Samenvatting Forensische psychiatrie
Boeken: Psychiatrie: Van diagnose tot behandeling, van Deth, 6e druk & De psychiatrie in het Nederlandse
recht, Raes & Bakker, 7e druk.
Literatuur:
Hoorcollege 1:
Raes & Bakker – H1: Inleiding
Van Deth – H1: Psychiatrie en maatschappij
Hoorcollege 2:
Raes & Bakker – H2: Historische reflecties over psychiatrie en recht
Hoorcollege 3:
Raes & Bakker – H6: Het psychologisch onderzoek pro Justitia
Raes & Bakker – H7: Het strafrechtelijk psychiatrisch gedragskundigenonderzoek (‘pro Justitia’)
Van Deth – H2: Diagnose
Van Deth – H3: Verklaring
Hoorcollege 4:
Raes & Bakker – H13: Taxatie van de kans op delictrecidive in de forensische psychiatrie: methoden en
instrumenten voor risicotaxatie
Hoorcollege 5:
Van Deth – H6: Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen
Van Deth – H19: Neurocognitieve stoornissen
Raes & Bakker – H3: Psychiatrie en burgerlijk recht: beschermingsmaatregelen voor meerderjarige
wilsonbekwamen
Raes & Bakker – H4: De Wet Bopz
Van Deth – H7: Schizofrenie en andere psychotische stoornissen
Van Deth – H8: Depressieve- en bipolaire-stemmingsstoornissen
Van Deth – H9: Angststoornissen
Hoorcollege 6:
Van Deth – H10: Dwangstoornissen
Van Deth – H11: Trauma- en stressorgerelateerde stoornissen
Raes & Bakker – H11: De terbeschikkingstelling
Raes & Bakker – H12: De tenuitvoerlegging van de maatregel tbs
Van Deth – H20: Persoonlijkheidsstoornissen
Hoorcollege 7:
Raes & Bakker – H9: Psychiatrische zorg in het gevangeniswezen
Raes & Bakker – H10: Ambulante forensische behandeling
Van Deth – H4: Behandeling
Van Deth – H5: Verloop en preventie
Hoorcollege 8:
Raes & Bakker – H14: Jeugdrecht en Kinderrechten
Raes & Bakker – H15: Psychiatrie in jeugdrecht, kinder- en jeugdpsychiatrische aspecten
Hoorcollege 9:
Raes & Bakker – H5: Toerekeningsvatbaarheid
Hoorcollege 10:
Van Deth – H16: Stoornissen rond seksualiteit en sekse
Van Deth – H17: Impulsbeheersingsstoornissen en gedragsstoornissen
Van Deth – H18 Stoornissen in het gebruik van alcohol en drugs
,Hoorcollege 1 Introductie in de forensisch psychiatrie en psychologie, Verkenning van het
werkveld:
Er zijn drie deelgebieden van forensische psychologie/psychiatrie:
- Verklaring van criminaliteit (niveau van individu)
- Voorspelling van criminaliteit (en recidive)
- Behandeling van verdachten/daders
Criminologische theorieën:
- Containment theorie: gaat om de innerlijke containment. Het gaat erom dat iemand een
niet-criminele identiteit gevormd heeft. Iemand moet dus controle houden en de druk van
buitenaf om crimineel gedrag te vertonen, weerstaan. Gaat om frustratietolerantie en
normgerichtheid. Je moet dus innerlijke containment hebben.
o De behandeling richt zich op realistische doelen die het vormen van de niet-criminele
identiteit ondersteunen.
- Bindingstheorie: mensen plegen geen criminaliteit als zij goede bindingen met de
maatschappij hebben (attachment, commitment, involvement en belief).
o Leert ons dat behandeling niet alleen gericht moet zijn op individueel niveau
(gevoelens/cognities/gedag), het versterken van de binding met de maatschappij is
ook van belang.
- Rationele keuze theorie: je pleegt een misdrijf als de verwachte baten sterker zijn dan te
verwachte kosten.
o Leert ons dat het belangrijk is dat er controle is, bijv. reclassering die toezicht houdt.
Bij afwezigheid van controle dan zijn de te verwachte kosten immers lager.
- Strain theorie: strain ontstaat als iemand niet in staat is zijn persoonlijke doel te bereiken. Hij
kan er dan voor kiezen deviante middelen te gebruiken om dit alsnog te bewerkstelligen.
o Een behandeling moet niet téveel controle en druk kennen, want ook dan kan
stress/strain ontstaan. Je moet bij de behandeling acceptabele coping versterken,
dus dat iemand een juiste copingsmechanisme ontwikkelt om ergens mee om te
gaan.
