Samenvatting
De psychiatrie in het Nederlandse recht
Prof.dr. B.C.M. Raes & Mr.drs. F.A.M. Bakker
, Samenvatting De psychiatrie in het Nederlandse recht
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Forensische psychiatrie
Forensische psychiatrie = de bijdrage van de psychiatrie in wetenschappelijke en praktische zin aan
de rechtspleging.
Deze term wordt vooral gebruikt in het kader van het straf(proces)recht. Daarnaast heeft het ook
een betekenisvolle rol in het burgerlijk recht inclusief wetgeving op het gebied van
gezondheidsrecht, het bestuursrecht en het jeugdrecht. Psychiatrie is een medisch specialisme, maar
beperkt zich niet alleen tot een biologische of natuurwetenschappelijke basis, en verbreedt zich met
kennisgebieden uit fenomenologie, psychologie, sociologie, antropologie en systeemtheorie. De taak
van de psychiatrie is de diagnostiek en behandeling van mensen met psychische stoornissen. Dit kan
worden gezien als afwijkend gedrag en als afwijkingen in het denken en het gevoelsleven.
Het verschil tussen gezond en ziek is niet eenduidig. Ziek verwijst naar het verschil tussen normaal en
abnormaal. Er zijn verschillende benaderingswijzen:
- De empirisch-statistische denkwijze is overheersend bij de natuurwetenschap, hetgeen wat
meetbaar afwijkend is wordt abnormaal bevonden;
- De psychiatrie kijkt ook naar andere perspectieven. De fenomenologie legt de nadruk op
abnormale subjectieve ervaring. Abnormaal is de ervaring waarin een overeenstemmende
intermenselijke ervaringssamenhang wordt doorbroken;
- Een derde benaderingswijze is de die de individuele subjectieve ervaring ondergeschikt maakt
aan de culturele en maatschappelijke context. De heersende machtsverhoudingen maken het
verschil tussen normaal en abnormaal.
Gezondheid = een gezondheid is een toestand van lichamelijk, psychisch en sociaal welbevinden.
1.2 Psychiatrische diagnostiek
De hedendaagse geneeskunde kreeg vorm in de tweede helft van de 19e eeuw. Het was gebaseerd
op natuurwetenschappelijke, empirische uitgangspunten. Kraepelin ontwikkelde een systematische
ordening van deze ontwikkelingen, en gold tot dan toe als een verzameling van allerlei psychische
stoornissen. Hij ontwikkelde een psychiatrische ziekteleer (nosologie) die hij baseerde op strikte
criteria van psychische stoornissen. Hiermee hadden hij en zijn opvolgers de geloofsbrieven van een
wetenschappelijke psychiatrie geformuleerd. Uitgangspunt: ‘Alle Geisteskrankheiten sinds
Gehirnkrankheiten’. Hierna zijn er verschillende theorieën ontwikkeld, psycho-analytische theorie,
leertheorie, antropologie, sociale psychologie en systeemtheorie.
Voor de psychiatrie was de belangrijkste stroming de fenomenologie als verzet tegen de
natuurwetenschappelijke benadering. De fenomenologie keerde zich tegen het objectivisme en
positivisme, door te stellen dat elke waarneming plaatsvindt in de intersubjectieve ruimte tussen
waarnemer en waargenomene. De mens maakt niet alleen deel uit van de levende natuur, die zich
alleen empirisch laat onderzoeken. Maar de mens is ook zingever aan zijn eigen werkelijkheid.
Erklären = de empirische benaderingswijze.
Verstehen = de fenomenologische benaderingswijze.
Fenomenologische benaderingswijze (hermeneutische onderzoeksontwerp) = richt zich op het
unieke van elke individuele mens in zijn eigen context en maakt de beperking van de diagnostiek in
de vorm van het reduceren van de onderzoeksbevindingen tot een ‘enkelvoudige’ psychiatrische
diagnostische term ontoelaatbaar.
De American Psychiatric Association (APA) ontwikkelde een classificatiesysteem over de kenmerken
van verschillende psychiatrische stoornissen, het DSM-classificatiesysteem.
