HC MB Week 2 Oncologie
´Klinische pathologie, Heycop´
Hoofdstuk 5 inleiding
Gezwellen bestaan uit de nakomelingen van een cel, die zich autonoom (zelfstandig) deelt.
Door de ongecontroleerde mitosen (celdeling) verdubbelt de tumormassa zich steeds; 1, 2,
4, 8, 16 enz. Pas na 20 verdubbelingen heef die ene cel een tumor die te ontdekken is bij
onderzoek (1gram). De belangrijkste indeling van tumoren is die in benigne en maligne.
Benigne betekent goedaardig, maligne kwaadaardig. Kanker groeit sneller in omgevend
weefsel en is daardoor meestal gevaarlijker dan een goedaardig gezwel.
5.1 Algemene tumorleer
Risicofactoren
Staat bij 6.3 op een van de volgende bladzijdes.
Celeigenschappen
In het algemeen zijn menselijke cellen hoog gediferenneerd. dat ze zich hebben
gespecialiseerd op hun funcne.
Stukken DNA, die coderen voor daarbij benodigde eiwiten, gebruiken gediferenneerde
cellen veel. De rest van DNA is grotendeels afgedekt en niet beschikbaar voor transcripne.
Van die voor dat celtype overbodige informane wordt dus geen RNA kopie gemaakt.
Door carcinogenen, ioniserende straling en andere prikkels kan er wat fout gaan in de
celkern. Er kunnen stukken DNA, die normaal afgedekt zijn, vrij komen te liggen. Zo kan voor
het weefseltype ongewone erfelijke informane tot uinng komen. verlies van
differentatie.
Sommige gezwellen maken tumormakers (stofen die kenmerkend zijn voor bepaalde
tumoren).
Normale celdelingen worden gereguleerd door stukken DNA, die groeigenen worden
genoemd. Deze kunnen ontregeld raken door langdurige chemische prikkeling,
voortdurende hormonale snmulane, stralingsschade of chroniche ontstekingen. Wanneer
groeigenen vrij spel krijgen, kunnen cellen ongecontroleerd gaan delen.
Het immuunsysteem kan tumorcellen herkennen als er ook aan het celoppervlak afwijkingen
anngenen komen. Na herkenning kunnen de afwijkende cellen door leukocyten worden
opgeruimd. Mensen met een goed immuunsysteem hebben kleinere kans op kanker.
5.1.1 Benigne tumoren
Groeiwijze
Goedaardige gezwellen groeien net als kwaadaardige autonoom (zelfstandig). Een benigne
tumor drukt daarbij de omringende weefsels opzij. expansieve groei genoemd.
Gewoonlijk is een goedaardig gezwel een afgeronde massa met een kapsel erom.
Bij een benigne tumor treedt geen metastasering (uitzaaiing) op, omdat het gezwel niet door
lymfevaten en bloedvaten groeit. De cellen van een benigne tumor lijken meestal nog wel op
cellen in het weefsel van oorsprong, ze zijn nog redelijk gediferenneerd.
Naamgeving
Goedaardige gezwellen worden genoemd naar het weefsel waarvan ze afomsng zijn met
,daaracht – oom. Bijv. adenoom (goedaadig kliergezwel), lipoom (goedaardig vetbultje),
neurinoom (goedaardig zenuwgezwel).
Verschijnselen
Word vaak ontdekt doordat de panint zelf een gezwel voelt. Ook kan een benigne tumor
door afsluinng van holtes of door verdrukking van omgevende weefsels aanleiding geven tot
klachten.
Onderzoek
Of een gezwel goedaardig is , wordt aangetoond met pathologisch anatomisch onderzoek.
Soms voldoet cytologie, het microscopisch beoordelen van losse cellen verkregen via een
uitstrijkje of puncne van celhoudend vocht. Met histologisch onderzoek meer zekerheid.
Hierbij beoordeelt patholoog-anatoom een stukje weefsel (biopt) en kan dus ook zien hoe
het gezwel zich gedragt t.o.v. zijn omgeving. Biopten kunnen worden verkregen met een
dikke naald via de huid of door excisie (snijden) van de tumor. De tumor wordt vaak in beeld
gebracht met echo, röntgenfoto, CT of MRI om de groote te schaten.
Behandeling
De behandeling is meestal excisie (operaneve verwijdering).
5.1.2 Maligne tumoren
Groeiwijze
Heef geen kapsel en groeit infiltratief uitlopers van de kanker kunnen doordringen in de
omringede weefselstructuren. Ingroei in lymfevaten, bloedvaten en lichaamsholten kan
metastasering (uitzaaiing) veroorzaken. Kankercellen kunnen meestromen naar
lymfeknopen of haarvatennet verderop en daar verder groeien.
De cellen van een maligne tumor wijken vaak sterk af van de cellen in het weefsel van
oorsprong. Men spreekt dan van een lage differentiatie.
