Samenvatting Sociale wetenschappen ‘Ontwikkelingspsychologie’ Hoofdstuk
1 ‘Het terrein van de ontwikkelingspsychologie’.
De psychologie wilt het menselijk gedrag beschrijven en verklaren.
Bio psychologie, gaat over lichamelijke, biologische processen.
Sociale psychologie, gaat over de mens als groepslid.
Klinische psychologie, gaat over afwijkend gedrag.
Ontwikkelingspsychologie, gaat over het terug kijken naar wat je hebt meegemaakt,
hierdoor kan je een antwoord vinden op ‘wie ben ik en waarom ben ik wie ik ben’.
1.1 Definitie van ontwikkeling
Het stapsgewijs doorlopen van een reeks toestanden op een vaste volgorde en steeds een
laag verwijderen van het verhulde, waardoor er een onthulling plaats vindt. Van sommige
reeksen, weten we het begin- en eindpunt, bijvoorbeeld de bouw van een huis. We
beschouwen de ontwikkeling van een huis als ‘voltooid’. Van ontwikkelingen waarvan we het
eindpunt niet weten is deze dus onbekend (denk aan computertechnologie. Soms twijfelen
we over het begin van een ontwikkeling (bijvoorbeeld het ontstaan van de eerste mens).
Essentiële kenmerken van ontwikkelen zijn, verandering en voortuitgang. Ontwikkeling
wordt beschreven als een getrapt proces, waarin de volgende trede op een hoger niveau
staat en meer op het eindresultaat lijkt dan de vorige trap. In 1 zin vertaald: ontwikkeling
wordt opgevat als een reeks progressieve veranderingen die tot hogere niveaus van
differentiatie en functioneren leiden.
Definities uit de biologie zijn:
Rijping > impliceert verandering en vooruitgang op twee niveaus. Van klein naar
groot (groei) en van eenvoudig naar complex (differentiatie).
Ontwikkelingspsychologie wordt in dit boek niet opgevat als ‘levenslooppsychologie’, maar
richt zich op de kinder- en jeugdjaren. Dit omdat in deze jaren door de combinatie van rijping
en leren, het kind steeds een hoger niveau van functioneren krijgt. Ontwikkelingspsychologie
houdt zich bezig met twee kwesties:
1. Welke psychologische gebeurtenissen vinden plaats tijdens de ontwikkeling?
2. Welke mechanismen zijn verantwoordelijk voor de overgang van de ene situatie naar de
volgende?
1.2 Kinder- en jeugdjaren, een afbakening
Babyperiode (0-12 maanden)
Groei- en ontwikkelingstempo is heel hoog, vooral op motorisch gebied (spieren
beheersen). Eerste gehechtheidsrelaties ontstaan in het eerste levensjaar. We
spreken over een baby zolang het kind nog niet loopt.
Peuterperiode (1-4 jaar)
Veel nieuwe vaardigheden zorgen voor een toename van verkenningsmogelijkheden
en leerervaringen. Één van de belangrijkste is de taalontwikkeling die de basis vormt
, van de sociale en communicatieve vaardigheden. Een eigenschap van peuters is
egocentrisme, want ze handelen nog vanuit hun eigen belevingswereld en zijn nog
niet empathisch.
Kleuterperiode (4-6 jaar)
Een kleuter is meer gericht op andere kinderen en heeft een grote fantasie. Met de
invoering van de wet op het basisonderwijs in 1985, zijn de kleuter- en lager
onderwijs één geheel geworden en de kleuterperiode bevindt zich dus de eerste
twee jaren in het basisonderwijs. De kleutertijd heeft specifieke kenmerken en
onderscheid zich duidelijk van de schoolperiode als het kind 6 jaar wordt, daarom
gaat het van spelen naar leren.
Schoolperiode (6-12 jaar)
Deze kinderen worden ook wel schoolkinderen genoemd. Dat is wel apart, want
andere groepen gaan ook naar school. Het is wel belangrijk om deze groep te
benoemen, omdat de cognitieve ontwikkeling in deze fase een belangrijke plaats
inneemt. Naast school en de buurt komen veel schoolkinderen via sport en hobby’s
in contact met andere kinderen en volwassenen.
Adolescentie (12-18 jaar)
De jongvolwassenen komen in de puberteit (geslachtsrijping). Een belangrijk aspect
van deze fase is de ontwikkeling van seksualiteit en identiteit. De relatie met
leeftijdgenoten en de ouders zijn heel belangrijk. De puberteit is wel heel anders,
want deze begint voor sommigen voor hun 12e. maar de psychologische
veranderingen vinden wel plaats na het 12e levensjaar.
Ontwikkelingsfase Leeftijd Omgeving Enkele kenmerken
Babyperiode 0-12 maanden Gezin, kinderopvang - Snelle groei/ontwikkeling
- Afhankelijk van zorg en
bescherming
- eerste gehechtheid relatie
Peuterperiode 1-4 jaar Gezin, kinderopvang - Door beweging en spraak
en peuterspeelzaal meer autonoom
- Denkt en handelt nog
egocentrisch
Kleuterperiode 4-6 jaar Gezin, groep 1-2 - Sociale ontwikkeling neemt toe
basisschool, buurt, - Speelt met veel fantasie
naschoolse opvang
Schoolperiode 6-12 jaar Gezin, groep 3-8 - Cognitieve ontwikkeling is
basisschool, buurt, belangrijk
naschoolse opvang, - Sociale contacten groeien
sport/hobbyclub
Adolescentie 12-18 jaar Gezin, voortgezet - Lichamelijke verandering
onderwijs en door puberteit en begin
leeftijdsgenoten seksuele belangstelling
- Identiteitsontwikkeling