Samenvatting grondtrekken Nederlands strafrecht
H1 Inleiding
Het strafrecht houdt zich bezig met personen die een strafbaar feit hebben
gepleegd.
Als een burger een strafbaar feit pleegt, moet hij verantwoording afeggen aan
de overheid, die hem namens de samenleving een straf kan opleggen. De enige
die een verdachte voor de rechter kan brengen is de oficier van justitie.
Doelen van strafen
1. Vergelding het kwaad van de dader wordt in eerste plaats vergolden met
leedtoevoeging. Dit kan zorgen voor een morele genoegdoening voor de
samenleving.
2. Preventie de gedachte hierachter is dat mensen geen straf willen krijgen,
dus zullen zij gedrag dat mogelijk tot straf leidt, zoveel mogelijk proberen te
voorkomen. Dit opleggen van een straf moet ertoe leiden dat minder mensen
strafbare feiten gaan plegen.
Speciale preventie: voorkomt dat de dader opnieuw in de fout gaat
Generale preventie: voorkomt dat anderen het strafbaar feit zullen
begaan
Soorten strafrecht
Materieel strafrecht: bepaalt welk gedrag niet toegestaan is en welke
personen daarvoor kunnen worden gestraft. Het gaat dus om
strafbepalingen, maar ook uitsluiting van strafbaarheid (bijv. noodweer) en
uitbreiding van strafbaarheid (bijv. poging).
Formeel strafrecht: bepaalt welke regels moeten worden gevolgd wanneer
een norm van het materiële strafrecht is overtreden (bijv. de bevoegdheden
voor politie, inhoud dagvaardingen, instellen hoger beroep etc.).
Sanctierecht: heeft betrekking op de voorwaarden waaronder bepaalde
strafen mogen worden opgelegd en ten uitvoer gelegd (bijv. mag een
taakstraf worden opgelegd).
Commune strafrecht: het strafrecht dat in wetboeken is opgenomen
Bijzonder strafrecht: strafbepalingen uit andere wetten (bijv.
wegenverkeerswet). De bepalingen uit boek I Sr zijn ook van toepassing op de
bijzondere wetten die strafbaar zijn gesteld (art. 91 Sr).
De invloed van internationaal en supranationaal recht
Als gevolg van verdragen van Nederland verplicht zijn om bepaald gedrag
strafbaar te stellen of bepaalde bevoegdheden in het leven te roepen. Hier
hebben we het over internationaal recht, met recht dat tussen de staten geldt.
Bij supranationale regels gaat het om regels die een internationale organisatie
oplegt waar lidstaten bij die organisatie zich aan moeten houden (bijv. EU,
uitspraken EHRM etc.)
,H2 Inleiding materieel strafrecht
Plaats en structuur van strafbepalingen
Welk gedrag strafbaar is, wordt in de eerste plaats aangegeven door de wet. De
inhoud van die wettelijke verbodsbepalingen wordt soms verder ingevuld door
rechtspraak.
Een strafbepaling in de meest gekwalifceerde vorm bestaat uit:
- Delictsomschrijving: geeft aan welke ongewenste gedraging de wetgever
strafbaar heeft willen stellen
- Kwalifcatie-aanduiding: maakt duidelijk hoe het gedrag in juridisch opzicht
moet worden benoemd
- Strafbedreiging: bepaalt welk soort straf mag worden opgelegd
Niet alle strafbepalingen kennen een dergelijke duidelijke omschrijving van het
strafbare gedrag en een kwalifcatie-aanduiding, deze wordt in sommige
bepalingen al geacht in de delictsomschrijving te liggen.
De opbouw van het strafbare feit
Een strafbaar feit is een menselijke gedraging die valt binnen de grenzen van
een wettelijke delictsomschrijving, die wederrechtelijk is en aan schuld te
wijten. Deze 4 componenten zijn cumulatieve voorwaarden.
1. Menselijke gedraging dit kan worden gedaan door een natuurlijk persoon
of een rechtspersoon. Niet alleen actief optreden kan als gedraging worden
aangemerkt, ook het nalaten.
2. De wettelijke delictsomschrijving gedragingen zijn pas strafbaar als zij in
de wet terug te vinden zijn. Wetten zijn echter niet specifek van alle
denkbare feiten voorzien, daarom moeten ze worden geïnterpreteerd.
3. De wederrechtelijkheid er wordt gekeken of de gedraging in strijd met het
recht is. Sommige gedragingen kunnen in bepaalde omstandigheden niet als
wederrechtelijk worden aangenomen, dan is er sprake van een
rechtvaardigingsgrond (bijv. noodweer).
4. Schuld niemand kan gestraft worden zonder dat hij schuld heeft. Als
iemand een andere optie had dan het overtreden van de wet, dan bestaat er
verwijtbaarheid. Als de verwijtbaarheid ontbreekt is er sprake van een
schulduitsluitingsgrond (bijv. ontoerekeningsvatbaarheid).
Legaliteit en interpretatie
Strafbepalingen moeten altijd in het geschreven recht terug te vinden zijn
(legaliteitsbeginsel). Dit kunnen ook APV’s zijn. Dit heeft tot doel de
rechtszekerheid te bewerkstelligen.
Een gedraging is pas strafbaar als het ten tijde van het begaan van het feit in de
wet strafbaar is gesteld (verbod van terugwerkende kracht).
Omdat de wet algemene regels moet geven, is zij wat vaag. In individuele zaken
zal de rechter moeten uitmaken of het concrete gedrag van een verdachte onder
een delictsomschrijving te brengen valt. In moeilijke gevallen moet hij de wet
interpreteren.
