. 94
nog een andere bron: de bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties. Bedoeld zijn de besluiten
van bepaalde organen van internationale organisaties waaraan door de deelnemende staten bindende
kracht is toegekend. De regels geformuleerd in de resoluties van de AVVN leveren geen concrete bindende
rechtsregels op, maar via gewoonte en jurisprudentie kunnen deze ‘zwakke normen’ (soft law) uitgroeien tot
algemeen bindende regels van internationaal gewoonterecht.


3.6 Eenzijdige rechtshandelingen

Eenzijdige rechtshandelingen kunnen slechts tot gewoonte leiden als zij gedaan worden in de overtuiging
dat zij toelaatbaar zijn en de andere landen zich daarbij neerleggen en ervan uitgaan dat de handeling of
verklaring niet zal worden teruggedraaid. Als dergelijke eenzijdige daden vaker voorkomen kan deze
praktijk geleidelijk een regel van internationaal gewoonterecht worden en daarmee uitmonden in een norm
van positief recht. Dit geldt met name voor statenpraktijk naar aanleiding van zogenoemde permissie
resoluties van de AVVN. Deze resoluties zijn resoluties die bepaalde gedragingen aanbevelen die zonder
die aanbeveling internationaalrechtelijk niet geoorloofd zouden zijn.



Bronnen van het internationale publiekrecht

Hoofdbronnen (art. 38 Statuut IGH)
- Verdragen
- Internationaal gewoonterecht
- Algemene rechtsbeginselen

Aanvullende bronnen
- Rechterlijke uitspraken
- Doctrine
- Bindende besluiten volkenrechtelijke organisaties (art. 94 Gw)
- Soft law
- Eenzijdige handelingen en verklaringen

,4 SUBJECTEN VAN HET INTERNATIONALE PUBLIEKRECHT

Een van de opvallendste ontwikkelingen in het moderne internationale publiekrecht van na WO II is de
uitbreiding van de kring van rechtsdeelnemers. Staten zijn niet langer de exclusieve dragers van
rechtssubjectiviteit, zoals eeuwenlang het geval was. Rechtssubjectiviteit of rechtspersoonlijkheid onder
internationaal publiekrecht houdt in dat de entiteit drager is van van rechten, plichten en bevoegdheden
onder het internationale recht. Echter hebben niet alle subjecten dezelfde rechten, plichten en
bevoegdheden onder het internationale recht.

In het internationale publiekrecht worden de volgende subjecten onderscheiden:
1. Staten
De primaire, meest volwaardige subjecten; na 1945 verviervoudigd; onderscheid tussen verschillende
categorieën staten (bv. ontwikkelingslanden: ‘positieve discriminatie)
2. Internationale organisaties
Regionaal en mondiaal; door staten gevormd; enorm toegenomen in aantal; groei van functies en
bevoegdheden zorgen voor stevige verankering in int. publiekrecht
3. Volken
Verticale uitbreiding; recht op zelfbeschikking voorop
4. Mensen
Erkenning universele rechten van mensen; vrijheidsrechten en sociale grondrechten; revolutionaire
verandering
5. Rechtspersonen
Multinationale ondernemingen, bepaalde non-gouvernementele organisaties; dragers van rechten en
plichten
6. Humankind
De mensheid als geheel inclusief toekomstige generaties; draait om respect voor rechten op een
leefbare aarde en menswaardig bestaan


4.1 Staten

Oorspronkelijk betrof het internationale publiekrecht alleen de onderlinge verhouding van staten. De
wederzijdse afbakening van hun bevoegdheden en gebied is nog steeds een van de belangrijkste delen
van het internationale publiekrecht, evenals de gedragsregels voor hun onderlinge verkeer en hun
samenwerking. Daarbij gaat het om afbakening van het territoir van staten, van rechtsmacht, naar inhoud
(reikwijdte) en naar tijd (statenopvolging). Om deze redenen worden staten ook wel de oorspronkelijke of
volledige rechtssubjecten an het internationale recht genoemd.

In het internationaal publiekrecht is het belangrijk geworden om de gemeenschappelijke en publieke
belangen van staten te behartigen. Het int. publiekrecht ontwikkelt zich van een traditionele law of co-
existence (afbakeningsrecht) naar een moderne law of co-operation (samenwekringsrecht). Men kan die
samenwerking onder andere zoeken in de verhouding van organisaties tot staten. De int.-publiekrechtelijke
positie van de burger heeft vooral na WO II bijzondere aandacht gekregen. De rechtssubjectiviteit van
internationale organisaties, volken en individuelen wordt ook wel een afgeleide rechtspersoonlijkheid
genoemd.