Kanker kan worden behandeld met operane, bestraling, cytostanca (medicijn) en hormale
kuren. Het succes hiervan is onder meer afankelijk van agressiviteit, diferentane en
groeisnelheid van het gezwel, maar vooral van het stadium van verspreiding. Vroege
opsporing kan de prognose dus sterk verbeteren.
Wanneer uitlopers van een maligne tumor tot in een lymfevat groeien, kunnen losgeraakte
kankercellen meegesleept worden naar lymfeknopen. Als de maligne cellen daar ook gaan
groeien, spreekt met van lymfogene metastasering. Gewoonlijk worden de eerste
lymfekliermetastasen vlakbij de kanker gevonden in de regionale lymfeklieren. Deze worden
bij operanes samen met de kanker verwijderd.
Wanneer de uitlopers tot in een bloedvat groeien, kunnen kankercellen losraken en
meegesleept worden naar andere plaatsen in het lichaam. Als de maligne cellen zich daar
ook vermeerderen spreekt met van hematogene metastasering. De eerste hematogene
metastasen van maligniteiten in de buikholte komen bijna alnjd in de lever.
Men spreekt van entmetastasen als kankecellen zich verspreiden via lichaamsholten.
Naamgeving
Kwaadaardige gezwellen van het epitheel (dekweefsel) worden genoemd naar het weefsel
waarvan ze afomsng zijn met daarachter –carcinoom. Vb. longcarcinoom (longkanker),
mammacarcinoom (borstkanker).
, Kwaadaardige gezwellen van het bind- en steunweefsel worden genoemd naar het weefsel
waarvan ze afomsng zijn met daarachter –sarcoom bijv. osteosacroom (botkanker)
Blastomen zijn maligniteiten, die voornamelijk bij kinderen voorkomen. Ze berusten
mogelijk op een verkeerde embryonale ontwikkeling. Vb. neuroblastoom (kanker van
zenuwweefsels), nefroblastoom (nierkanker).
Zijn ook andere benamingen, zoals leukemie (beenmergkanker etc. ), of melanoom (kanker
van pigmentcel, kwaadaardige moedervlek).
Verschijnselen
Kwaadaardige gezwellen kunnen net als benigne tumoren ontdekt worden doordat de
panint zelf een gezwel voelt, of omdat de tumor de funcnes verstoord. Verdacht voor
kanker is vooral chronisch bloedverlies zonder pijn. Zwarte ontlasnng wijst op bloeding bij
maag. Rood anaal bloedverlies komt lager uit het spijsverteringskanaal. Dit ontstaat doordat
kankercellen bloedvaten en slijmvliezen infltreren. Pijnklachten treden pas in een later
stadium op en wijzen in het algemeen op doorgroei of uitzaaiing. Helaas worden maligne
tumoren nogal eens ontdekt op het moment dat ze algemene verschijnselen als moeheid,
gewichtsverlies en malaise veroorzaken.
Onderzoek
Als losse cellen worden onderzoch, spreekt men van cytologie. Cellen voor cytologie kunnen
ook worden verkregen door puncne van celhoudend vocht met een dunne naald. Bij een
uitstrijkje met mgelijk maligne cellen is gewoonlijk histologisch onderzoek nodig om zeker te
weten of het gezwel goedaardig of kwaadaardig is.
Histologie is onderzoek van weefsels. Bij dit onderzoek is de doorgroei van de tumor in
omringende structuren te beoordelen. Weefsel voor histologisch onderzoek kan worden
verkregen met een dikke naald via de huid en door excisie (uitsnijden) van de tumor. Ook
kan met een soort tangetje aan het eind van een scoop (kijker) een klein stukje
tumorweefsel worden verwijderd. Deze 3 methoden heten biopsie. Bij twijfel over de aard
van een gezwel kan njdens de operane een vriescoupeonderzoek worden verricht terwijl de
panint onder anesthesie blijf. Dan wordt het operanef verwijderde weefsel snel bevroren
om het in plakjes te snijden voor microscopisch onderzoek. Na een njdje wordt dan
doorgegeven of het gezwel goedaardig is (en operanewond sluiten) of kwaadaardig (gezwel
verwijderen).
Stadiëring
Om voor panint juiste therapie te kiezen, wordt kanker gestadieerd volgens T.N.M.
systeem. T = tumor, N= (lymfo)nodulus, M= metastasen op afstand (hematogene
metastasen).
De indeling van T gaat van T1, een kleine tumor beperkt tot het orgaan van oorsprong, tot
T4, waarbij de tumor is doorgegroeid tot in andere organen.
De indeling van N gaat van N0, geen verdachte lymfeknopen tot N3, waarbij de lymfeknopen
vastgegroeid en onbeweeglijk zijn. De indeling van M is M0 (geen aangetoonde metastasen
op afstand) of M1 (wel metastasen op afstand aangetoond).
Om het T.N.M. stadium vast te stellen, worden o.a. de volgende onderzoeken verricht:
Met behulp van palpane, echo, CT en MRI wordt de tumorgroote vastgesteld: T1,2,3 of 4.