Voor het interpreteren van wetstermen bestaat een aantal methoden. De
belangrijkste zijn:
, Wetshistorische interpretatie: er wordt gekeken naar de
totstandkomingsgeschiedenis van de bepaling in kwestie (bijv.
kamerstukken).
Grammaticale interpretatie: de inhoud van de wet wordt bepaald a.d.h.v.
taalkundige betekenis van de woorden in de bepaling.
Systematische interpretatie: de wet wordt uitgelegd a.d.h.v. de wet.
Teleologische interpretatie: er wordt gekeken naar het doel van de
wet(gever).
Bestanddelen en elementen
De twee componenten wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid worden
elementen genoemd. De onderdelen van de delictsomschrijving de
bestanddelen. De bestanddelen van de delictsomschrijving zijn de onderdelen
waaruit een delictsomschrijving is opgebouwd.
Bestanddelen vindt men dus in een wettekst, terwijl elementen de niet in de wet
opgenomen voorwaarden voor strafbaarheid zijn. Als dus aan alle bestanddelen
is voldaan en aan de beide elementen is er altijd sprake van een strafbaar feit.
Wederrechtelijkheid als bestanddeel
In een aantal gevallen heeft de wetgever wederrechtelijkheid als bestanddeel
van de delictsomschrijving opgenomen. Wederrechtelijkheid is dus altijd een
voorwaarde voor strafbaarheid. Wanneer het geen element is, maar een
bestanddeel en bij een delict het bestanddeel wederrechtelijkheid ontbreekt,
kan men zeggen dat het delict niet is gepleegd. Als de wederrechtelijkheid als
element ontbreekt, dan is dit anders.
Soorten delicten
Het onderscheid tussen een misdrijf en overtreding is van belang voor:
- Procesrechtelijke reden: de indeling naar misdrijven en overtredingen
bepaalt welke rechter bevoegd is (absolute competentie).
- Poging en medeplichtigheid aan een overtreding zijn niet strafbaar, bij een
misdrijf wel.
- Veel dwangmiddelen zoals het aftappen van een telefoon, mogen slechts
worden toegepast in geval van verdenking van een misdrijf.
Formele en materiële delicten het onderscheid hiertussen heeft betrekking op
de manier waarop een delict in de wet is omschreven (bijv. het dragen van een
vuurwapen).
Formele delicten: staan omschreven als een handeling, een specifek
omschreven activiteit.
Materiële delicten: de handeling wordt niet strafbaar gesteld, maar het gevolg
(bijv. doodslag). Er wordt dus helemaal niet gekeken naar de handeling, maar
het gevolg. Deze delicten worden ook wel gevolgsdelicten genoemd.
Commissiedelict: er wordt een doen of handelen strafbaar gesteld, of het gevolg
ervan.
Omissiedelict: het nalaten wordt strafbaar gesteld. De wet maakt dan duidelijk
wie wel had moeten handelen (bijv. getuige van iemand die verdrinkt)
Oneigenlijke omissiedelict: als het delict is geformuleerd als een
commissiedelict, terwijl het wordt gepleegd door een nalaten (bijv. baby niet
voeden met gevolg tot doodslag). In deze gevallen vermeld de wet niet wie
verplicht was te handelen, dit moet de rechter dan doen.
Gronddelicten: Een bepaalde gedraging is strafbaar gesteld (bijv. doodslag)
, Gekwalifceerd delict: Ernstiger dan het gronddelict. Gaat om zelfde delict,
alleen met extra bestanddelen (bijv. moord). Er is een zwaardere
strafbedreiging dan het gronddelict.
Geprivilegieerd delict: T.o.v. het gronddelict is dit een minder zware variant.
Het is het tegenovergestelde van een gekwalifceerd delict.
Causaliteit
Dit is de leer van oorzaak en gevolg. Als de relatie tussen twee gebeurtenissen
te beschrijven is als oorzaak en gevolg, dan zegt men dat er tussen de
gebeurtenissen een causaal verband bestaat. Dit komt vaak aan de orde bij
materiële delicten.
Oorzakelijkheidsleren zijn:
- Conditio sine qua non: indien bij het ontbreken van een schakel in de reeks
der gebeurtenissen het gevolg zou zijn uitgebleven, deze schakel kennelijk
onmisbaar is en derhalve als oorzaak aan te wijzen is. Een tekortkoming
hiervan is dat de oorzakelijkheid oeverloos wordt (bijv. de ouders van een
moordenaar de schuld geven dat zij geen kind hadden moeten krijgen).
- Causa-proximaleer: de veroorzakende factor die het dichtst bij het gevolg
ligt, moet in juridisch opzicht als oorzaak gelden. Deze theorie geeft niet de
mogelijkheid om verder weg liggende, relevante factoren te betrekken in de
causaliteit.
- Voorzienbaarheidsleer: de nadruk wordt gelegd op de handeling waarvan
kan worden gezegd dat deze een gevolg heeft dat naar algemene
ervaringsregels redelijkerwijs voorzienbaar was.
- Redelijke toerekening: dit wordt door de Hoge Raad gebruikt in het arrest
Letale longembolie. Het laat de vraag een beetje open wanneer nu precies de
toerekening ‘redelijk’ te noemen is.
Vuistregels:
1. Als het letsel in beginsel niet dodelijk is, maar het slachtofer overlijdt
toch, door een omstandigheid waar de verdachte geen invloed op heeft
uitgeoefend, spreken we niet van een causaal verband.
2. Wanneer het letsel in beginsel niet dodelijk is, maar door een normale
complicatie komt het slachtofer te overlijden, kan de dood redelijkerwijs
aan de verdachte worden toegerekend.
3. Als het letsel in beginsel zonder medisch ingrijpen dodelijk is, valt dit toe
te rekenen aan de verdachte. Zonder medisch ingrijpen was het
slachtofer immers overleden.