2
, Samenvatting De psychiatrie in het Nederlandse recht
1.3 Situering van het forensische psychiatrisch onderzoek
In de algemene gezondheidszorg wendt iemand zich met klachten tot een arts. Hij gaat ervan uit dat
hij het aan de arts kan toevertrouwen. Het werk van het forensische psychiatrisch onderzoek vindt
plaats binnen een juridisch kader: van de forensisch psychiater mag verwacht worden dat hij op de
hoogte is van de juridische wet- en regelgeving die de onderzoekssituatie kenmerkt. De verschillen
met de reguliere arts-patiëntrelatie:
- Het onderzoek vindt plaats in het kader van de rechtspraak. De vraag van het onderzoek en de
rapportage gaat uit van de rechter of officier van justitie, niet van de patiënt;
- Er is sprake van een juridische vraagstelling en de aanwezigheid van een psychische stoornis kan
bepaalde juridische gevolgen hebben;
- De positie van de onderzochte persoon is bijzonder: er staat een ander belang op het spel;
- Er is sprake van beperkte vrijwilligheid bij het toestaan en ondergaan van het onderzoek;
- De betrokkene heeft weinig invloed op de uitslag en de consequenties;
- Forensisch onderzoek is niet bedoeld om klachten te verlichten of te behandelen;
- Het hoeft bij forensisch onderzoek niet te gaan om een patiënt, het kan ook juist de afwezigheid
van een stoornis aantonen.
De rechtspositie van de betrokkene:
- De onderzochte moet informatie krijgen over de psychiater, het doel en de vraagstelling;
- Rol-onduidelijkheden moeten worden vermeden. De onafhankelijkheid moet in stand blijven;
- Betrokkene moet op de hoogte zijn dat hij het onderzoek kan weigeren;
- Er mogen alleen gevalideerde psychologische testen worden gebruikt;
- De psychiater moet zich onthouden van vragen, opmerkingen of meningsuitingen die buiten zijn
deskundigheidsterrein liggen;
- Het forensische rapport mag zonder toestemming van de betrokkene niet worden gebruikt voor
een ander doel;
- Betrokkene heeft recht op inzage van de rapportage.
1.4 Forensische gedragskunde
Vroeger was de psychiatrie de enige ‘gedragsdeskundige’ discipline waarvan wetgeving en
rechtspleging gebruik konden maken. Er is veel veranderd sinds de ontwikkelingen vanaf 1950 in het
strafrecht. Men zou vanaf dat moment kunnen spreken van een multidisciplinaire forensische
gedragskunde. De gedragsdeskundige disciplines werden erkend bij de wetswijziging in 1988, waarbij
onder andere werd bepaald dat voor de oplegging van tbs met bevel tot verpleging van
overheidswege rapportage vereist was van twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines,
onder wie een psychiater. Ook gold dit voor het uitbrengen van adviezen over de verlenging van tbs.
De psychiater beschikt over bevoegdheden en verantwoordelijkheden die de andere
gedragsdeskundigen (psychologie en pedagogiek) ontberen. Ook is de psychiater deskundig op het
gebied van lichamelijke oorzaken en bevoegdheid tot gedragsbeïnvloeding.
De psychologie en pedagogiek heeft bijgedragen aan de diagnostiek en behandeling van
gedragsstoornissen. De disciplines hebben instrumenten ontwikkeld die de diagnostiek en
behandeling van psychiaters ondersteunen, aanvullen of kritisch toetsen.
1.5 Forensische psychiatrie in een bredere context
De forensische psychiatrie heeft een onafhankelijke voorlichtingsfunctie ten behoeve van de
rechtspraak. Ook heeft de forensische psychiatrie een rol tijdens de executie van straffen en
maatregelen in het kader van de verantwoordelijkheid van de minister van Justitie voor de zorg voor
psychisch gestoorde justitiabelen. Het behelst de zorg voor psychisch gestoorde gedetineerden en
behandeling van tbs-gestelden en het adviseren gedurende de gehele rechtsgang. De forensische
psychiatrie heeft een belangrijke functie in de samenwerking met instellingen voor de algemene
gezondheidszorg, verslavingszorg en gehandicaptenzorg.
Het is ook van belang bij ontwikkeling van wet- en regelgeving en wetenschappelijk onderzoek.
3
, Samenvatting De psychiatrie in het Nederlandse recht
Hoofdstuk 2 Historische reflecties over psychiatrie en recht
2.1 Van de verlichting naar de negentiende eeuw
Er hebben veel revolutionaire veranderingen plaatsgevonden in het westerse denken, waaronder de
Franse Revolutie. Voltaire (1694-1778) was tegen onrecht, machtsmisbruik, willekeur en barbaars
geweld. Hij pleitte ervoor om het recht vast te leggen in wetten om willekeur van de vorst en de
hogere standen tegen te gaan, standsvoorrechten af te schaffen en rechtszekerheid te bevorderen.