De volkenrecht gemeenschap heeft zich ook verticaal ontwikkeld. Naast staten en hun organisaties worden
volken en mensen met een eigen internationaalrechtelijke positie, als dragers van eigen publiekrechtelijke
rechten en plichten, erkend. De uitbreiding van het aantal staten kan als de horizontale uitbreiding worden
gezien. Dit is onder meer het gevolg van de emancipatie van koloniale volken en het uiteenvallen van
staatsverbanden.

De horizontale uitbreiding van de internationale rechtsgemeenschap is een kwantitatieve vergroting die
tevens een kwalitatieve verandering meebracht. De vroegere staten waren min of meer zelfgenoegzame,
welvarende staten; de jongeren landen zijn veelal arm en kwetsbaar en in hoge mate hulpbehoevend. De
ontwikkelingslanden willen de volkenrecht gemeenschap maken tot een ‘welfare and global justice
community’, een gemeenschap die zich mede ten doel stelt het welzijn van al haar leden te bevorderen en
die zich inzet voor wereldgerechtigdheid. Aan ontwikkelingslanden worden op allerlei gebieden bijzondere
rechtsposities toegekend.

, 4.2 Internationale organisaties

De internationale organisaties worden onderscheiden in algemeen-politieke, zoals de VN en vele regionale
organisaties, en functionele met één bepaald werkterrein, zoals de WHO, UNESCO en vele andere. Vele
hebben bijzondere aandacht voor de ontwikkelingslanden.

De vorming van een groot aantal statenomspannene organisaties betekent vanzelfsprekend een
vermindering van de beslissingsvrijheid van een soevereine staat. De grenzen van de soevereiniteit worden
door het internationale publiekrecht bepaald. Zo staat in het VN-Handvest de regel dat de VN zich niet mag
inlaten met zaken die wezenlijk binnen de uitsluitende bevoegdheid van de staten vallen, behalve als het
gaat om maatregelen voor vredeshandhaving. Als een Europees-rechtelijke of internationaalrechtelijke regel
wordt aanvaard, dan wordt daarmee de domestic jurisdiction van de staten beperkt.


4.3 Volken

Volken hebben ook een plaats in het internationale publiekrecht gekregen, niet alleen als dragers van
rechten die door staten moeten worden gerespecteerd, maar ook als dragers van rechten waarvoor zij zelf
kunnen opkomen. Een volk beschikt over het algemeen over een grondgebied, geschiedenis, taal en
cultuur. Het gaat veelal om volken levend binnen een gevestigd staatsverband.

Men onderscheidt het recht op externe en interne zelfbeschikking.
- Externe zelfbeschikking in de zin van het verkrijgen van politieke onafhankelijkheid komt in beginsel
alleen toe aan volken die leven onder koloniale heerschappij of buitenlandse bezetting.
- Interne zelfbeschikking in de zin van behoud van de eigen identiteit en medezeggenschap in politieke
aangelegenheden komt toe aan alle volken.


4.4 Burgers

In het tijdperk van de VN is de individuele mens ook drager geworden van rechten en plichten onder
internationaal publiekrecht. In het VN-Handvest namen de VN-lidstaten op zich de universele
verwerkelijking van mensenrechten te bevorderen.


4.5 Rechtspersonen

Ook rechtspersonen, zoals multinationale ondernemingen, kunnen een beperkte mate van
rechtssubjectiviteit genieten. Op specifieke terreinen bestaan reeds diverse regelingen waaruit een
beperkte ‘functionele rechtspersoonlijkheid’ van multinationale ondernemingen blijkt.


4.6 De mensheid

Het is nog een open vraag of ‘mankind’, de mensheid, als subject van internationaal publiekrecht is erkend.
Belangrijke begrippen waarbij de rechten van toekomstige generaties op een leefbare aarde centraal staan
zijn: zeerecht, internationaal milieurecht en duurzame ontwikkeling.


Rechtsdeelnemers

Volledige rechtssubjecten
- Staten

Beperkte rechtspersoonlijkheid
- Internationale organisaties
- Volken
- Mensen
- Internationale ondernemingen
- Mensheid?

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper roméepostma. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 56326 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€2,99  1x  verkocht
  • (2)
In winkelwagen
Toegevoegd