- Labellingtheorie: door iemand een label te geven wordt hij op stereotypische manier
bekeken en behandeld, en bestaat de kans dat hij zich ook naar dat label gaat gedragen.
o Men wordt gevaarlijker naarmate zij vaker gestigmatiseerd worden. Hierin rekening
houden bij de behandeling.
Casussen uit de forensische psychiatrie:
- Michael P: veroordeeld in zaak Anne Faber. In eerdere zaak (onder meer berovingen en
verkrachtingen) heeft hij geen tbs gekregen. Hij was opstandig en bedreigend als kind, en hij
had een gevaarlijke vader. Hij was verslaafd aan cocaïne. Risicotaxatie was erg moeilijk bij
hem
- Anders Breivak: verantwoordelijk voor aanslagen in Noorwegen. Hij was tegen de islam en
marxisme. Voorheen raakte hij al verzeild in vechtpartijen met moslimbendes. Verder had hij
een redelijk normaal sociaal leven. Hij werd gediagnosticeerd met een
persoonlijkheidsstoornis. Hij verklaarde dat de aanslag gruwelijk was, maar noodzakelijk.
- Joran van der Sloot: dood van Nathalie Holloway en Stephany Ramirez. Heeft zelf gezegd dat
hij vroeger een psychiater nodig zou hebben gehad. Hij is een pathologisch leugenaar
(stelselmatig liegen) en mogelijk een psychopaat.
- Tristan van der V.: heeft in een winkelcentrum 6 mensen vermoord. Hij had een
wapenvergunning, wat vragen oproept. In 2008 deed hij een zelfmoordpoging, hij was
depressief. Hij was tevens schizofreen en onder behandeling bij de GGZ.
, - Karst T.: was de persoon die inreed op mensen tijdens Koningsdag. Hij had geen vrienden of
vriendinnen. Hij had veel geldschulden, was voorheen een zwerver en gebruikte veel
middelen. Zijn leven was moeizaam en deprimerend. Hij had overigens geen
persoonlijkheidsstoornis bleek uit onderzoek van NIFP, wel had hij een hekel aan het
koningshuis.
De forensisch psychiater bevindt zich in een spanningsveld. Hij dient de cliënt maar ook degene die
bijv. onderzoek geëist heeft. Verder staat hij onder druk van de politiek en de pers. Hij dient onder
meer: rechtbank, (Jeugd)reclassering, cliënt
Is de cliënt wel een cliënt? Vaak komt de ‘cliënt’ niet vrijwillig in aanraking met de forensische
instantie, en is het onderzoek dus vaak ook niet vrijwillig. Er is vaak weinig motivatie en ook weinig
probleembesef. Als de cliënt open is, heeft hij veel te verliezen. Daarom wantrouwt hij de FP soms
ook en wilt hij de bemoeienis niet.
Raes & Bakker – H1: Inleiding
Forensische psychiatrie
De psychiatrie heeft tot taak de diagnostiek en behandeling van mensen met psychische stoornissen.
In de geneeskunde gaat het eigenlijk om normaal vs. abnormaal zijn. Dat wat meetbaar (empirisch-
statistisch) afwijkt van de norm wordt als abnormaal beschouwt. Dat onderscheid is echter niet
voldoende voor de psychiatrie; er worden ook andere perspectieven bij betrokken. De
fenomenologie legt in dit opzicht de nadruk op de abnormale (inter) subjectieve ervaring. Bij iets wat
abnormaal is wordt de intermenselijke ervaringssamenhang doorbroken. Ook kan je het benaderen
vanuit de culturele en maatschappelijke context: wat abnormaal is wordt bepaald door de heersende
machtsverhoudingen. De definitie van ‘gezondheid’ is een toestand van lichamelijk, psychisch en
sociaal welbevinden.
1.1 Psychiatrische diagnostiek
Omstreeks 1900 werd er door Kraepelin een systematische ordening aangebracht in wat tot dusver
gold als verzameling van allerlei mogelijke psychische stoornissen. Hij kwam dus met een
psychiatrische ziekteleer (nosologie). Sindsdien zijn er veel theorieën ontwikkeld voor de verklaring
van afwijkend gedrag. Daarbij keerde de fenomenologie zich tegen het objectivisme en positivisme.
Zij stellen dat elke waarneming plaatsvindt in de intersubjectieve ruimte tussen waarnemer en het
waargenomen. De mens maakt niet alleen deel uit van de natuur, hij is ook zingever aan zijn eigen
werkelijkheid (erklären vs. verstehen). Sinds Kraepelin is er ook een diagnostisch classificatiesysteem
geïntroduceerd, de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM). Dit is echter niet
erg van toevoeging in de voorlichting aan de rechter. Het is bruikbaar voor wetenschappelijk
onderzoek.