Behoefte aan codificatie: het recht samenvatten en vastleggen in wetboek en begrijpelijk maken.
In 1809 werd een eigen Crimineel Wetboek ingevoerd, in 1811 de Code Pénal en in 1886 Wetboek
van Strafrecht. Aan het begin was het vooral gericht op door vergelding en afschrikking, want men
had een vrije wil en kan zich schuldig maken.
Ook in de psychiatrie vonden er revolutionaire veranderingen plaats. Psychiatrie is de behandeling
van psychisch gestoorden. In de tweede helft van de 18e eeuw vond men dat krankzinnigen,
gevangenen en armen niet gezamenlijk moesten worden opgesloten. De verzorging van geestelijk
gestoorden in inrichtingen kreeg een ander karakter, de zwakken kregen meer aandacht. Er ontstond
een meer medische aanpak. Een meer humane verzorging werd ontwikkeld onder de naam ‘moral
treatment’. William Tuke ontwikkeld een gesticht dat was gericht op opvoeding, arbeid en onderwijs.
Vanaf de 15e eeuw tot eind 18e eeuw werden ‘lettres de cachet’ gebruikt om mensen te kunnen
opsluiten zonder proces, deze mensen werden in 1790 allemaal vrijgelaten. Pinel, medicus, wist een
regime van behandeling zonder fysieke dwang door te voeren in 1793. Foucault had kritiek op Pinel
en Tuke, de afschaffing van dwangmiddelen zou namelijk slechts een nieuwe vorm van terreur
betekenen, dwang door het inboezemen van angst en geforceerde onderwerping. Deze denkwijze
van Foucault moet wel met een korreltje zout worden genomen, omdat het vaak geen bewijs had.
Wettelijke regelingen voor de opsluiting van psychisch gestoorden lieten nog lang op zich wachten.
In Italië, Engeland en Berlijn werden wel wat bepalingen en wetten hieromtrent ontwikkeld, Amerika
liep een beetje achter. Benjamin Rush was de vader van de Amerikaanse psychiatrie, hij gaf als eerste
een wetenschappelijke basis aan onderzoek en behandeling van geestelijk gestoorden. In het begin
van de 19e eeuw ontstonden verschillende nieuwe klinisch-psychiatrische beschouwingen.
Moral insanity = dat er psychische stoornissen kunnen bestaan zonder intellectuele defecten,
geestesziekte op het gebied van gevoelsleven.
2.2 Recht en psychiatrie in de negentiende eeuw
‘McNaughten rule’ = de verdachte geldt als geestelijk gezond tenzij het tegendeel wordt bewezen.
Daartoe moet worden aangetoond dat hij ten gevolge van een geestesziekte de aard en de strekking
van de daad die hij beging niet besefte, of dat hij niet wist dat wat hij deed verkeerd was.
à De right-wrong test, geldt in veel landen nog steeds (common law system).
In Nederland bleef de zorg van verpleegden in gestichten erg lang achter. Een Utrechtse hoogleraar
deed in 1837 een aanklacht tegen de ellende en de schandelijke verwaarlozing van de patiënten. In
1841 boord de eerste Krankzinnigenwet mogelijkheden voor toezicht en verbetering. Het aantal
inrichtingen werd uitgebreid, particuliere initiatieven droegen hier sterk aan bij. In 1884 kwam er een
nieuwe Krankzinnigenwet, tot dat deze in 1993 werd vervangen door de Wet Bopz.
In de 19e eeuw was de wetenschap erg materialistisch. De natuurwetenschappen waren in opkomst.
In 1823 werd het Nederlands Genootschap tot zedelijke verbetering der gevangenen opgericht, de
eerste aanzet tot de reclassering van nu.
Ook in het Nederlandse strafrecht stond humaniteit steeds meer op de voorgrond. In 1813 werd
dwangarbeid afgeschaft, in 1854 de lijfstraffen en in 1870 de doodstraf. De moderne richting in het
strafrecht kwam tot verdere ontwikkeling in een periode waarin zowel natuur-, medische als sociale
wetenschappen aan kracht wonnen en waar een deterministisch mensbeeld centraal stond. De straf
kreeg hier een taak bij de bescherming van de samenleving tegen misdaad.
