Samenvatting Holden
Hoofdstuk 1- Introduction: from beliefs to evidence
Socialisatie: het proces waarbij kinderen de vaardigheden, gedragspatronen,
waarden en drijfveren leren die nodig zijn om competent te kunnen functioneren
in de cultuur waarin ze opgroeien
De geschiedenis van ouderschapsovertuigingen
Jaren 20/30
- Onderzoek naar ouders was beperkt en eendimensionaal: focus lag op
ouderlijke liefde of discipline en hoe deze gerelateerd zijn aan het
gedrag van een kind.
- Ouders socialiseren hun kinderen in meerdere domeinen zoals
geslachtsontwikkeling, emotie regulering, academische prestaties,
geloof en rasgebonden eigenschappen
- Ouders moeten meer bieden dan liefde en discipline
Middeleeuwen
- Adult-centered: denken over kinderen vanuit het perspectief van de
ouders of met de behoeftes van de ouders in gedachten
- Kinderen werden kleine volwassenen die naast hun lengte niet veel
verschilden van volwassenen
- Kinderen hadden geen speciale status:
o Ouders zagen de kindertijd niet als een unieke
ontwikkelingsperiode
o Kinderen werden niet beschermd tegen mishandeling
16e eeuw
- Child-centered: denken over kinderen vanuit het perspectief van het
kind of met hun behoeftes in gedachten
- Vooral child-centered in de rijkere kringen
- Kindertijd was een belangrijke tijd en het beste moment om te
beginnen met onderwijs
18e eeuw
- Natuurlijk kind (Rousseau’s Emile): het kind aan eigen lot overlaten
- Romantisch kind: in literatuur
- Evangelisch kind: religieuze gedachtes
- Geld verdienend kind: kinderarbeid
19e eeuw
- Jeugdcrimineel kind: niet-gesocialiseerd, misdragend
- Geschoold kind: verplicht onderwijs
- Kind-onderzoek: eerste onderzoek naar het kind
- Kinderen van de natie: kind hervormingen
20e eeuw
- Psychologisch kind: in de familie
In de loop van de eeuwen zijn ouders hun kinderen steeds meer gaan zien als
individuen met unieke psychologische behoeftes. Uit nieuw onderzoek blijkt dat
opvattingen over en waarnemingen van kinderen, ouders en opvoeding
tijdsgebonden zijn en verschillen per cultuur. Het zijn namelijk sociale
constructen die worden gevormd door de deelnemers van een cultuur of
samenleving. De wetenschap heeft tegenwoordig steeds meer inspraak op wat
goed en slecht is voor het kind.
,Argumenten moderne media
Voor
- Door de moderne media is er veel informatie beschikbaar over kinderen
en opvoeding
- Wetenschappelijke artikelen hierover zijn door media makkelijker te
vinden
- Iedereen kan zijn mening geven
Tegen
- Veel onwetenschappelijk advies wordt gepubliceerd, maar is gebaseerd
op een kleine steekproef en/of een ongepubliceerde studie
- Verschil tussen adviseurs en advertenties is moeilijk zichtbaar door alle
reclame voor producten
Zes fundamentele taken van het ouderschap
Zorgen voor veiligheid en levensonderhoud
- Eten, huisvesting en kleding bieden
- Toegang tot gezondheidszorg
- Bescherming
Sociale en emotionele steun bieden
- Liefhebben
- Disciplineren
- Vormgeving van het kind
Structureren
- Omgeving structureren
- Dag van kind organiseren
- Routine bieden
Stimuleren en instrueren
- Toegankelijk speelgoed en lesmateriaal bieden
- Coachen/onderwijzen
- Goede resultaten aanmoedigen
Controle en toezicht
- Toezicht houden
- Informatie verzamelen
- Communiceren met het kind
Sociale verbondenheid bieden
- Verbondenheid met (naaste) familie
- Relaties met leeftijdsgenoten vormen
- Deelnemen aan instituties/organisatie, zoals sport en kerk
,Hoofdstuk 2- theoretical perspectives on parenting
Fylogenetisch: ontwikkeling van de soort in de tijd (evolutie)
Ontogenetisch: individuele ontwikkeling in iemands leven
Gehechtheidstheorie (John Bowlby)
Gehechtheidstheorie: ontwikkelingstheorie gebaseerd op ontogenie en de
totstandkoming, handhaving en consequenties van gehechtheidsrelaties tussen
ouders en kinderen.
De relatie tussen ouder en kind laat een gedragssysteem zien dat zich aanpast
om te overleven en competent te kunnen functioneren. Het gedragssysteem
ontwikkelt zich in het eerste levensjaar, maar is het beste zichtbaar als kinderen
gaan kruipen (6-10 maanden)
Veilige gehechtheidsrelatie: het kind heeft vertrouwen in de beschikbaarheid van
de ouder en gebruikt daarom zijn ouder als veilige haven van waaruit het de
wereld kan exploreren. Een veilige gehechtheid is beter voor de ontwikkeling van
sociale en cognitieve vaardigheden.
