Diversiteit in de samenleving
Les: Leerbladzijden: Leerdoelen:
Les 1 H1, H4 Je kunt intersectionaliteit/kruispuntdenken
beschrijven en toepassen met het gebruik van
voorbeelden.
Les 2 H.2 (blz. 20-31),H.3,H 8 & H.14 (blz. - Je kunt de migratieprocessen van de 20 steen
223-231 & blz. 237-241) 21steeeuw beschrijven.
- Je kunt beschrijven hoe de (super)diversiteit in de
Nederlandse samenleving tot stand is gekomen.
- Je kunt de presentiebenaderingbeschrijven en
toepassen bij de analyse en oplossing van relatief
eenvoudige problemen, als middel om de diversiteit
in de samenleving te bevorderen.
Les 3 H.1 10-17 (herhaling), H.15.2 t/m - Je kunt de diverse uitsluitingsmechanismen zoals
15.4 en slides week 3 vooroordelen, stereotypen, discriminatie dan wel
racisme verklaren.
- Je kunt de fundamenten van de beeldvorming,
communicatie, en de invloed van de media
toelichten aan de hand van een aantal belangrijke
concepten.
Les 4 H.2 Je kunt de emancipatieprocessen (feminisme) van
de 20steen 21steeeuw beschrijven
Les 5 H 13 Kijken: -Je kunt de emancipatieprocessen (LHTBI+
https://www.npo3.nl/3doc-ik-deed- beweging) van de 20steen 21steeeuw beschrijven
aangifte-tegen-de-minister-van- -Je hebt inzicht op de gender en seksuele diversiteit
onderwijs/05-08-2021/ die in Nederland bestaat.
VPWON_1333964
Les H.5, H.12& H. 11Kijken: -Je kunt de verschillende betekenissen en visies van
6 https://www.npostart.nl/klassen/30 cultuur beschrijven.
-11-2020/VPWON_1304702 -Je hebt inzicht op de diversiteit van
levensbeschouwingen die in Nederland bestaan.
Les 7 Alle verplichte literatuur leren: slides Alle leerdoelen van de cursus
ppt racisme(slides mogen niet
worden meegenomen naar het
tentamen)Meenemen: boek
,Hoofdstuk 1
Globalisering: De menselijke beschaving maakt al sinds de 20ste eeuw een onomkeerbaar proces van
wereldwijde economische, politieke en culturele integratie door.
Glokalisering: Een belangrijke transitie waarbij de lokale identiteit steeds belangrijker wordt.
Ontgroening: Minder jongeren in de bevolking als consequentie van een afname van het geboortecijfer.
Vergrijzing: Meer ouderen in de bevolking
Informatisering/ technologisering: De 2de factor die diversiteit bevorderd. In de hedendaagse samenleving
is de rol van informatie en technologie niet weg te denken.
Transcultiraliteit: Het woordgebruik is anders we nemen woorden over uit andere landen. Ook non
verbale taal heeft hiermee te maken boks.
Interculturele attitude: Een proces dat zich zowel bewust als onbewust afspeelt.
Etnocentrische crisis: Als je de wereld om je heen alleen maar beziet vanuit je eigen normen en waarden
van jouw cultuur beschouw je dan de andere cultuur.
Etnorelativisme/ cultureelrealivisme: Alle culturen zijn gelijk aan elkaar. Normen en waarden krijgen
tenslotte alleen maar betekenis binnen de eigen culturele context. respect voor een andere cultuur en
deze niet willen veranderen.
Univeralisme: Een manier van kijken die probeert de overeenkomsten tussen culturen te benadrukken en
niet de verschillen.
Mooie manieren om mensen te ondersteunen bij het verkrijgen van een gelijkwaardige plek in deze
samenleving zijn het bekrachtigen van emancipatie en empowerment (blz.13).
Hierbij gaat het niet om de onmogelijkheden of onkunde die mensen krijgen toegeschreven door
stereotypering een vooroordelen, maar er wordt gefocust op reeds aanwezige kennis en kunde.
Salience: Betekent dat je opvalt, omdat je er anders uitziet dan wat we denken dat ‘normaal’ of ‘gewoon’
is (witte, heteroseksuele Nederlander) of je een afwijkende naam hebt. Denk aan sommige migranten of
aan mensen in een rolstoel.
Salience-ervaringen of interacties worden vaak als uitsluitingservaringen beleefd.
Salience ervaringen: Zijn een onderdeel van uitsluitingsmechanismen. het
is meestal goed bedoeld, maar
toch wordt de ontvanger in een ondergeschikte positie geplaatst. wij/zij
denken/ vijandigheid en
discriminatie.
Stereotypen: Zijn veronderstellingen over personen/ groepen mensen die een vals vervormd of
simplistisch beeld van de werkelijkheid geven. Het kan positief of negatief zijn. En projecteren een imago
op een groep dat de basis kan vormen voor sociale uitsluiting en discriminerend gedrag.
Vooroordeel: Een negatieve attitude ten aanzien van een persoon die behoort tot een sociale groep.
- Elke attitude bestaat uit 3 componenten: cognitieve, emotionele, conatieve component. Deze
vormen de basis voor het gedrag en handelen ten opzichte van die persoon of bij het nadenken
en spreken over die persoon.
, Discriminatie: Als een stereotypen/ vooroordeel zich in gedrag vertaalt.
Het ongelijk behandelen achterstellen of uitsluiten van mensen op basis van persoonlijke kenmerken.
Deze ongelijke behandeling kan zijn op basis van sekse, afkomt, leeftijd, huidskleur, religie of staat van
lichamelijke of geestelijke gezondheid.
Positieve discriminatie: Het bij gelijke geschiktheid voorkeur geven aan mensen met een fysieke uitdaging
of aan vrouwen.
Racisme: Bestaat als een groep om raciale redenen minderwaardig behandeld wordt of er over hen
vernederende uitspraken worden gedaan.
2 perceptie- en uitsluitingsmechanisme:
1. Pygmalion/ rosenthaleffect: Het fenomeen waarbij hogere verwachtingen leiden tot hogere
prestaties.
2. Self-fullingproces: De manier waarop we de ander zien, een positieve of negatieve invloed kan
hebben op de ander.
Golemeffect: Een fenomeen dat gerelateerd is aan het Pygmalion-effect en de selffulfilling prophecy. In
tegenstelling tot het Pygmalion-effect, beschrijft het Golem-effect de manier waarop lage verwachtingen
van de leraar kunnen zorgen voor slechtere prestaties van de leerlingen.
Etnisch profileren (blz. 15): Het gebruik door de politie van criteria of overwegingen omtrent ras,
huidskleur, etniciteit, nationaliteit, taal en religie bij opsporing en rechtshandhaving zowel op operationeel
als organisatorisch niveau terwijl daarvoor geen objectieve rechtvaardiging bestaat.
Visie op diversiteit (blz.16) Diversiteit: Op het niveau van individuen en groepen (micro en mensoniveau)
is dat al datgene waarin mensen van elkaar verschillen.
Op maatschappelijk niveau (macroniveau) kan diversiteit begrepen worden als de groeiende diversiteit
binnen de diversiteit superdiversiteit
Innerlijke diversiteit: Naast verscheidenheid op het niveau van individuen, groepen en de maatschappij
besteden wij aandacht aan de vormen van diversiteit die ieder persoon in zich heeft, die de kern vormen
van zijn identiteit.