1.2 Situering van het forensisch psychiatrisch onderzoek
Het forensisch psychiatrisch onderzoek vindt plaats binnen een juridisch kader. De forensisch
psychiater moet du op de hoogte zijn van wet- en regelgeving. Er zijn meerdere verschillen ten
opzichte van een gewone arts-patiëntrelatie:
- Het onderzoek vindt plaats in het kader van de rechtsspraak. Het onderzoek is dus vaak niet
aangevraagd door de patiënt zelf, maar door een rechter/OvJ.
- Er is sprake van een juridische vraagstelling, dus de aanwezigheid van een psychische
stoornis heeft juridische gevolgen
- Voor de betrokkene staat meestal een ander belang van de gezondheid op het spel, bijv. of
hij toerekeningsvatbaar is
- Er is een beperkte vrijwilligheid in het ondergaan van het onderzoek (want: niet zelf het
initiatief genomen en belagen staan op het spel)
, - De betrokkene heeft weinig tot geen invloed op de uitslag en consequenties van het
forensisch onderzoek, de rechter beslist welke gevolgen het zal hebben
- Het onderzoek is dus niet bedoeld om klachten te verlichten of te behandelen
- Het hoeft niet altijd te gaan om een patiënt: het onderzoek kan ook de afwezigheid van een
stoornis aantonen
Ook de rechtspositie van de persoon waarover gerapporteerd wordt verdiend aandacht:
- Aan de onderzochte moet duidelijkheid worden gegeven over de rol en positie van de
psychiater, het doel van het onderzoek en de vraagstelling in het onderzoek
- Rol-onduidelijkheden moeten worden vermeden en onafhankelijkheid van de psychiater
moet worden gewaarborgd. Als een psychiater iemand eerder behandeld heeft kan hij niet
als onderzoek psychiater fungeren
- Betrokkene moet op de hoogte zijn van het feit dat hij het recht heeft om forensisch
onderzoek te weigeren. Hij moet ook op de consequenties daarvan gewezen worden.
- Bepaalde onderzoeksmethoden mogen niet worden toegepast, bijv. hypnose en bepaalde
medicijnen die zouden leiden tot het vertellen van de waarheid
- Het rapport mag zonder toestemming van betrokkene niet voor andere doeleinden gebruikt
worden
- Betrokkene mag het rapport inzien
- De psychiater onthoudt zich van vragen, opmerkingen of meningsuitingen die buiten zijn
deskundigheid liggen
Maximale openheid met behoud van optimale distantie.
1.3 Forensische gedragskunde
Niet alleen psychiaters hebben zeggenschap in het forensisch werkveld, ook bijv. psychologen en
pedagogen. Psychiaters hebben bevoegdheden en verantwoordelijkheden die andere
gedragsdeskundigen niet hebben (bijv. medische handelingen). Ook hebben zij meer deskundigheid
over bijv. lichamelijk oorzaken van gedragsstoornissen en kan hij dus medicijnen voorschrijven. Er
bestaat een overlap in diagnostiek en behandeling.
1.4 Forensische psychiatrie in een bredere context
Forensische psychiatrie is niet alleen toepasbaar in het strafrecht, maar ook in het jeugd-, bestuurs-
en civielrecht. Tijdens de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen speelt het ook een rol; de
zorg voor psychische gestoorde gedetineerden en de behandeling van terbeschikkinggestelden, het
adviseren over bijzondere voorwaarden/regelingen gedurende de gehele rechtsgang.
Van Deth – H1: Psychiatrie en maatschappij
1.1 Gek of ziek?
Er zijn drie grote stromingen, die naast elkaar voorkomen: biologisch, psychotherapeutisch en de
sociale richting (niet mensen zijn ziek, maar de maatschappij). Er is een onderscheid tussen
gezondheid en normaliteit. Wie normaal is, voldoet aan een bepaalde norm van een specifieke
sociale groep. Iemand die abnormaal is wijkt dan af van die norm. De beoordeling of gedrag normaal
is, hangt af van verschillende criteria:
- Kenmerken van de beoordeelde persoon, zoals leeftijd, geslacht, beroep, maatschappelijke
positie en sociale rol.
- Tijd en plaats van het gedrag (tijdens carnaval is in pyjama op straat zijn niet gek)
- Waarden en normen van de heersende cultuur en tijdsgeest. Een voorbeeld is de discussie of
homoseksualiteit een afwijking is.
Abnormaal gedrag is niet gelijk gestoord gedrag. Iemand die hyperintelligent is, is abnormaal, maar
niet gestoord. Verder geldt hoe hoger de eisen van een bepaalde omgeving, hoe minder
aanvaardbaar een bepaalde afwijking wordt.