Een veilige gehechtheidsrelatie ontstaat als:
Ouders in het eerste levensjaar warmte en liefde geven aan het kind
Ouders de signalen en behoeften van hun kind aanvoelen en daarop
reageren
Ouders helpen bij de emotieregulering van het kind
Nieuwheid zoeken (novelty seeking): veilige gehechte kinderen gaan op
ontdekking en spelen met nieuwe objecten. Een kind ontwikkelt zich
namelijk het best als het ontdekt en in aanraking komt met mensen en
objecten
Nabijheid zoeken (proximity seeking): als de exploratie misgaat waardoor
het kind stress of angst ervaart, keert het kind terug naar de ouderlijke
veilige haven. Als het kind zich weer beter voelt, gaat het weer op
exploratie
In de SSP wordt de kwaliteit van een kinds gehechtheidsrelatie met de ouder
gemeten door een serie van scheidingen en terugkeringen van de ouder en een
vreemde. Aan de hand van opnames wordt elk kind in een categorie geplaatst:
Veilige gehechtheid
Onveilig ambivalent gehecht
Onveilig vermijdend gehecht
Invloed ouders op gehechtheid
Veilige gehechtheid: ouders reageren goed, consistent en op tijd op de
signalen en behoeftes van een kind om het te kalmeren en helpen met
zelfregulatie. Als een ouder steeds goed en adequaat inspeelt op de
behoeftes van het kind, leert het kind uit ervaring dat het kan rekenen op
de beschikbaarheid van de ouders, wat zorgt voor een veilige gehechtheid
Onveilig ambivalent gehecht: ouders houden van hun kind, maar schatten
de behoeftes slecht in, hebben een slechte timing en/of onregelmatige
verzorging. Als een ouder de behoeftes van het kind verkeerd inschatten
of er niet regelmatig aandacht aan besteden, leert het kind dat de ouder
een onbetrouwbare verzorger is. Het kind leert namelijk uit ervaring dat de
ouder onvoorspelbaar is, omdat zijn behoeftes verkeerd worden ingeschat
en dat het niet op de hulp van de ouder hoeft te rekenen als er wat is,
omdat hij uit ervaring geleerd heeft dat de ouder daar niet altijd aandacht
aan besteedt
, Onveilig vermijdend gehecht: ouders negeren/wijzen de roep om aandacht
van het kind af, hebben een onregelmatige verzorging en/of zijn bang om
hun kind te veel te verwennen. Als ouders niet regelmatig aandacht
besteden aan de behoeftes van het kind, leert het kind dat ze er niet op
kunnen vertrouwen dat de ouder geeft wat ze nodig hebben, later gaan ze
dan ook niet naar deze ouders als ze gestrest zijn of iets nodig hebben.
Het interne werkmodel beïnvloedt gedrag en latere sociale relaties. Het is de
perceptie over hoe eerlijk en betrouwbaar anderen zijn gebaseerd op eerdere
ervaringen, zoals met ouders. Deze verwachtingen worden meegenomen bij het
maken van nieuwe sociale relaties en kan aangepast worden aan nieuwe (beter)
ervaringen en/of relaties.
Parental acceptance-rejection theorie (Rohner)
Volgens de theorie heeft ouderlijke liefde (acceptance) een positieve invloed
terwijl afwijzing (rejection) een negatieve invloed heeft op het denken en gedrag
van een kind. Volgens onderzoek is bij afgewezen kinderen de kans groter dat ze
angstig, onzeker, eenzaam, vijandig en aandacht zoekers zijn. Echter waren
sommigen veerkrachtig en functioneerden goed en sommige kinderen hadden
dezelfde eigenschappen als afgewezen kinderen. Volgens Rohner komt dit
doordat deze kinderen niet zijn afgewezen door hun ouders, maar door iemand
anders, zoals een vriend of een partner.
Gedragstheorie (John Watson)
Klassiek conditioneren: nieuw gedrag leren door middel van associatie, twee aan
elkaar gelinkte stimuli veroorzaakt een nieuwe aangeleerde reactie. Hierdoor
ontstaat controle over angsten van kinderen en oplossingen voor
veelvoorkomende problemen, zoals verlegenheid. Als een kind te veel affectie
krijgt (gelinkte prikkel) kan dat een aangeleerde slachtofferrol (aangeleerde
reactie) creëren bij het kind.
Operant conditioneren: straffen en bekrachtiging gebruiken om gedrag te
stimuleren of af te wijzen. Waardoor een associatie tussen gedrag en de
gevolgen van dat gedrag ontstaat. Gedrag kan worden beïnvloed door de
consequenties daarvan.
Reinforcement effect: als de consequentie van het gedrag ervoor zorgt dat
het zich herhaalt, bijvoorbeeld prijs of compliment
Punishment effect: als de consequentie van het gedrag ervoor zorgt dat
het zich niet herhaalt, bijvoorbeeld straf
Problemen met straffen
Straf is niet effectief
- Een effectieve straf:
o Consistent: elke keer dat het slechte gedrag voorkomt
o Meteen na het slechte gedrag is uitgevoerd
o Krachtig en doelgericht
Straf kan angst en vrees veroorzaken in plaats van een opbouwende en
fijne interactie tussen ouders en kind