Hoorcollege 1: Introductie en de empirische cyclus
Literatuur: Maruyama & Ryan (2014) Hfd. 1. En de Groot (1994).
Bekende manier van kennisvergaring:
Er zijn twee kapstokken:
- Vergelijking Sociale gedragswetenschappen met twee bekende ‘ways
of knowing’.
1. Natuurwetenschappen: vergelijkbare logica, maar een actieve rol
onderzoeksobject. Grote verschil met de sociale wetenschappen is dat
de dingen die men onderzoekt geen mensen zijn.
2. Informele observatie: vergelijkbaar doel, maar begrijpen van het
menselijk gedrag.
1. Vergelijking met natuurwetenschappen (kapstok 1):
- Vergelijkbare logica, maar een het onderzoeksobject heeft een
actieve rol.
- Menselijke deelnemers waardoor men moet nadenken over sociale en
ethische waarden.
Positivisme:
Is een stroming uit de wetenschapsfilosofie. Het idee is dat je data gaat
verzamelen/gegevens. En op basis daarvan een uitspraak gaat doen. Dus
Alle kennis dient empirisch gefundeerd te zijn. Men gaat er vanuit dat sociale
wereld net als de natuurlijke wereld bestudeerd kan worden.
De nadruk ligt hierbij vooral op het voorspellen en ingrijpen en niet zozeer op
het beschrijven.
Het was een reactie op de metafysica (niet toetsbaar aan de werkelijkheid).
Dit was een stroming waarbij het niet ging om toetsbaar en empirisch
gefundeerd materiaal.
Constructivisme:
Dit was een tegenreactie op het positivisme. Dit is ook een
wetenschappelijke filosofische stroming. Hierbij gingen ze uit van het
perspectief van de deelnemers die meedoen aan een onderzoek. Zij zeiden
ook dat je geen algemene wetten zoals in de natuurwetenschappen kon
1
,toepassen, omdat ieder mens een ander individu is.
Zij waren vooral bezig met een theorie vormen tijdens het verzamelen van
data. En dat de nadruk op het voorspellen en te controleren de wetenschap
beperkt. Men was meer geïnteresseerd in de beschrijving van de mensen.
Ander kritiek op het positivisme:
- Determinisme: miskent de vrije wil en alternatieve realiteit.
- Reductionisme: de mens zit vol rijke ervaringen en wordt nu
gesimplificeerd. Kan je een mens tot een getal reduceren?
- Het was niet objectief en vooral egocentrisch. De onderzoeker gaat uit
van zichzelf. De manier hoe iets onderzocht wordt is van groot belang.
- Een mens kan zich gaan voelen als een deel van de rest
(ontmenselijkt).
- Onderzoeken zijn vaak overduidelijk en onnauwkeurig. Omdat de
participanten weten dat ze in een onderzoek zitten en dat er
bepaalde verwachtingen zijn.
Gangbare wetenschapsopvatting neemt de kritiek serieus:
De gedragswetenschappers zijn eerst begonnen vanuit het positivisme, maar
hebben het kritiek van de constructivisten wel meegenomen.
- Men erkent de waarden van een onderzoeker.
- Respecteert de deelnemers.
- Nadruk ligt meer op situationele factoren.
- Dat er diverse perspectieven zijn van de deelnemers.
- Het moet toepasbaar zijn in de echte wereld.
- Effect van de onderzoeker.
Dit alles heeft geleid tot de ‘mixed methods’. Oftewel complementaire
methoden: Hierbij combineer je verschillende methoden en perspectieven.
Waarden in sociaalwetenschappelijk onderzoek:
- Dit is belangrijker dan bij natuurwetenschappen. Dit komt doordat er
verschillende perspectieven zijn op de kijk van de wereld en kan je
daardoor wel spreken van objectieve wetenschap?
2
, - Onderzoekers hebben namelijk allemaal eigen waarden en
perspectieven.
