Een samenvatting voor de toets Observeren & Rapporteren. Deze toets is onderdeel van het eerste leerjaar van de opleiding Social Work. Het gaat om het boek Observeren, registreren, rapporteren en interpreteren van Petra de Bil. De samenvatting bevat alle hoofdstukken.
Observeren = bewust en doelgericht waarnemen.
Doelgericht wil zeggen dat de observatie een duidelijk omschreven doelt dient, waarbij is
afgesproken hoe dat doel te bereiken is.
Gedragsobservatie = observatie van gedrag van mensen.
Observator = degene die observeert.
Observant = degene die geobserveerd wordt.
Soorten observaties:
Niet-systematische observatie = dagelijkse observaties; er is niet afgesproken waar op
gelet wordt en voor hoelang hier op gelet wordt. Ook is er geen specifiek doel.
Systematische observatie = bewust en doelgericht waarnemen, waarbij duidelijk is
gemaakt wie er geobserveerd gaat worden, waarom, wanneer, hoe lang en op welke
gedragingen gelet gaat worden. Er is een observatiedoel, er zijn observatievragen
geformuleerd, er is bepaald op welke manier er geobserveerd gaat worden en welke
observatieformulieren gebruikt worden. De gekregen gegevens worden vervolgens in
een bepaald systeem gezet, waarbij er geturfd of gemeten kan worden.
Participerende observatie = de observator neemt deel aan de situatie die hij observeert.
Hierbij kan de rol van de observator verhuld of niet-verhuld zijn.
Verhuld = de observant weet niet dat de observator gericht aan het observeren is.
Niet-verhuld = de observant weet wel dat de observator gericht aan het observeren is.
Niet-participerende observatie = de observator neemt zelf niet deel aan de situatie die hij
observeert (bv. via een filmopname).
Zelfobservatie = je eigen handelen en je eigen gedrag onder de loep nemen (bv. waarom
handelde ik zo in die situatie).
Helikopterview
Bij een observatie stel je jezelf achtereenvolgens de volgende vragen:
Het kenmerk dat je gaat observeren staat ALTIJD in de observatievraag.
4. Welke gedragingen worden geobserveerd?
Operationaliseren = het uiteenzetten in concrete gedragingen.
5. Is er een nulmeting?
De beginsituatie; deze is vaak niet meer aanwezig. Je kunt hem nog wel altijd proberen vast te
stellen.
, 6. Hoe brengen we de observatie in kaart?
7. Welke taal gebruiken we?
Let op woorden als soms, weinig, vaak, enz. → deze zijn namelijk verschillend te interpreteren.
Gebruik geen woorden als erg, ernstig, zorgelijk.
Hoofdstuk 2: Waarnemen
Mensen nemen waar door middel van vijf zintuigen: het gezichtsvermogen, het gehoor,
de tastzin, het reukvermogen en de smaak.
Elke waarneming start met een stimulus/prikkel; een voorwerp of een gebeurtenis uit de
wereld om ons heen.
Voordat we een prikkel kunnen waarnemen, moet er een bepaalde drempelwaarde
overschreden zijn. Daarnaast moet er aandacht zijn.
Zintuigen
1. Zien → het oog heeft een lens die de lichtstralen zo verbuigt dat er een beeld
geprojecteerd kan worden op ons netvlies. Dingen die ‘anders’ zijn dan normaal vallen
ons het meeste op.
2. Horen → we kunnen horen door middel van geluidsgolven. De geluidsintensiteit wordt in
decibels uitgedrukt. Aandacht en gewenning spelen een grote rol bij wat je hoort.
3. Voelen → druk, warmte, kou en pijn.
4. Ruiken → geuren geven ons informatie over chemische stoffen in de lucht. Het
benoemen van geuren is persoonlijk.
5. Proeven → zuur, zoet, zout en bitter.
Perceptie en selectie
Perceptie = ontvangst, resultaat van het waarnemen.
Via de hersenen krijgen we informatie binnen over de perceptie van diepte (waar is het?), de
perceptie van beweging (wat doet het?) en de perceptie van vorm (wat is het?).
Bottom-up benadering; vanaf onderaf wordt er uit alle samengestelde onderdeeltjes van
een voorwerp een geheel gekozen (je ziet 2 cirkels, daarboven een zadel en een stuur,
met verbindingen tussen deze onderdelen → het is een fiets).
Top-down benadering; deze benadering gaat ervan uit dat we door eerdere ervaringen
zien wat we denken te zien (een silhouet van iemand met lang haar → vrouw)
Dit heeft te maken met context. We herkennen deze context en nemen waar wat we verwachten
waar te nemen.
Selectie = het slechts een deel waarnemen van alle prikkels.
Dit heeft alles te maken met aandacht.
Perceptie en selectie hebben te maken met aangeboren processen in de hersenen, toch
valt er met training wel in te sturen. Door regelmatig te reflecteren op wat je hoort en ziet,
kun je nagaan hoe bij jou de perceptie- en selectieprocessen werken. Ga na waar je je
aandacht op richt en waarop niet.
Geheugen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper myrtheb1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.