4
, Samenvatting De psychiatrie in het Nederlandse recht
Morel meende dat er geestelijke afwijking bestonden door overerving. Hij sprak van degeneratie, die
in de loop van enige generaties de ondergang bracht. Lombroso zag menselijk gedrag in samenhang
met lichamelijke kenmerken. Delinquenten zouden zijn achtergebleven in de ontwikkeling van de
mensheid. De gerechtelijke geneeskundige rapporten waren sterk doortrokken vanuit die gedachtes.
Er kwamen internationale congressen over criminele antropologie. In 1909 bekritiseerde Bonger de
theorie van Lombroso. Er ontstond al snel discussie tussen degenen die meer nadruk legden op de
sociale oorzaken en de verdedigers van de individuele oorzaken van criminaliteit.
2.3 De berechting van jeugdigen rond de eeuwwisseling
Toen er nog weinig aandacht werd geschonken aan de persoon van de dader, werd er weinig
onderscheid gemaakt in de berechting van kinderen en volwassenen. In het Wetboek van 1809 werd
dit wel gedaan. Kinderen onder de 12 jaar konden geen straf krijgen, 12 tot 15-jarige kinderlijke
straffen en 15 tot 18-jarige volwassenstraffen in verzachte vorm. In het Wetboek van 1886 werd
weer een nieuwe leeftijdsgrens gehanteerd. Een kind jonger dan 10 jaar kon geen straf krijgen, tot 16
jaar was de strafmaat lager dan die voor volwassenen. Er waren wel mogelijkheden voor een
opvoedingsgesticht, maar vaak ontbraken de middelen hiervoor.
In 1905 ontstonden de eerste Kinderwetten. De minimumleeftijd werd weer afgeschaft, want men
vertrouwde op de wijsheid van de rechter. Het was een grote ommekeer, vooral vanwege de
veranderde mentaliteit. Het gaat om behandeling van het kind en voorkoming van herhaling.
2.4 Uit de ontstaansgeschiedenis van de tbs en de forensische psychiatrie – 1795-1928
In de geschiedenis van het strafrecht kent men de klassieke richting (verlichting) en de moderne
strafrechtschool (1870). Bij de klassieke richting stond humanisering centraal, bij de moderne school
experimenteel onderzoek en aandacht voor de delinquent. Men ging zich steeds meer afvragen of
straf wel rechtvaardig en zinvol was, omdat het vaak verschillende oorzaken heeft. De beveiliging van
de maatschappij stond voorop, daarom werden overlastplegers opgesloten of afgezonderd.
Van Hamel was een jurist en belangrijk vertegenwoordiger van de moderne school, hij stelde de
volgende maatregelen voor:
1. Voor lichtere gevallen van een maatregel of straf als waarschuwing ter afschrikking;
2. Voor zwaardere gevallen behandeling en verpleging van langere duur, met als doel verbetering
en genezing. Hij pleit voor speciale inrichtingen, terbeschikkingstelling (max 10 jaar) met
periodieke afweging over voortzetting;
3 Voor zeer zware gevallen ook terbeschikkingstelling van de regering, maar de plicht om na 10
jaar te overwegen of verdere verlenging noodzakelijk is.
In 1928 werden de Psychopatenwetten ingevoerd. Een groot probleem in deze eeuw was de niet
duidelijk gestoorde maar wel gevaarlijke, recidiverende misdadigers. Als er geen stoornis werd
aangetoond moesten zij volgens het normale recht worden gestraft voor hun delicten. Maar de kans
is erg groot dat zij na hun straf recidiveren Hierom kwam er in 1929 een speciale maatregel, de
bewaring voor beroeps- en gewoontemisdadigers. Deze maatregel kon worden opgelegd naast de
straf. Deze maatregel is in de praktijk nooit uitgevoerd, het was moeilijk te rechtvaardigen.
De tbr werd wel succesvol ingevoerd vanwege de volgende redenen:
- De gevaarlijkheid zou meer exact te voorspellen zijn vanuit hun stoornis;
- De tbr kon beter worden gerechtvaardigd, omdat de belangen van de gestoorden met
behandeling gediend waren.
2.5 De ontwikkeling van de tbs en de forensische psychiatrie in de periode 1928-1988
In 1928 werd de eerste voorziening voor observatie, rapportage en verpleging gevestigd. De
toename van het aantal tbs-gestelden ging zo snel dat in 1933 de Stopwet werd ingevoerd. Er kwam
een aanscherping voor de criteria voor oplegging van de tbr-maatregel: de beveiliging van de
maatschappij moest door de oplegging worden bevorderd, en vermogensmisdrijven mochten amper
nog tot een tbr leiden. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd de Stopwet geschrapt.
5