- Interpretatie, verwachtingen en de keuze van het onderwerp zijn
belangrijk.
- Een waarde discussie valt lastig wetenschappelijk te beslechten,
omdat iedereen er dan weer met zijn of haar perspectief naar kijkt.
- Dus eigenlijk zit het perspectief in de weg, maar het evaluatie bewijs
hangt er van af.
Publieke aandacht voor onderzoek:
- Onderzoek naar mensen trekt aandacht, omdat iedereen er wel een
mening over heeft.
- Bepaalde onderwerpen trekken meer aandacht.
- Framing van de vraagstelling bepaalt mede de aandacht. Je kan
door je vraagstelling sommige mensen al meteen het harnas in jagen.
- Het gaat namelijk over implicaties voor de maatschappij, personen en
groepen.
- Wanneer bepaalde uitkomsten niet aanstaan bij het publiek, ziet men
jou als onderzoeker daarvoor verantwoordelijk.
- Dit noemt men de covariation principle: onderzoekers worden
vereenzelvigd met de onderzoeksresultaten. Jij wordt gezien als
oorzaak.
- Voorzichtigheid is dus geboden.
Sociale wetenschappen meer omstreden:
- Het publiek heeft veel ervaring met het onderwerp en dus ook een
mening erover.
- Men put zich uit eigen (beperkte) ervaringen. Er zijn veel meer
mogelijkheden.
- De methoden ogen erg gewoontjes (vragen stellen, observeren)
- En een onderwerp kan gevoelig liggen. Zowel persoonlijk als politiek.
2. Informele observatie (kapstok 2):
Dingen die je meemaakt in je eigen leven. Vermoedens en hypotheses over
andermans gedrag. We willen gedrag verklaren en bepalen of de verklaring
3
, juist is of niet.
Naïeve hypotheses en theorieën:
- Onze dagelijkse gevolgtrekkingen lijken op de wetenschap.
- Volgens Adriaan de groot doet ieder organisme hetzelfde:
Waarnemen - proberen - (resultaat) - evalueren. En daarna ontstaat er
een soort cyclus.
- Je kan dit specifiek maken voor sociale verschijnselen en gedrag.
- Men maakt het bruikbaar om doelen te bereiken.
- Er zijn dus allerlei concepten in ons dagelijks leven die niet eigenlijk niet
direct waarneembaar zijn. Wat is sociaal gedrag bijvoorbeeld? Het is
niet tastbaar en is een idee in ons hoofd.
- Daarom spreekt men over een construct: abstract concept wat men
wil vatten. We hebben het zelf geconstrueerd.
- Het is meestal niet van fysieke aard.
- Operationele definitie:
Wat is een hypothese?
- Dat is een falsifieerbare stelling over een relatie tussen twee of meer
constructen. Je kan ook een stelling hebben over een construct.
- Vaak hebben hypotheses causale verbanden: oorzaak en gevolg.
- Wat is dan de theorie? Dat is een set aan gerelateerde hypotheses.
- De theorie bevat vaak een logische stelling.
- Soms bevat het ook voorwaarden: dit noem je ook wel qualifying
conditions. Bijvoorbeeld: dit geldt, maar alleen voor deze subgroep.
- Het vertrouwen in de theorie wordt bepaald door de zwakste schakel.
Hulpbronnen voor naïeve hypothesen:
★ Logische analyse: de theorie is vaak in vorm van syllogisme: redenering
bestaande uit 3 proposities:
1: Premisse 1: Als een kind speelgoed heeft, is het gelukkig.
2: Premisse 2: Als een kind gelukkig is, heeft het weinig snoeplust.
3: Conclusie: Als een kind speelgoed heeft, heeft het weinig snoeplust.
Ander voorbeeld:
1: Hoogopgeleide ouders doen meer aan voorschoolse leesactiviteiten.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper S8D8D. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €9,24. Je zit daarna nergens aan vast.